Op 7 mei 1259 verleende aartsbisschop Konrad von Hochstaden aan Keulen stapelrecht. In de Middeleeuwen was dit een belangrijk recht voor steden. Het hield in dat goederen die via een bepaalde stad vervoerd werden, daