Gantantra diwas (Dag van de Republiek), herinnert aan de dag waarop in 2008 de monarchie door het parlement werd afgeschaft. Hoewel hij het er niet mee eens was, werd Koning Gyanendra terzijde geschoven. Sindsdien is het een officiële feestdag in Nepal.
Daar ging nogal wat aan vooraf, het zou echter wat ver voeren voor dit blog om dat allemaal in detail op te voeren. Het feit dat Nepal tot 1990 een dictatuur was, waarbij de koning de alleenheerschappij had, leidde tot steeds meer onvrede. Vanwege massale protesten werd Nepal in dat jaar een parlementaire democratie, maar in de praktijk kwam daar niet veel van terecht. Dit leidde tot de Nepalese Burgeroorlog (1996-2006), tussen het regeringsleger en maoïstische rebellen, een strijd waarbij zo’n 13.000 slachtoffers vielen.
Middenin die burgeroorlog werd de strijd van de rebellen -ongetwijfeld onbedoeld- geholpen door een bizarre gebeurtenis, waarbij tijdens een feestje kroonprins Dipendra 9 familieleden doodschoot op 1 juni 2001.
De plaats van handeling was het Naranyahiti Paleis in de hoofdstad Kathmandu. De precieze toedracht is nog steeds niet geheel duidelijk, maar volgens ooggetuigen sloeg de kroonprins doelgericht aan het schieten. Naast zijn ouders, koning Birendra en koningin Ayshwarya, werden er nog 7 familieleden met een aantal verschillende wapens doodgeschoten: zijn jongere broer prins Nirajan en zijn enige zus prinses Shruti. Verder: prins Dhirendra, een broer van de koning, de prinsessen Shanti en Sharada, zusters van de koning; Kumar Khadga, de man van prinses Sharada en prinses Jayanti, een nicht van de koning. Vier andere familieleden raakten gewond.
Vervolgens zou de kroonprins zichzelf door het hoofd hebben geschoten. Hij leefde echter nog, raakte in een coma. In het ziekenhuis werd hij tot koning uitgeroepen, maar na een ‘regering’ van 3 dagen stierf hij op 4 juni.
Wat de aanleiding van zijn actie was is nooit opgehelderd, maar het zou te maken kunnen hebben gehad met zijn keus voor een bruid, die niet werd goedgekeurd door zijn ouders. Zelf kon hij die opheldering niet meer verschaffen.
Verder doet er een samenzweringstheorie de ronde: dat wellicht zijn oom en opvolger Gyanendra er iets te maken zou hebben. Hoewel kroonprins Dipendra rechtshandig was, bevond de kogel-ingangswond zich aan in zijn linkerslaap.
Het lichaam van Koning Birendra in de rouwstoet onderweg naar de ceremoniële brandstapel op 2 juni 2001 (foto: Ann-Marie Conrado)
Het officiële onderzoek, wat niet meer dan twee weken duurde en waarbij ruim honderd paleismedewerkers werden ondervraagd, concludeerde dat de kroonprins de enige dader was. Het hele voorval blijft echter zelfs jaren later, vragen oproepen.
De steun die er nog was voor de monarchie kalfde verder af en op 28 mei 2008 schoof het parlement de monarchie terzijde en was koning Gyanendra koning-af.
De vlag
Vlag van Nepal (1962-heden)
De vlag is een vreemde eend in de bijt vanwege zijn vorm. Het is de enige nationale vlag die niet rechthoekig is (of vierkant zoals die van Zwitserland en het Vaticaan). Het is in feite een samenvoeging (eind 19e eeuw) van twee driehoekige wimpels.In de bovenste driehoek is de maan afgebeeld, in de onderste de zon. Tot 1962 hadden maan en zon ingetekende gezichtjes.
De Nepalese vlag tot 1962 met ingetekende gezichtjes
De maan staat symbool voor de koninklijke familie, de zon voor de Rana-dynastie van de premiers. De vlag als geheel wordt ook symbolisch uitgelegd als de hoop dat Nepal net zo lang zal mogen bestaan als zon en maan. Het rood en blauw in de vlag zijn geliefde kleuren in Nepal (rood is de nationale kleur), maar hebben verder geen speciale betekenis. De vorm wordt verder in verband gebracht met de toppen van de Himalaya en ook met de twee belangrijkste godsdiensten: boeddhisme en hindoeïsme.
Sinds 2008 is Nepal een republiek. Het heeft niet geleid tot een nieuwe vlag.
Curiosa
De ongebruikelijke vorm van de Nepalese vlag leidt soms tot verrassingen! Toen de Indiase premier Narendra Modi bij een bezoek in 2018 aan Nepal de stad Janakpur bezocht, was er een podium opgesteld met de vlaggen van beide landen. Hoe het kwam is nooit helemaal opgehelderd, maar de Nepalese vlag had bij deze officiële gelegenheid een nog niet eerder waargenomen geometrische vorm aangenomen!
Het werd een plaatselijk schandaal en op de sociale media duikelden de reacties over elkaar heen.
Ook tijdens de Olympische Zomerspelen van 2016 in Rio de Janeiro, waren er op sommige locaties bijzondere versies van de Nepalese vlag te zien, waarbij de vlag op een wit veld veld werd afgebeeld in de standaard vlaggenmaat van 2:3. En dan krijg je dit:
Na Frans Guyana, de tweede vlag van vandaag, die van Guadeloupe, met dezelfde historische achtergrond
Een belangrijke feestdag in het Franse overzeese departement Guadeloupe in de Cariben, is de 27e mei: herdenking van de afschaffing van de slavernij in 1848. Het curieuze is dat de slavernij op het eiland twee keer is afgeschaft!
Guadeloupe werd door Frankrijk geannexeerd in 1635 om er tabaksplantages op te zetten. Het grootste deel van de inheemse bevolking werd tussen 1636 en 1639 door de Fransen over de kling gejaagd. In 1654 was 80% van de bevolking van Europese origine, waarvan tweederde contractarbeiders.
Guadeloupe op een eind 18e eeuwse kaart (publiek domein)
Dit getal zou in de tweede helft van de 17e eeuw drastisch veranderen met de ‘import’ van Afrikaanse slaven, nadat vanaf 1674 suikerrietplantages van start gingen. In 1671, drie jaar daarvóór dus, telde Guadeloupe 4.267 slaven, in 1700 waren dat er naar schatting 15.000.
In de chaos van de Franse Revolutie (1789-1799) schafte de gouverneur van Guadeloupe, Victor Hugues, de slavernij af. Onder Napoleon werd de slavernij echter opnieuw ingevoerd in 1802. Napoleon moest uiteindelijk het onderspit delven, maar de slavernij bleef. Het is mede aan de inspanningen van de Fransman Victor Schœlcher te danken dat er een draagvlak kwam voor afschaffing van de slavernij.
Politicus
Victor Schœlcher (1804-1893) (senat.fr)
Hoewel erfgenaam (en later eigenaar) van een grote porseleinfabriek, was Schœlcher vooral journalist. In 1834 richtte hij een vereniging op tot afschaffing van de slavernij en publiceerde om de haverklap artikelen over het onderwerp tussen 1833 en 1847. In plaats van slavernij moesten er grote centrale fabrieken op Guadeloupe (en de andere Franse kolonies in de Cariben) komen, met werknemers. Zijn werk werd zodanig politiek, dat hij uiteindelijk ook politicus werd: in 1848 werd hij staatssecretaris van de marine.
Onder zijn invloed (en na jarenlang lobbyen) nam de Franse regering in datzelfde jaar, op 27 april, de beslissing om de slavernij in de kolonies definitief af te schaffen. Het decreet werd door Schœlcher zelf geschreven. De implementatie was uiteindelijk één maand later, op 27 mei 1848. Om het tekort aan arbeidskrachten op te vullen werden er contractarbeiders uit India aangetrokken.
De feestdag wordt normaliter uitbundig en uitgebreid gevierd op het eiland.
De vlag
Vlag van Guadeloupe
Voor alle duidelijkheid: Guadeloupe is een overzees departement van Frankrijk, en daarmee onderdeel van het land zelf. De officiële vlag is dan ook die van Frankrijk (en de plaatselijke munt is de euro).
De Franse vlag, de tricolore
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat het eiland geen eigen vlag ontworpen heeft gekregen! Sterker nog: het heeft er twee, nee zelfs drie! (Of vier?)
Ontwerp 1 en 2 zijn aan elkaar gelijk, de ene is echter zwart en de andere rood. Aan de mast van Vlagblog hangt de zwarte versie. De bovenkant van de vlag toont een donkerblauwe horizontale balk, die 1/3 van de vlag inneemt. Op de balk staan drie gele fleur-de-lys (Franse lelie), vanwege de band met Frankrijk. De rest van het veld is zwart (op variant 2 is dat helderrood). Vrijwel over het gehele zwarte (dan wel rode) veld is een suikerrietstengel in groen afgebeeld. Daaroverheen is een gele zon geplaatst, met 30 uitstekende zonnestralen.
De vlag is een samenkomst van twee (of eigenlijk drie) wapens. Het wapen van de grootste stad van Guadeloupe, Point-à-Pitre, is gelijk aan de vlag, maar dan wel aan de rode versie (de hoofdstad Basse-Terre heeft hetzelfde wapen, maar dan zonder het suikerriet). De kleur zwart komt van het wapen van Guadeloupe als eiland: identiek aan dat van Point-à-Pitre, maar in het zwart dus (en de zon heeft slechts 16 stralen).
Vlaggen 3 en 4
Nog meer vlaggen? Jawel, er bestaat ook een logo-vlag voor de regio Guadeloupe (het hoofdeiland plus drie kleine eilandjes). Het is een witte vlag, met daarop een gestileerde zon en een vogel, geplaatst over een vierkant in blauw en groen. Eronder de tekst Région Guadeloupe in kapitalen en daaronder een gele streep. Wellicht een klein terzijde: je kunt vexillologen (vlaggenkenners/specialisten) geen grotere gruwel aandoen dan een logo-vlag! Ze worden algemeen tot de lelijkste vlaggen ter wereld gerekend!
Vlag 4 tot slot: dit betreft een vlagontwerp, cq voorstel, door de afscheidingsbeweging van Guadeloupe, de UPLG (l’Union Populaire pour la Libération de la Guadeloupe). Dit ontwerp is vrijwel gelijk aan de vlag van Suriname. De groene balken zijn wat smaller, de rode balk breder en de gele ster is naar de mastzijde opgeschoven.
Vandaag twee vlaggen. En niet toevalligerwijs met dezelfde historische achtergrond: de afschaffing van de slavernij. Vanmorgen Frans Guyana, vanmiddag Guadeloupe.
Het gebied, wat nu Frans Guyana is, werd al duizenden jaren lang bewoond door indianen. De Fransen arriveerden in 1604 en een aantal jaren later, in 1637, werd Cayenne gesticht, nu de hoofdstad. Het gebied wisselde in de 17e eeuw een paar keer tussen de Franse en Nederlandse kolonisators.
Hoewel het gebied o.a. ook gebruikt werd als strafkolonie, kwam het tot een echte economische bloei dankzij de plantages, die werden bewerkt door slaven. Het is mede aan de inspanningen van de Fransman Victor Schœlcher te danken dat er een draagvlak kwam voor afschaffing van de slavernij.
De drie Guyana’s op een kaart uit 1920: Brits Guyana, Suriname en Frans Guyana (Bibliographicsches Institut, Leipzig / publiek domein)
Politicus
Hoewel erfgenaam (en later eigenaar) van een grote porseleinfabriek, was Schœlcher vooral journalist. In 1834 richtte hij een vereniging op tot afschaffing van de slavernij en publiceerde om de haverklap artikelen over het onderwerp tussen 1833 en 1847. In plaats van slavernij moesten er grote centrale fabrieken in de Franse kolonies in de Cariben komen, met werknemers. Zijn werk werd zodanig politiek, dat hij uiteindelijk ook politicus werd: in 1848 werd hij staatssecretaris van de marine.
Onder zijn invloed (en na jarenlang lobbyen) nam de Franse regering in datzelfde jaar, op 27 april, de beslissing om de slavernij in de kolonies definitief af te schaffen. Het decreet werd door Schœlcher zelf geschreven. De implementatie was uiteindelijk één maand later, op 27 mei 1848.
De officiële vlag van Frans Guyana is de Franse tricolore, aangezien het een Frans overzees departement betreft. Het is zelfs de grootste EU-landmassa buiten Europa.
De Franse vlag, de tricolore
De vlag die echter in eerste instantie onofficieel geadopteerd werd als de landsvlag is die van de Union des Travailleurs Guyanais (de Guyanese Arbeiders Vakbond). De vlag stamt uit 1967.
Logo en vlag van de Union des Travailleurs Guyanais
De vlag wordt diagonaal in tweeën gedeeld van de top van de mastzijde naar de onderkant van de vluchtzijde. Links geel, rechts groen, in het midden over de scheiding van de twee kleuren heen een rode ster met vijf punten.
Op 29 januari 2010 werd deze vlag aangenomen door de Algemene Raad van Frans Guyana, maar mag bij officiële gelegenheden alleen worden gehesen met de vlaggen van Frankrijk en die van de EU. De kleuren hebben inmiddels ook een symbolische waarde gekregen: het groen staat voor de bossen van het land, het geel voor de vele delfstoffen, waaronder goud en de rode ster staat voor de socialistische oriëntatie van het departement.
Georgië werd door het Russische Keizerrijk aan het begin van de 19e eeuw geannexeerd. Na de chaotisch verlopen Russische Revolutie van 1917, zag Georgië zijn kans schoon zich los te weken van Rusland, in eerste instantie als één van de drie landen (de andere waren Armenië en Azerbeidjan) in de Transkaukasische Federatieve Republiek, die echter na een maand al uiteenviel.
Georgië verklaarde zich op 26 mei 1918 onafhankelijk onder de naam Democratische Republiek Georgië, waarna de andere twee landen Georgië’s voorbeeld volgden en zich ook onafhankelijk verklaarden.
Duitse kaart van het onafhankelijke Georgië uit 1918 (publiek domein)
Het mocht slechts drie jaar duren: in februari/maart 1921 waren de Russen onder leiding van Jozef Stalin terug, ze vielen Georgië binnen en annexeerden het opnieuw in 1922. Door tegenstanders van het communisme werd de 26e mei nog steeds gevierd, zij het clandestien.
Kaart uit 1940 van Georgië als sovjetstaat (publiek domein)
Met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie nam Georgië op 9 april 1991 de Wet op Herstel van Onafhankelijkheid aan. De 9e april staat sinds die tijd bekend als Dag van de Nationale Eenheid en de 26e mei is teruggekeerd als Onafhankelijkheidsdag.
Affiche voor Onafhankelijkheidsdag (publiek domein)
De feestdag wordt doorgaans gevierd met militaire parades, vuurwerk, concerten, markten, picknicks en politieke redevoeringen
De vlag bestaat uit een wit veld met een rood Sint-Joriskruis. In elk van de vier rechthoekige vlakken staat een rood kruis patté (een heraldisch kruis met armen die steeds breder worden).
Hoewel bronnen over de exacte geschiedenis schaars en niet altijd betrouwbaar zijn, wordt aangenomen dat de vlag in eerste instantie zónder de vier kruizen patté voorkwam. In dat geval was de vlag gelijk aan die van Engeland. Het Sint-Joriskruis vindt zijn oorsprong in de tijd van de Kruistochten en het kruis als symbool van Jeruzalem. De later toegevoegde kruizen patté verwijzen ook naar het Jeruzalem-kruis, maar lijken daar iets meer op qua vorm.
Georgië heeft in zijn complete geschiedenis zo’n 13 verschillende vlaggen gehad, maar het zou wat te ver voeren dat hier allemaal uit de doeken te doen. Maar zelfs de recente geschiedenis van het land levert de nodige variatie!
In zijn tijd als sovjet-republiek (1921-1990) had het land maar liefst vier verschillende vlaggen, waarbij de laatste, tussen 1951 en 1990 een variatie was van de nationale vlag van de Sovjet-Unie (net zoals alle andere deelrepublieken allemaal hun eigen variant hadden).
Georgië’s vlag als sovjet-republiek
Na de ontmanteling van de Sovjet-Unie werd Georgië opnieuw een onafhankelijk land in 1990. Onder leiding van president Shevardnadze werd de vlag van vóór de communistische tijd weer ingevoerd. Deze vlag van de Democratische Republiek Georgië werd toen overigens maar kort gebruikt: van 1918 tot 1921.
Vlag van Georgië (1918-1921 / 1990-2004)
Een 2.0 voor de vlag van 1918 dus, maar ook die zou het niet lang uithouden. Na de herwonnen onafhankelijkheid was het in Georgië jarenlang onrustig vanwege afscheidingsproblemen van deelgebieden en politieke conflicten tussen verschillende partijen. Door de oppositiepartij Verenigde Nationale Beweging werd in manifestaties een vlag gebruikt die nóg verder teruggreep in de Georgische geschiedenis: de vlag van het Koninkrijk Georgië, in gebruik tussen 1008 en 1490.
Links: Edoeard Sjevarnadze (1928-2014) in 1997 (publiek domein) / Rechts Micheil Saakasjvili (1967) in 2008 (publiek domein)
Uiteindelijk werd deze vlag zo populair dat de Georgische orthodoxe kerk de herinvoering ervan steunde. In 1999 keurde het parlement de wijziging van de nationale vlag goed, maar president Sjevardnadze wees het wijzigingsvoorstel af. Het land bleef onrustig en dit leidde uiteindelijk tot een ‘fluwelen’ revolutie in 2003 (de zogenaamde Rozenrevolutie), waarbij Sjevardnadze het veld ruimde en de leider van de oppositie, Micheil Saakasjvili, president werd. Opnieuw kwam het vlagvoorstel in het parlement aan de orde en op 14 januari 2004 werd -opnieuw- groen licht gegeven. Op 25 januari daaropvolgend zette president Saakasjvili zijn handtekening onder de wet. Sindsdien heeft Georgië een nieuwe (maar eigenlijk oude) vlag.
De presidentiële vlag van Georgië is zeer recent: ze stamt uit 2020, de symbolen zijn echter al eeuwenoud. De vlag is vierkant met een brede rode rand, een dun gouden kader en daarbinnen aan iedere zijde elf zogenaamde ‘wolventanden’ in rood, die naar binnen wijzen. Het binnenveld is wit met daaroverheen het ‘kleine’ wapen van Georgië, dat uit 2004 stamt. Het toont Georgië’s beschermheilige, Sint Joris, gezeten op zijn paard, die de draak verslaat. De figuren zijn in zilver op een rood veld. De halo rond het hoofd van Sint Joris is in goud uitgevoerd. De huidige president van Georgië is Salome Zoerabisjvili. Ze trad aan op 18 december 2018.
Zowel de marine, landmacht, luchtmacht en Nationale Garde voeren eigen vlaggen en die zien we hieronder.
Links: Marine- en kustwachtvlag van Georgië / Rechts: Landmachtvlag van Georgië– Deze vlag lijkt op het eerste gezicht erg op die van Denemarken, maar de Scandinavische landen hebben hun (Scandinavische) kruizen wat meer naar de mastzijde gecentreerd, wel is de vlag exact hetzelfde als die van de Franse regio SavoieLinks: Luchtmachtvlag van Georgië / Rechts: Vlag van de Nationale Garde van Georgiê– Deze vlag lijkt op die van de Dominicaanse Republiek, maar dan met omgekeerde kleuren (en minus het staatswapen)
De nationale feestdag van Argentinië herinnert aan de gebeurtenissen van mei 1810 die nu bekend staan als de Meirevolutie (Revolución de mayo).
In 1810 was het gebied wat nu bekend staat als Argentinië, onderdeel van een groter gebied onder de naam Virreinato del Río de la Plata (Onderkoninkrijk van de Río de la Plata) en daarmee deel van het Spaanse koloniale rijk. Het gebied omvatte de tegenwoordige landen Argentinië, Uruguay, Paraguay, Bolivia en delen van Chili en Brazilië. De Argentijnse hoofdstad Buenos Aires was de hoofdstad van het gebied.
Vlag van het onderkoninkrijk van de Río de la Plata / Het gebied van het onderkoninkrijk op de kaart
Junta
Aanleiding voor de ‘revolutie’ van 1810 waren gebeurtenissen in Europa. In 1808 abdiceerde de Spaanse koning Ferdinand VII ten gunste van Napoleon, die vervolgens zijn broer Joseph Bonaparte op de Spaanse troon zette. Verzet tegen de Franse bezetting leidde tot het vormen van de zogenaamde Junta Suprema Nacional, een revolutionaire regering, die de strijd aanging met de Franse bezetter.
De strijd verliep in eerste instantie ongunstig: de hele noordelijke helft van Spanje werd door Napoleon’s troepen bezet. Op 1 februari 1810 werd Sevilla ingenomen en daarmee een groot deel van Andalusië. De junta trok zich terug in het uiterste zuiden, in Cádiz en hief zichzelf op, om opgevolgd te worden door de Cosejo de Regencia de España e Indias (Raad van Regentschap van Spanje en Indië).
Onrust
Het nieuws van deze gebeurtenissen bereikte Buenos Aires op 18 mei via zojuist aangekomen Britse schepen. De verhalen uit het moederland waren verontrustend, maar de Spaanse onderkoning van de Zuid-Amerikaanse kolonie, Baltasar Hidalgo de Cisneros, probeerde de status quo te handhaven.
Baltasar Hidalgo de Cisneros (1756-1829)
Echter, een groep van de lokale Argentijnse bovenlaag, waaronder advocaten en militairen, weigerden het nieuwe regime van de junta als wettig te erkennen. Aangezien Cisneros was aangesteld door een niet meer bestaande Spaanse macht, hielden zij het onderkoninkrijk voor beëindigd. Het gezelschap stelde een eigen junta in, die in plaats van de onderkoning zou regeren. Om echter continuïteit te waarborgen, werd besloten ex-onderkoning Cisneros als president van de junta aan te stellen. Dit veroorzaakte echter alleen maar onrust in het land, waardoor Cisneros op 25 mei 1810 gedwongen werd tot aftreden, en dit keer definitief. (En daarmee hebben we de datum van deze feestdag te pakken).
Oorlog
De nieuw gevormde regering, de Primera Junta, bestond echter alleen uit vertegenwoordigers uit Buenos Aires. Daarop werd besloten ook delegaties uit te nodigen uit andere grote steden uit het Onderkoninkrijk van de Río de la Plata.
De Primera Junta, met in het midden president Cornelio Saavedra, leden van het comité Manuel Alberti, Miguel de Azcuénaga, Manuel Belgrano, Juan José Castelli, Domingo Matheu en Juan Larrea, plus de secretarissen Mariano Moreno en Juan José Paso (publiek domein)
Omdat er binnenin het koloniale rijk heel verschillend over werd gedacht, waren sommigen het eens met de nieuw uitgezette koers vanuit Buenos Aires, maar anderen absoluut niet. Dit leidde als snel tot de Argentijnse Onafhankelijkheidsoorlog (1810-1818) en uiteindelijk tot meerdere onafhankelijkheidsoorlogen van andere landen tot aan 1833 toe. Maar dat voert in dit bestek te ver. Na de val van Napoleon keerde ex-koning Ferdinand VII terug op de troon voor een tweede termijn (1813-1833).
De vlag
Vlag van Argentinië (1810/1816-heden)
De Argentijnse vlag is een horizontale driekleur in hemelsblauw, wit en hemelsblauw. Middenin de witte baan is de zogenaamde sol de mayo afgebeeld, een zon met een gezichtje in geel (of goud), omringd door 32 stralen, eindigend in punten.
Het zal niet verbazen dat de oorsprong van de vlag terug te voeren is op de gebeurtenissen voortvloeiend uit 1810. Op 25 mei dat jaar, na het aftreden van Cisneros (zie hierboven), werden op het marktplein in Buenos Aires blauw-witte kokardes uitgedeeld. Op deze bewuste middag was het in eerste instantie bewolkt, toen het echter plotseling opklaarde en de zon tevoorschijn kwam, werd dat als symbolisch gezien. Vanaf die tijd geldt de sol de mayo (meizon) als het nationale symbool van Argentinië.
Affiche voor de feestdag (publiek domein)
In de daarop volgende onafhankelijkheidsstrijd voerde de succesvolle Argentijnse generaal Manuel Belgrano zijn troepen aan met vlaggen in blauw-wit-blauw, die teruggrepen op de gebeurtenissen van 25 mei 1810.
Manuel Belgrano (1770-1820) door een onbekende artiest (publiek domein)
In eerste instantie was het dus een oorlogsvlag. Op 25 juli 1816 werd door het toenmalige collectief van volksvertegenwoordigers, het Congres van Tucumán, de vlag uitgeroepen tot nationale vlag. Op 25 februari 1818 wordt dit nog eens bevestigd door het congres (inmiddels gevestigd in Buenos Aires). Tevens wordt op die dag de sol de mayo toegevoegd.
In de 19e eeuw was de kleur blauw overigens in het algemeen donkerder. Pas vanaf 1861 is het uitsluitend hemelsblauw.
Donkerblauwe versie van de Argentijnse vlag
De kleuren van de vlag worden tegenwoordig ook symbolisch uitgelegd: het blauw voor zowel de hemel als de oceaan en het wit voor de besneeuwde toppen van het Andes-gebergte.
Tot slot: de Argentijnse vlag heeft direct invloed gehad op vlagontwerpen van andere Midden- en Zuid-Amerikaanse staten. De van 1823 tot 1838 bestaande staat Provincias Unidas del Centro de América (Verenigde Provincies van Centraal Amerika) gebruikte een vlag die in wezen een kopie was van die van Argentinië, zij het met zijn eigen staatswapen. Toen deze staat uiteenviel in 1838 in de huidige nog bestaande landen Guatemala, Honduras, El Salvador, Nicaragua en Costa Rica, namen alle vijf landen de blauwe strepen (in verschillende tinten) mee naar hun eigen vlaggen, alleen Costa Rica voegde een rode streep toe. Verder is ook de vlag van Uruguay op die van Argentinië gebaseerd, niet alleen het blauw-wit, maar ook de sol de mayo. Ook de vlag van Paraguay zou afgeleid kunnen zijn van de Argentijnse vlag, maar waarschijnlijker zijn de theorieën dat de Franse tricolore de inspiratiebron was, en wellicht zelfs de Nederlandse vlag.
De vlaggen van Nicaragua, Costa Rica, Uruguay en ParaguayDe vlaggen van Guatemala, Honduras en El Salvador
Na een strijd van tien maanden claimt de Wagner-groep, het Russische huurlingenleger, dat het Bachmoet in handen heeft. Hoewel dat voor het grootste deel van de verwoeste stad lijkt op te gaan, zijn er nog steeds Oekraïense troepen in het meest westelijke stukje van Bachmoet.
Van Bachmoet resten slechts ruïnes (screenshot)
Eén dag na de claim van de Wagner-groep, afgelopen zaterdagavond, liet de Russische president Poetin weten dat ‘de bevrijders’ staatsmedailles tegemoet kunnen zien. Het Kremlin keek erg naar de verovering uit: sinds vorig jaar zomer boekten de Russen nauwelijks nog enige terreinwinst. De stad is inmiddels het bloedigste strijdtoneel van de oorlog, waar zeker tienduizenden (volgens sommigen zelfs honderdduizenden) Russen en Oekraïeners het leven lieten.
De stad ligt volledig in puin (screenshot)
Hoewel Bachmoet volgens de meeste Westerse militaire analisten strategisch gezien weinig belang heeft, denken de Russen daar anders over. Zij zien de stad als een belangrijke opstap in de ‘bevrijding’ van de Donbas-regio, waarbij de steden Slovjansk en Kramatorsk nu ‘aan de beurt’ zijn.
Vóór de oorlog telde de stad 76.000 mensen (screenshot)
Een woordvoerder van de gezaghebbende Amerikaanse denktank Institute for the Study of War liet weten dat Bachmoet de Russische troepen geen operationeel terrein oplevert om aanvalsoperaties op te zetten, noch een sterke positie om zich te verweren tegen Oekraïense tegenaanvallen. Daar komt bij dat Oekraïense troepen de noord- en zuidflank rondom Bachmoet onder controle hebben, waardoor de stad dus deels is omsingeld.
Ondanks alles zouden er nog zo’n 3.000 tot 4.000 mensen zijn achtergebleven, meestal in kelders (screenshot)
Belgorod
In de Zuid-Russische stad en gelijknamige oblast Belgorod (niet ver van de Oekraïense stad Charkov) werden eerder deze week invallen uitgevoerd door twee gewapende Russische anti-Poetin-groeperingen, die volgens het Kremlin vanuit Oekraïne de Russische grens zouden zijn overgestoken. Er zouden gevechten zijn uitgebroken tussen deze groepen en Russische veiligheidstroepen, waarna volgens Rusland de meeste aanvallers werden verjaagd, terwijl ruim zeventig strijders zouden zijn gedood.
Wat de invallen zelf betreft: die waren zeker niet grootscheeps, het zou gaan om twee tanks, één gepantserd troepentransportvoertuig en nog zo’n tien kleinere gepantserde voertuigen. Aan Russische zijde zouden minstens twee soldaten zijn omgekomen bij een mortieraanval op een kazerne. Ook zouden er tien burgers gewond zijn geraakt en vier pantservoertuigen zijn vernietigd.
Свобода России(Vrijheid van Rusland), het logo van de LVR
De aanvallen werden opgeëist door het Russische Vrijwilligerskorps (RVK) en het (tot voorheen onbekende) Legioen Vrijheid van Rusland (LVR). Deze laatste groepering stelt op haar website onder het kopje “Waar vechten we voor?”, onomwonden:
“In tegenstelling tot de agenda van het Kremlin, is Oekraïne niet onze vijand. Onze vijand zijn dieven, moordenaars en oorlogsmisdadigers die aan de macht zijn in Rusland, die een meedogenloze oorlog ontketenden voor hun eigen voordeel. Daarom zijn we van plan om, na de volledige terugtrekking van Russische troepen uit heel Oekraïne, naar het Kremlin te gaan en deze bende moordenaars en plunderaars uiteen te drijven. En dan – om een nieuw vrij Rusland op te bouwen”.
DE LVR-vlag (Facebookpagina Легион “Свобода России”)
En onder het kopje “Hoe zien wij de toekomst?”
“De criminele oorlog in Oekraïne moet eindigen met de overwinning van Oekraïne. Daarna zal er onvermijdelijk een verandering komen in het regime van moordenaars en plunderaars in Rusland zelf. We zullen de oorlogsmisdadigers van het Kremlin verantwoordelijk stellen voor het ontketenen van bloedige conflicten met buurlanden”.
Screenshot van een filmpje van het LVR op sociale media, met onder meer de volgende boodschap: “Inwoners van Rusland! Wij zijn dezelfde Russen als jullie. Het enige verschil tussen ons is dat we de acties van de machtige criminelen niet langer wilden rechtvaardigen en de wapens opnamen om onze eer en uw vrijheid te verdedigen. Maar vandaag is het tijd dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt voor zijn toekomst. Tijd om een einde te maken aan de Kremlin-dictatuur”. Opvallend is het Oekraïense vlaggetje op een van de uniformen (screenshot)
Oekraïne zegt niets met de groeperingen te maken te hebben, maar een woordvoerder liet wel weten dat het de activiteiten met interesse volgt.
Beelden van achtergelaten en beschadigde militaire voertuigen in Belgorod werden door Rusland verspreid (screenshot)
Rusland liet later beelden zien van achtergelaten en beschadigde militaire voertuigen, waaronder Amerikaanse Humvees. De Amerikanen ontkennen echter elke betrokkenheid bij deze acties. Enkele Oekraïense militaire experts en bloggers opperden dat de beelden door de Russen in scène zijn gezet.
Overigens weerspreekt Ilja Ponomarev van het LVR dat Rusland alle opstandelingen zou hebben verjaagd. Hoewel het niet te verifiëren valt, zegt hij dat zijn groepering controle heeft over een grensstrook van 40 kilometer.
Zelensky
De Oekraïense president Zelensky heeft ook de afgelopen week weer het nodige gereisd om ervoor te zorgen dat de aandacht voor de oorlogssituatie in zijn land niet verslapt.
Top van de Arabische Liga in Jedddah, Saoedie-Arabië, waar president Zelensky te gast was en een toespraak hield (screenshot)
Hij bezocht eerst de top van de Arabische Liga in Jeddah, Saoedie-Arabië, waar hij een toespraak hield ten overstaan van de vertegenwoordigers van 22 Arabische landen, waaronder ook de Syrische president Assad, die jarenlang persona non grata was, maar nu opnieuw welkom werd geheten door voorzitter Saoedie-Arabië, in de persoon van kroonprins (en feitelijk leider) Mohammad bin Salman al-Saoed, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de moord op de Saoedische journalist Jamal Khashoggi.
President Zelensky tijdens zijn toespraak in Jeddah (screenshot)
Daarna reisde hij door naar Japan, waar hij te gast was bij de G7-top in Hiroshima. Naast de Westerse leiders ontmoette hij ‘in de zijlijn’ ook de Indonesische president Joko Widodo. Bij verschillende overleggen spraken de bondgenoten opnieuw hun steun uit voor Oekraïne en ook was er overleg in kleiner comité, zoals tussen Zelensky en de Amerikaanse president Biden.
De hoofdrolspelers in Hiroshima verzamelen zich voor een foto-moment: zoek uw vlag! (screenshot)V.l.n.r.: de Italiaanse plaatsvervanger van premier Meloni, die zelf vroegtijdig terugvloog naar Italië vanwege de overstromingen in Noord-Italië, Charles Michel (voorzitter van de Europese Raad), Olaf Scholz (bondskanselier van Duitsland), Joe Biden (president van de Verenigde Staten), Fumia Kishida (premier van Japan), Volodymyr Zelensky (president van Oekraïne), Emmanuel Macron (president van Frankrijk), Justin Trudeau (premier van Canada), Rishi Sunak (premier van het Verenigd Koninkrijk) en Ursula von der Leyen (voorzitter van de Europese Commissie) (screenshot)
Na de voorzichtig positieve houding twee weken geleden van Nederland, België en Denemarken om F-16’s aan Oekraïne te leveren, was er goed nieuws voor Zelensky. Als leverancier van de F-16’s moest de V.S. formeel toestemming geven voor zo’n transactie en die kwam er.
Het Verenigd Koninkrijk, dat zelf geen F-16’s gebruikt, sloot zich al eerder bij de de drie landen aan voor technische aangelegenheden en trainingen. De Deense waarnemend minister van Defensie, Troels Lund Poulsen, liet dinsdag weten dat zijn land vanaf juli klaar is om Oekraïense piloten te ontvangen en te trainen met de gevechtsvliegtuigen.
De vlag
Vlag van Oekraïne (1992-heden)
De vlag van Oekraïne bestaat uit twee even brede horizontale banen van blauw en geel.
Er zijn voldoende aanwijzingen dat de kleuren blauw en geel van de vlag ver terug gaan, zelfs tot de 15e eeuw. De kleuren gaan er echter pas echt toe doen wanneer de twee keizerrijken waar Oekraïne onderdeel van uitmaakte (het Russische en het Oostenrijks-Hongaarse), ophouden te bestaan.
Ook in 1918/1919 lag Oekraïne (toen de West-Oekraïense Nationale Republiek) onder vuur, zoals op deze prent wordt weergegeven: een Russische bolsjewiek in het noorden, een Rus van het Witte Leger (anti-sovjet) in het oosten met de Russische vlag met dubbelkoppige adelaar, een Poolse soldaat (liggend) naast een Hongaarse (in het rood) in het westen en twee Roemeense soldaten in het zuiden; we zien in het midden een vroege afbeelding van de Oekraïense vlag, de tekst onderin luidt “Wereldvrede in Oekraïne” (publiek domein)
De West-Oekraïense Nationale Republiek gebruikt tussen 1918 en 1919 de blauw-gele vlag. De vlag wordt gecontinueerd bij het samengaan van de twee Oekraïnes tot de Oekraïense Staat.
Tot aan 1949 heeft Oekraïne als Russische sovjet-republiek verschillende variaties van egaal rode vlaggen met de letters YCCP (Ukrayinskaya Sotsialisticheskaya Sovetskaya Respublika – oftewel Socialistische Sovjet Republiek Oekraïne) erop.
In 1949 krijgen alle Russische republieken een vlag-‘make-over’, variaties op de vlag van de Sovjet-Unie met eigen accenten. Die van Oekraïne heeft een blauwe balk aan de onderkant.
Vanaf 1990, dus nog vóór de onafhankelijkheid, wordt de blauw-gele vlag her en der al aarzelend waargenomen. Met het opnieuw zelfstandig worden, wordt de vlag officieel ingevoerd. Wettelijke status krijgt de vlag op 28 januari 1992. De eerste vlag die ooit boven het Verchovna Rada (het Oekraïnse parlement) wapperde is nu in het parlementsmuseum te zien.
Het blauw in de vlag symboliseert de hemel, het geel de uitgestrekte tarwevelden.
24 mei is Bermuda Day, een officiële feestdag op het eiland Bermuda. De datum is die van de verjaardag van Koningin Victoria.
Koningin Victoria (1819-1901) in 1887 gefotografeerd door Alexander Bassano (publiek domein)
Tijdens haar regeerperiode stond de dag op Bermuda bekend als Empire Day. Na haar dood in 1901 hield de bevolking van het eiland vast aan de 24e mei en kreeg het de nieuwe naam Bermuda Day. (Vandaag is het toevalligerwijs dus de 200ste geboortedag van koningin Victoria).
Bermuda op een ansichtkaart
De datum markeert tegenwoordig het begin van het zomerseizoen op Bermuda en traditioneel is het de eerste dag in het jaar waarop de Bermudanen zich weer op het water wagen. En hoewel ze tegenwoordig ook het hele jaar door worden gedragen, is het vanouds ook de eerste dag waarop de befaamde Bermuda shorts worden gedragen (op het eiland vaak officieel tenue).
De vlag van Bermuda is een ongebruikelijke red ensign. Gebruikelijk bij Britse kroonkolonies (of voormalige kroonkolonies) is om een blue ensign te voeren, een blauwe vlag met de Britse Unievlag in het kanton en het eigen wapen in de vlucht.
Blue en red ensign
Hoe dit zo gekomen is, is niet exact bekend, maar waarschijnlijk historisch gegroeid, doordat de eerste immigranten op Bermuda via koopvaardijschepen arriveerden. Deze schepen voerden de Britse red ensign, de koopvaardijvlag. Net als de blue ensign is de Britse Unievlag (Union Flag of Union Jack) te zien in het kanton. De vlucht vertoont het wapen van Bermuda. Dit wapen, verleend in 1910, bestaat uit een wapenschild, vastgehouden (opnieuw heel ongebruikelijk) door één enkele schildhouder, een rode Britse leeuw. Normaal is een duo van schildhouders, terzijde van het schild. Deze eenzame schildhouder doet het in z’n eentje en staat dan ook achter het schild (en kijkt extra streng de wereld in).
Het wapen van Bermuda
Het schildwapen zelf vertoont een schipbreuk. Het is de Sea Venture, het vlaggeschip van de Virginia Company, een Brits territorium aan de kust van Virginia. Op 25 juli 1609 liet admiraal Sir George Somers het schip bewust op een Bermudaans rif lopen, omdat het het schip vanwege een grote lekkage niet meer te redden was. De bemanning van 150 man (en één hond) kon veilig aan land komen. Het is het begin van de Britse aanwezigheid op het eiland.
Sir George Somers (1554-1610) en de Sea Venture (en koningin Elizabeth) op een Bermudaanse postzegel uit 1953
Waarom de ontwerper van het wapen het schip heeft afgebeeld terwijl het te pletter slaat tegen een hoog klif is een raadsel, het ging namelijk om een rif wat nauwelijks boven de oceaan uisteekt. De wapenspreuk “Quo fata ferunt” (niet op de vlag) betekent “Waar het lot ons zal brengen”.
Het vergaan van de Sea Venture, een werk van de Bermudaanse maritieme schilder Christopher Grimes (1948)
De 21e mei is onafhankelijkheidsdag in Montenegro. De naam Referendum o nezavisnosti Crne Gore (Referendum over de onafhankelijkheid van Montenegro) verwijst naar de dag in 2006 waarop dit referendum plaatsvond.
Montenegro was tot 1992 onderdeel van Joegoslavië. Toen het land daarna in rap tempo uit elkaar viel, bleef Montenegro samen met Servië zogenaamd Klein-Joegoslavië vormen. Vanaf 2003 vormde Montenegro met Servië een unieverbond. Met het referendum uit 2006 kwam hieraan een einde.
Om onafhankelijkheid te verkrijgen moest 55% van de bevolking vóór stemmen. Dit lukte nipt: de uitslag was 55,5% voor-stemmers.
De vlag is aangenomen op 13 juli 2004 en in de grondwet opgenomen op 22 oktober 2007. Hij is oranjerood, geheel goud omrand. In het midden van de vlag is het staatswapen afgebeeld.
Het staatswapen stamt uit de 19e eeuw, toen Montenegro een prins-bisdom was onder de Petrović-Njegoš-dynastie. Dit Huis had nauwe familiale en politieke banden met het Russische Keizerrijk en dat het wapen Russische trekjes vertoont, is dus niet zo vreemd. Net als in Rusland zien we een twee-koppige gekroonde adelaar, met in zijn klauwen een scepter en een rijksappel. De ‘dubbelkoppigheid’ van de adelaar geeft oorspronkelijk de autoriteit aan van de monarch over kerk en staat.
Links: wapen van het prins-bisdom Montenegro onder de Petrović-Njegoš-dynastie / Rechts: het wapen van Montenegro (2004-heden)
Midden op de adelaar is een schild geplaatst met daarop een zogenaamde lion passant, een wandelende leeuw. Waarschijnlijk is deze leeuw afkomstig van het wapen van de Republiek Venetië. De stadstaat had hier tijdens zijn hoogtijdagen veel invloed.
Montenegro schafte officieel in 1918 het Huis Petrović-Njegoš af en het feit dat het vorstelijke wapen in 2004 op de vlag geplaatst werd, viel niet bij iedereen in goede aarde. Het bleek echter een schot in de roos bij het grootste deel van de bevolking en het wapen kom je tegenwoordig overal tegen in het land.
Presidentiële vlaggen
Montenegro heeft niet één, maar twee presidentiële vlaggen, althans op papier, enig fotografisch bewijs voor het gebruik ervan is vooralsnog onvindbaar.
Presidentiële vlaggen van Montenegro
Het gaat om twee identieke vierkante vlaggen met het wapen van Montenegro en een sierrand. De rode versie is bedoeld voor gebruik aan land en de blauwe voor op zee.
Marinevlag
Daarnaast is er ook een aparte marinevlag in gebruik sinds 22 juli 2010 en die heeft de nogal afwijkende maatvoering van 2:5.
Marinevlag van Montenegro (2010-heden)
Ze is blauw met de vlag van Montenegro in het kanton en een anker in wit op de vlucht, door drie (eveneens witte) golven doorsneden.
Hier zien we de marinevlag in actie aan boord van het fregat Kotor P-33, voor anker in de grootste havenstad Bar (foto: Darko Vojinovic)
Letterlijk vertaald zou deze dag Dag van de Marine Glories moeten heten, maar wat vrijer vertaald klinkt Marinedag iets beter.
De provicie Litoral, wat nu het noorden van Chili is, was voorheen een deel van Bolivia, en wel het enige stukje Boliviaans grondgebied wat aan de Stille Oceaan grensde, met Antofagasta als belangrijkste havenstad, in een regio die rijk was aan nitraat en guano.
De aanleiding voor de oorlog was een dispuut in 1878 over een verhoging van de belastingen, opgelegd aan een in Antofagasta opererend Chileens mijnbouwbedrijf, de Compañia de Salitres y Ferrocarril de Antofagasta. Volgens een in 1874 gesloten accoord tussen Bolivia en de CFSA zou de belasting minimaal 25 jaar bevroren zijn.
Gravure van Antofagasta in 1876 naar een foto van Eduardo Clifford Spencer
Toen vier jaar later de Boliviaanse regering in strijd met dit accoord tóch de belastingdruk opvoerde, waren de Chilenen ziedend en weigerden de extra belastingen te betalen. Chili wilde de zaak met Bolivia bespreken, maar het land weigerde dit. De spanning liep op en toen Bolivia aankondigde op 14 februari 1879 beslag te leggen op eigendommen van de CFSA met als doel deze bij opbod te verkopen en zo alsnog extra geld te kunnen binnenhalen, was de maat vol voor Chili, waarna Chileense troepen de stad bezetten.
Peru, dat een geheim militair bondgenootschap had met Bolivia, trachtte als bemiddelaar de spanning te sussen, maar op 1 maart 1879 verklaarde Bolivia Chili de oorlog en riep Peru op grond van het bondgenootschap op om militaire steun te verlenen.
Chili op zijn beurt waarschuwde Peru buiten het conflict te blijven, maar op 5 april liet Peru weten zich aan de zijde van Bolivia te scharen. Dezelfde dag nog verklaarde Chili beide landen de oorlog.
De dag die vandaag herdacht wordt, de 21e mei is die uit het jaar 1879, dus vlak na het begin van de oorlog. Het eerste deel van deze oorlog speelde zich af op zee. Heerschappij over delen van de kustwateren was belangrijk voor het verplaatsen van troepen. Chili stuurde daarom de bulk van zijn marine richting de Peruaanse havenstad Callao, ter hoogte van hoofdstad Lima. Twee oude houten schepen, de Esmeralda en de Covadonga werden naar de Zuid-Peruaanse stad Iquique gestuurd om daar de haven te blokkeren. Inmiddels hadden echter twee moderne Peruaanse marineschepen, de Huáscar en de Independencia ongezien naar het zuiden kunnen varen.
Op 21 mei kwam het tot een confrontatie tussen de vier schepen bij Iquique. De modernere Peruaanse schepen waren in het voordeel en de Esmeralda en de Covadonga werden na een hevige strijd tot zinken gebracht.
De Slag bij Iquique: de Esmeralda is zinkende, rechts de Huáscar
143 man man overleefden het niet, 57 werden er krijgsgevangen gemaakt. De Chileense commandant Arturo Prat Chacón was strijdend ten onder gegaan. De Peruaanse commandant, Miguel Grau Seminario had bewondering voor zijn tegenstander’s heldhaftige optreden en zorgde ervoor dat Prat’s persoonlijke bezittingen, waaronder een dagboek, zijn uniform en zwaard, naar zijn weduwe gestuurd werden, tezamen met een brief waarin zijn heldhaftigheid in de Slag bij Iquique werd beschreven.
Wellicht wat merkwaardig om juist deze dag waarbij Peru als overwinnaar uit de bus kwam tot feestdag te verheffen, maar de dag was een keerpunt. De heroïsche verhalen over Prat, die tot het uiterste doorvocht, inspireerden vele jonge Chilenen om zich aan te sluiten bij marine en leger. De strijd zou dan ook een wending ten gunste van Chili worden en werd zowel op zee als op land uitgevochten. Het Boliviaanse leger trok zich na de Slag bij Tacna op 26 mei 1880 terug. Het Chileense leger bezette in januari 1881 de Peruaanse hoofdstad Lima. Een Peruaanse guerrilla-oorlog veranderde niets meer aan de Chileense overmacht.
Peru tekende het zogenaamde Verdrag van Ancón in oktober 1883, waarbij de vijandelijkheden werden beëindigd en Chili tijdelijk gezag kreeg in de zuidelijke provincies Tacna en Arica. In 1929 werd er definitieve verdeling gemaakt, waarbij Tacna terug ging naar Peru en Chili Arica behield.
Links de situatie vóór de oorlog, waarbij Bolivia nog toegang tot de Stille Oceaan heeft, rechts de toestand na de oorlog, waarbij de rode lijn het veroverde territorium van Chili aangeeft
Voor wat betreft Bolivia waren de druiven zuur: er werd een wapenstilstand gesloten in 1884 en de Boliviaanse kustprovincie Litoral werd tot Chileens grondgebied verklaard (nu de provincie Antofagasta), waardoor Bolivia zijn enige stukje kust kwijtraakte en een binnenstaat werd.
De Chileense vlag is een horizontale tweekleur in wit en rood met in het kanton van de witte baan een blauw vlak (ongeveer een derde van de witte baan innemend). In het blauwe vlak een witte, vijfpuntige ster.
Vlag van Chili(1817-heden)
De huidige vlag van Chili had een paar kortstondige voorgangers. Gedurende de revolutionaire tijd aan het begin van de 19e eeuw, gericht tegen de Spaanse overheersers, introduceerde verzetsstrijder/generaal José Miguel Carrera in 1812 een horizontale driekleur in blauw-wit-geel.
Links: José Miguel Carrera (1785-1821), postuum portret uit 1950 door Miguel Venegas Cifuentes (1907-1979) / Rechts: Mariana Osorios Pardos (1777-1819), postuum portret uit ±1871/73 door Virginia Bourgeois (Collectie Museo Histórico Nacional te Santiago)
De Spaanse generaal Mariana Osorios Pardos, die uit Peru overkwam om de beweging rond Carrera te onderdrukken, verbood de vlag met een decreet op 11 mei 1814.
De eerste twee vlaggen van Chili
Het waren uiteindelijk de generaals José de San Martín en Bernardo O’Higgins die na de Slag bij Chacabuco op 12 februari 1817, de overwinning op de Spanjaarden konden behalen en Chili definitief onafhankelijk werd. Vanaf april 1817 wapperde er een door O’Higgins ontworpen vlag in de reeds bevrijde gebieden, een horizontale driekleur in blauw-wit-rood.
Links: Bernardo O’Higgins (1778-1842), portret uit 1818 door José Gil de Castro (1785-1840/41) (Collectie Instituto Geográfico Militar de Chile te Santiago) / Rechts: José de San Martín (1778-1850), portret uit 1827/29 door (waarschijnlijk) Jean Baptiste Madou (Collectie Museo Histórico Nacional te Buenos Aires)
Uiteindelijk werd toch besloten tot een andere vlag, die op 18 oktober 1817 middels een verordening werd aangenomen.
José Ignacio Centeno del Pozo y Sylva (1786-1847), portret door een onbekende illustrator uit “Galería de hombres de armas de Chile (Tomo I) – Periodos hispánico y de la Independencia”
Het ontwerp is naar alle waarschijnlijkheid van José Ignacio Zenteno del Pozo y Sylva, de minister van Oorlog, die het liet tekenen door de Spaanse soldaat Antonio Arcos, hoewel andere historici beweren dat het ene Gregorio de Andía y Varela was. De vlag bevatte oorspronkelijk eerst het staatszegel middenin de vlag en de ster stond iets gekanteld, maar dat werd korte tijd later veranderd tot de vlag die we nu kennen.
Zoals wel vaker bij vlaggen worden de kleuren ook symbolisch uitgelegd: het blauw staat voor de Chileense hemel, alsook voor de Stille Oceaan, het wit voor de sneeuw op de toppen van het Andesgebergte, het rood voor het verspilde bloed van de Chileense vrijheidsstrijders. De witte vijfpuntige ster stond bij het ontwerpen voor de toenmalige vijf provincies Atacama, Coquimbo, Aconcagua, O’Higgins en Bío Bío, maar staat nu voor de vooruitgang en de roem.
De vlag heeft in het Spaans een bijnaam: La estrella solitaria (De enkele ster).
Presidentiële standaard
Naast de nationale vlag is er ook een presidentiële versie.
Presidentiële standaard van Chili
Deze vlag is gelijk aan de Chileense vlag, maar dan met de toevoeging van het nationale wapen. Dit wapen is in gebruik sinds 1834 en werd ontworpen door de schilder Charles (Carlos) Wood Taylor, Engelsman van geboorte, maar vanaf de jaren ’20 van de 19e eeuw woonachtig in Chili. Naast schilder was hij ook ingenieur, marinier en officier in het leger.
Links: Charles (Carlos) Wood Taylor (1792-1856), ontwerper van het Chileense wapen (publiek domein) / Rechts: Staatswapen van Chili
Centraal in het wapen zien we een schild dat horizontaal in tweeën is gedeeld, blauw boven rood onder. Hieroverheen de zilveren (of witte) ster van Chili. Het schild wordt geflankeerd door twee schildhouders. Links (heraldisch rechts) zien we een Chileense huemul (uit de familie van de hertachtigen) en rechts (heraldisch links) een condor, beide dieren zijn gekroond.
Het wapen wordt bekroond door drie pluimen in de nationale kleuren blauw, wit en rood. In vroeger tijden werden die op het presidentieel hoofddeksel gebruikt. Het wapen en de schildhouders rusten op een omvangrijk en sierlijk voetstuk in goud met daaroverheen een wit lint met de wapenspreuk Porla razón o la fuerza (Door rede of kracht), wat soms wel, soms niet is afgebeeld. Hoewel het wapen in de loop der jaren op details is veranderd is het nagenoeg gelijk aan het originele ontwerp van Taylor, de laatste aanpassing was in 1920.
President Boric tijdens een toespraak, met de presidentiële vlag, compleet met wapenspreuk en gouden franje langs de randen (screenshot)
De presidentiële vlag wordt gebruikt op plekken waar de president vertoeft, zoals zijn officiële residenties, maar ook in mini-vorm als autovlaggetje.
Sjerpen Piocha de O’Higgins
Naast de presidentiële vlag is er ook nog de presidentiële sjerp in de nationale kleuren blauw-wit-rood. Op de afbeelding hieronder zien we Gabriel Boric getooid met de sjerp.
President Boric met de presidentiële sjerp (screenshot)
De presidentiële sjerp is pas compleet als de ‘Piocha de O’Higgins’ eraan is vastgemaakt, een vijfpuntige ster van 7 cm, rood geëmailleerd.
Piocha de O’Higgins
Bernardo O’Higgins was een van de grondleggers van de Chileense staat. Bij zijn aftreden in 1823 gaf hij de ster als geschenk aan zijn opvolger José Gregorio Argomedo. Nazaten van Argomedo gaven de ster in 1772 aan President Federico Errázuriz Zañartu, die hem vasthechtte aan de presidentiële sjerp, sindsdien is dit traditie.
Bij de staatsgreep van 1973 tijdens het presidentschap van Salvador Allende, raakte de ster zoek en kwam daarna ook niet meer boven water, zodat er daarna een replica werd vervaardigd.
Deze Dag van het Herstel van de Onafhankelijkheid is een van de twee officiële feestdagen van Oost-Timor, de andere, Onafhankelijkheidsdag, is op 28 november. Het woord ‘herstel’ geeft al aan dat op enig moment de onafhankelijkheid het loodje legde.
Affiche voor deze Oost-Timorese feestdag (publiek domein)
De geschiedenis van Oost-Timor is een aaneenschakeling van geweld en doffe ellende, waar boeken over vol zijn geschreven. Zo ver gaan we in dit blog natuurlijk niet, maar om toch een beeld te krijgen van de onrustige historie van Timor-Leste*, zoals het land zichzelf in het Portugees noemt, is een kort overzicht van de geschiedenis onontbeerlijk, maar eerst iets over de geografie. *) Timór Lorosae in het Tetun (de andere officiële taal van het land)
Ligging
Het eiland Timor ligt aan de oostkant van een hele rij eilanden, de zogenaamde Kleine Soenda-eilanden*, die zich uitstrekken tussen Java en Nieuw-Guinea. Tot die eilandengroep behoren bekende vakantiebestemmingen zoals Bali, Lombok, Sumba, Sumbawa en Flores. Ze behoren allemaal tot Indonesië.
De uitzondering is Timor, het grootste eiland uit deze archipel. Het westelijk deel van het eiland behoort samen met Sumba en Flores tot de Indonesische provincie Nusa Tenggara Timur (Oost-Nusa Tenggara). Het oostelijk deel van Timor is de onafhankelijke republiek Timor-Leste (Oost-Timor). Tot Oost-Timor behoort ook de exclave Oe-Cusse Ambeno (ook wel Oecusse of Oecussi) genaamd. Deze speciale bestuurlijke regio ligt aan de noordkust van Timor in het Indonesische gedeelte van het eiland.
*Bij de naam Kleine Soenda-eilanden dringt de vraag zich op: zijn er ook Grote Soenda-eilanden? Het antwoord is ja: de Grote Soenda-eilanden zijn de grote Indonesische eilanden Sumatra, Borneo (gedeeld met Maleisië en Brunei), Sulawesi en Java.
Talen
Oost-Timor telt zeker twintig inheemse talen, maar het wijdverbreidst is het Tetun, wat samen met de enige niet-inheemse taal, het Portugees, officiële status heeft.
Ongedateerde luchtfoto van de Oost-Timorese hoofdstad Dili (publiek domein)
Geschiedenis
Vóór de komst van Europeanen leefde de inheemse bevolking vrij geïsoleerd. Het waren geen zeevaarders, toch werd er handel gedreven met zeevarende naties zoals India en China, voornamelijk in specerijen, rijst, metaal, textiel, bijenwas en slaven.
De eerste Europeanen die Timor aan het begin van de 16e eeuw bereikten, waren de Portugezen, die er handelsposten vestigden. Missionarissen stichtten het dorp Lifau in 1556 (in de tegenwoordige exclave Oe-Cusse Ambeno). Aan het eind van de 16e eeuw verschenen er Nederlanders op het toneel, die zich de specerijhandel in dit gedeelte van de wereld wilden toe-eigenen, wat ook grotendeels lukte.
Kaart van Timor uit 1825, publicatie 1827 (detail uit een grotere kaart), door de Belgische kaartenmaker Philippe Marie Vandermaelen (1795-1869) (publiek domein)
In de daarop volgende eeuwen zouden de Nederlanders de belangrijkste spelers in dit gebied worden, met VOC-handelsposten door de hele archipel. Timor was een buitenbeentje, het westen stond onder Nederlands bestuur, maar Portugal behield de macht in het oosten van Timor. In 1702 werd het officieel een Portugese kolonie onder de naam Portugees-Timor met de komst van de eerste Portugese gouverneur, António Coelho Guerreiro, Lifau werd de hoofdstad. Gaandeweg introduceerden de Portugezen het katholicisme, het Latijns alfabet, de drukpers en het onderwijssysteem. In 1767 werd Dili (gesticht in 1749) de hoofdstad van Oost-Timor en dat is het nu nog.
“Deel van de hoofdstraat van Dili” (hier gespeld als Dilly), ongedateerde ansichtkaart (publiek domein)
Met de opheffing van de Nederlandse handelsmaatschappij de VOC in 1798 en de overgang van Nederland van een republiek naar een verenigd koninkrijk in 1813, werd het voormalige Indische handelsgebied van de VOC de kolonie Nederlands-Indië.
Gedrukte uitgave uit 1861 van het Verdrag van Lissabon door Portugal en Nederland gesloten op 20 april 1859 (publiek domein)
De verdeling van Timor bleef wat-ie was. In 1859 werd tussen Portugal en Nederland het Verdrag van Lissabon gesloten, waarin dit definitief werd vastgelegd, net als de loop van de grens.
Kaart van de definitieve grenscorrecties na arbitrage in 1914, links de exclave Oe-Cusse Ambeno, rechts de grens tussen (toenmalig) Nederlands-Timor en Portugees-Timor (publiek domein)
In 1914 werd in Den Haag de grens tussen Nederlands-Timor en Portugees-Timor nogmaals formeel vastgesteld door het Hof van Arbitrage, na jarenlange besprekingen tussen 1902 en 1913. Heden ten dage is dit nog steeds dezelfde scheidslijn, maar nu tussen Indonesië en Oost-Timor.
Beeld uit de koloniale tijd van Oost-Timor: ongedateerde groepsfoto van Portugese kolonialen met een jonge inheemse bediende in een uniformpje (publiek domein)
Tweede Wereldoorlog
Hoewel Portugal neutraal was in de Tweede Wereldoorlog, werd Oost-Timor wel in de strijd betrokken. Om het gebied te beschermen werd Oost-Timor op 17 december 1941 ingenomen door Nederlandse en Australische troepen, tien dagen daarvoor vond de aanval van Japan op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor (Hawaii) plaats.
200 Nederlandse en 200 Australische soldaten scheepten zich op 15 december 1941 in te Kupang (Nederlands-Timor) in de Hr.Ms. Soerabaja, die de soldaten op 17 december bij Dili dropte – De Soerabaja was de voormalige Hr.Ms. De Zeven Provinciën uit 1910, waarop in 1933 een muiterij uitbrak, hierna werd het omgedoopt in Hr.Ms. Soerabaja en als opleidingsschip gebruikt (publiek domein)
Een verwachte aanval van Japan op Nederlands-Indië vond. zoals we nu weten, inderdaad plaats, waarbij de Nederlandse kolonie vanaf februari/maart 1942 bezet werd. Hetzelfde gold voor Oost-Timor, waarbij Nederlandse en Australische soldaten het onderspit dolven. Geholpen door de Timorezen begonnen de Nederlandse en Australische soldaten die nog niet gedood of gevangengenomen waren een guerilla-oorlog tegen de Japanners, die nu bekend staat als de Slag om Timor.
Geallieerde guerillastrijder onderweg met Timorese helpers (Collectie Australian War Memorial)
De strijd was hevig, maar uiteindelijk niet te winnen door de guerilla-strijders en tussen december 1942 en februari 1943 werden de overgebleven strijders teruggetrokken middels de Nederlandse en Australische torpedobootjagers de Hr. Ms Tjerk Hiddes en de HMAS Arunta en de Amerikaanse onderzeeër USS Gudgeon.
De Hr. Ms. Tjerk Hiddes, een torpedobootjager die oorspronkelijk werd gebouwd als de HMS Nonpareil voor de Britse Marine (publiek domein)De HMAS Arunta, een Australische torpedobootjager van de Tribal-klasse (publiek domein)
De Japanners namen daarna wraak op de lokale bevolking. Geschat wordt dat tijdens de Japanse bezetting van Oost-Timor zo’n 40.000 tot 60.000 Timorezen het leven lieten.
Bomschade aan de kathedraal van Dili (publiek domein)
Aan het eind van de oorlog bleef Oost-Timor geruïneerd achter en heerste er hongersnood.
Oost-Timorezen verwelkomen geallieerde Australische soldaten op 24 september 1945, na de overgave van de Japanse troepen, de Portugese vlag is terug van weggeweest (Collectie Australian War Memorial)
Na de oorlog meldde Portugal zich weer in Oost-Timor. Terwijl West-Timor overging van Nederland naar het onafhankelijke Indonesië, bleef Oost-Timor een kolonie, hoewel het verzet tegen de kolonisator toenam. Portugal deed zeker moeite om de economie te bevorderen, maar door het binnenlands verzet kwam dit niet echt van de grond. Ondertussen nam de katholieke kerk de zorg voor het onderwijs op zich, waardoor het katholicisme zich verder kon verbreiden. Desalniettemin was in de jaren zeventig van de 20e eeuw nog steeds 90% van de bevolking analfabeet.
Omwenteling
Een groot keerpunt in de geschiedenis van Oost-Timor was de Portugese Anjerrevolutie van 1974, waarbij de Portugese dictatuur, de Estado Novo, die al sinds 1933 bestond, werd vervangen door een democratische regering. Het dictatoriale regime was altijd een groot voorstander geweest van het kolonialisme. Met de Anjerrevolutie echter werd dat totaal anders. De nieuwe machthebbers waren voorstanders van dekolonisatie. Men liet er inderdaad geen gras over groeien, zodat Guinee-Bissau in 1974 nog onafhankelijk werd, in 1975 gevolgd door Angola, Kaapverdië en São Tomé en Principe.
Door het onverwacht snelle vertrek van de Portugezen, waren de Timorezen wat onwennig. Vanaf april 1974 werden er voor het eerst politieke partijen toegestaan. Er kwamen er drie: één partij wilde aansluiting bij Indonesië, een andere wilde van Oost-Timor een Portugees protectoraat maken en een derde, die de volledige onafhankelijkheid nastreefde.
José Ramos-Horta van FRETILIN (3e van links) ten tijde van de korte burgeroorlog, journalist Ken White van de Australische krant NT News staat rechts (publiek domein)
De Timorezen, niet gewend aan verkiezingen, raakten met elkaar slaags en er ontstond een drie weken durende burgeroorlog in 1975 tussen de linkse onafhankelijkheidspartij, de Frente Revolucionária de Timor-Leste Independente (oftewel afgekort FRETILIN) en de União Democrática Timorense (UDT).
Het uitroepen van de onafhankelijkheid door FRETILIN voor het gouverneurspaleis op 28 november 1975, achter de tafel zien we Nicolau Lobato (1946-1978), Francisco Xavier do Amaral (1937-2012) en Rogério Lobato (1949, broer van Nicolau) – Amaral was kortstondig de eerste president van Oost-Timor, tot de Indonesische inval, Nicolau Lobato volgde hem op (in naam), hij werd in 1978 door het Indonesische leger vermoord, zijn broer Rogério Lobato vluchtte na de Indonesische inval met de latere premier Mari Alkatiri naar Afrika, zelf zou hij later minister van Binnenlandse Zaken worden (Collectie Arquivo da Resistência Timorense – TAPOL)
Uiteindelijk riep FRETILIN, zich als winnaar uit en verklaarde Oost-Timor op 28 november 1975 onafhankelijk.
Indonesische bezetting
President Soeharto van Indonesië zag de ruk naar links in Oost-Timor met lede ogen aan. Een fervente tegenstander van linkse en communistische denkbeelden, vreesde hij voor een afglijden van Oost-Timor naar het communisme, met alle mogelijke potentiële gevolgen voor het Indonesische deel van het eiland.
Landing van het Indonesische leger op Oost-Timor op 7 december 1975 (publiek domein)
Soeharto handelde snel. Op 7 december 1975, ruim een week na het uitroepen van de onafhankelijkheid, viel het Indonesische leger Oost-Timor binnen.
Indonesische soldaten poseren met een buitgemaakte Portugese vlag in Batugade, november 1975 (publiek domein)
Een bloedige strijd volgde, die halverwege 1976 door Indonesië gewonnen werd. Oost-Timor werd ingelijfd bij Indonesië als 27e provincie onder de naam Timor Timur.
En hoewel de Verenigde Naties protesteerden tegen de annexatie, haalde dat niets uit, zeker niet omdat zowel de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk als Australië, de Indonesische inval steunden.
De bezetting werd een nieuw dieptepunt in de Oost-Timorese geschiedenis.
Kaart van Oost-Timor als Indonesische provincie Timor Timur, waarop we kunnen zien dat de exclave Oe-Cusse Ambenonog steeds als deel van Oost-Timor werd gezien (Collectie Library of Congress, Washington, D.C.)
De annexatie, die uiteindelijk 24 jaar zou duren, ging gepaard met met militair geweld, massaverkrachtingen, verdwijningen, executies, martelingen en opzettelijk veroorzaakte hongersnood.
Bloedbad van Santa Cruz
Studenten met een spandoek op de muur van de Santa Cruz-begraafplaats (screenshot)
Een keerpunt vormde het zogenaamde Bloedbad van Santa Cruz op 12 november 1991.
Studenten met een spandoek in het Engels: “Independence is what we inspire” (screenshot)
Bij een vreedzame demonstratie van studenten tijdens een begrafenis op de Santa Cruz-begraafplaats in de hoofdstad Dili, werden zonder waarschuwing circa 250 jongeren door het Indonesische leger doodgeschoten.
De door Indonesië verboden Oost-Timorese vlag (screenshot)
De Indonesische autoriteiten probeerden dit te bagatelliseren door te verklaren dat bij een ‘incident’ 12 tot 19 studenten waren omgekomen. Maar nader onderzoek, o.a. door Amnesty International, toonde aan, dat het nog erger was dan gedacht.
Het Indonesische leger heeft het vuur geopend en studenten zetten het op een rennen, velen zullen het niet overleven (screenshot)
In de dagen na het drama, werden nog eens 200 jongeren gedood, die ofwel in het ziekenhuis lagen, of vastzaten in politiebureaus, waardoor het totaal aan gedode studenten op zo’n 450 kwam.
Een van de demonstranten ondersteunt de gewonde Leví Bucar Côrte-Rea, die het bloedbad zou overleven (screenshot)
Filmbeelden van het bloedbad, geschoten door de Britse journalist Christopher Wenner (onder de schuilnaam Max Stahl), gingen de wereld over en leken de internationale gemeenschap wakker te schudden, waarna het wereldwijde protest tegen de Indonesische bezetting groeide.*
*) Volgens schattingen in een parlementair onderzoeksrapport uit 2006 van de commissie CAVR (Comissão de Acolhimento, Verdade e Reconciliação de Timor Leste) kwamen er bij de invasie van 1975 en de 24 jaar lang durende Indonesische bezetting van Oost-Timor in totaal tussen de 102.800 en 183.000 Oost-Timorese burgers om het leven.
Na Soeharto
Nadat president Soeharto in 1998 gedwongen was afgetreden, ging er een andere wind waaien. Onder zijn opvolger president Habibie, liberaliseerde Indonesië na de jarenlange strakke touwtjes van Soeharto. Onder binnen- en buitenlandse druk zwichtte Habibie voor het houden van een referendum in Oost-Timor, waarbij men de keus kreeg tussen meer zelfbestuur binnen Indonesië of volledige onafhankelijkheid.
Oost-Timorezen staan in de rij om hun stem uit te brengen bij het referendum van 30 augustus 1999 (fotograaf onbekend)
Het referendum van 30 augustus 1999 werd voorafgegaan door intimidaties van het Indonesische leger. Desondanks stemde 78,5% van de bevolking voor onafhankelijkheid. Na deze uitslag sloeg de vlam in de pan en trokken leger en milities plunderend, moordend en brandstichtend door de straten.
Verwoestingen in Dili door het Indonesische leger, oktober 1999 (fotograaf onbekend)
Driekwart van de bevolking vluchtte of werd gedwongen gedeporteerd naar West-Timor. Er vielen zeker 2.000 slachtoffers, tevens werd een groot deel van de infrastructuur vernield en steden in brand gestoken.
INTERFET en UNTAET
Onder leiding van Australië werd er een multinationale vredesmacht geformeerd onder de naam INTERFET (International Force East Timor), om orde op zaken te stellen. Het Indonesische leger trok zich hierop terug en vele milities vertrokken naar West-Timor.
Vlag van INTERFET (1999-2000)
Op 25 oktober 1999 kwam de VN in het geweer door het aannemen van resolutie 1272, waarin een organisatie werd opgetuigd onder de naam UNTAET (United Nations Transitional Administration in East Timor), met verregaande verantwoordelijkheden. Deze tijdelijk organisatie nam de facto het bestuur over het land over, vanaf maart 2000, inclusief rechtspraak. En hoewel tevens aangekondigd werd dat de verantwoordelijken voor het geweld zouden worden vervolgd, kwam hier in de praktijk niets van terecht.
Het logo van UNTAET
In 2001 konden de Oost-Timorezen naar de stembus, in verkiezingen georganiseerd door de VN, waarbij een parlement werd gekozen dat vervolgens op 22 maart 2002 een Grondwet vaststelde. In mei, twee maanden later, waren er inmiddels 205.000 vluchtelingen teruggekeerd. Op 20 mei 2002, vandaag eenentwintig jaar geleden trad de Grondwet in werking, waarmee Oost-Timor (opnieuw) een onafhankelijk land werd. De eerste president van het nieuwe land werd Xanana Gusmão.
De onlusten van 2006en later
Eind goed, al goed, zou men denken, maar dat bleek helaas niet het geval. Na vier jaar relatieve rust ging het in 2006 opnieuw mis. Door onvrede bij leger en politie, die terug te voeren waren op discriminatie, werd de helft van het leger ontslagen, waardoor er een muiterij ontstond, die van het leger oversloeg naar de politie. Bij rellen lieten 40 mensen het leven en 155.000 mensen sloegen op de vlucht naar West-Timor.
Omdat het leger en de politie nauwelijks meer functioneerden konden bendes vrijwel ongestoord aan het plunderen, moorden en brandstichten slaan. Premier Mari Alkatiri had weinig andere keus dan het buitenland om hulp vragen. Opnieuw onder de vlag van de VN arriveerden er troepen uit Australië, Nieuw-Zeeland, Maleisië en Portugal. Deze VN-missie kreeg de naam UNMIT (United Nations Integrated Mission in Timor Leste).
Het UNMIT-hoofdkwartier in Dili in 2010 (foto: Alex Castro)
Ondanks de troepenmacht duurde de onrust voort in 2007 en 2008. José Ramos-Horta, die in 2007 de presidentsverkiezingen had gewonnen, raakte op 11 februari 2008 zwaargewond bij een aanslag. Ook Xanana Gusmão (die na zijn presidentschap premier was geworden), werd onder vuur genomen, maar hij bleef ongedeerd.
Nadat in 2008 het aantal VN-troepen verder werd opgevoerd, liet Nieuw-Zeeland in november 2012 weten zijn troepen terug te trekken, omdat de situatie voldoende gestabiliseerd was, waarna de gehele vredesmissie op 31 december 2012 gestaakt werd.
Heden
Hoewel het nu relatief rustig is in Oost-Timor zijn de oude vijandelijkheden nooit ver te zoeken, waardoor de instabiliteit blijft. Daarbij helpt het niet dat de twee grootste partijen (FRETILIN en CNRT) weigeren met elkaar samen te werken.
Links: Vlag van FRETILIN / Rechts: Vlag van de CNRT met de wapenspreuk “Patria Póvo” (“Vaderland Bevolking”)
Déjà vu
Op 19 april 2022 waren er opnieuw presidentsverkiezingen in Oost-Timor en José Ramos-Horta, die tussen 2007 en 2012 ook al het presidentschap vervulde, won deze strijd overtuigend met 62% van de stemmen. Sinds die tijd was hij president-elect geweest. Een jaar geleden echter volgde hij Francisco Guterres op als nieuwe (en tegelijkertijd ‘oude’) president van Oost-Timor.
Vlag van Oost-Timor (28 november 1975-7 december 1975 / 20 mei 2002-heden)
De vlag van Oost-Timor moet zonder twijfel een van de kortst bestaande nationale vlaggen zijn geweest. Na tien dagen onafhankelijkheid in 1975 verdween de vlag van het toneel na de inval van Indonesië op 7 december 1975 en leidde daarna 24 jaar een ondergronds bestaan.
De vlag is rood met een gele driehoek met zijn basis langs de mastzijde, de punt rijkt tot aan de helft van de vlag. Een kortere zwarte driehoek ligt over de gele heen met daarop een witte vijfpuntige ster.
Voor zover nog valt na te gaan was de vlag zeer kort voor de onafhankelijkheid op 28 november 1975 ontworpen door een van de militante FRETILIN-leiders (de onafhankelijkheidspartij), Natalino dos Santos Leitão (ook bekend als Natalino Leitão of onder zijn bijnaam Somotxo). Leitão werd kort na de Indonesische inval van Oost-Timor gedood.
Symbolisme
Op 20 mei 2002, vandaag twintig jaar geleden, werd de vlag in ere hersteld bij de herinvoering van de onafhankelijkheid. Wat de kleuren betreft: het rood staat voor de strijd voor onafhankelijkheid, de gele driehoek staat voor de sporen van het kolonialisme (hoewel het oorspronkelijk voor de ‘rijkdom van het land’ stond), de zwarte driehoek symboliseert het ‘obscurantisme’ dat overwonnen moet worden (het zich afzetten tegen een vrije uitwisseling van gedachten).
De ster staat voor een ‘leidend licht’ en voor vrede. Wat die ster betreft: officieel moet één punt van de ster naar de rechterbovenhoek wijzen, maar in de praktijk zien we hem ook wel eens ‘recht op z’n poten’ staan, maar in dat geval is de vlag ondersteboven gehangen!
Vlag van Timor Timur
Tijdens de Indonesische bezetting (1975-1999) had Oost-Timor als Indonesische provincie onder de naam Timor Timur een provinciale vlag.
Vlag van Oost-Timor als Indonesische provincie Timor Timur (1975-1999)
De provincievlag was oranje (een ongebruikelijke kleur voor een vlag) met in het midden het provinciewapen, een geel schild, wit omrand In het midden een gestileerd Oost-Timorees huis tegen een blauwe cirkelvormige achtergrond, omkranst door een tarwe-aar links en een katoenstengel rechts.
Helemaal bovenaan een blauw schildje met een gele vijfpuntige ster, symbool voor het geloof in God. Tussen dit schildje en de cirkel een rode, deels gevouwen banderol met een tekst in Tetun: Houri Otas, Houri Wain, Oan Timor Asswa’in, wat zoveel betekent als Sinds oude tijden tot het heden zijn wij Timorese strijders.
Een traditionele Timorese kaibauk (circa eind 19e of begin 20e eeuw, goudlegering) (publiek domein)
Over de onderzijde van de cirkel ligt een traditionele Timorese hoofdtooi, een kaibauk, in de vorm van een wassenaar (een wassende maan), symbool voor vernieuwing. Op de kaibauk de naam van de provincie in rode kapitalen: TIMOR TIMUR (Oost-Timor). Tot slot zien we twee gekruiste traditionele wapens achter de kaibauk afgebeeld: het zijn een kris en een surik (een ritueel zwaard).
Koloniale vlaggen
Als we terug gaan naar de tijd dat Oost-Timor een Portugese kolonie was, dan zien we dat er nooit een aparte vlag voor het gebied in gebruik was. Door de eeuwen heen is altijd de vlag van Portugal gebruikt. Tot 1910 waren dat de verschillende versies van het Koninkrijk Portugal. Tussen 1702 en 1830 waren dat er vier: witte vlaggen met het koninklijk wapen erop. De laatste en vijfde versie was het langst in gebruik, tussen 1830 en 1910, het jaar dat Portugal een republiek wordt.
Links: Vlag van het Koninkrijk Portugal (1830-1910) / Rechts: Vlag van Portugal (1910-heden)
Deze vlag was een verticale tweekleur in blauw en wit met in het midden het gekroonde wapen van Portugal. Vanaf 1910 heeft Portugal de vlag die het nu nog heeft en dat is dan ook de vlag die Oost-Timor gebruikte tot aan 1975, met als uitzondering de oorlogsjaren 1942-1945, toen tijdens de bezetting de Japanse vlag er wapperde.
Ongedateerde ansichtkaart, met achterop de tekst “Nativos de Maubisse com os seus trajes guerreiros” (“Inlanders uit Maubisse [70 km ten zuiden van Dili] in hun krijgskleding”), wat we hier met moeite kunnen waarnemen zijn de grootformaat Portugese vlaggen die sommige mannen tonen (publiek domein)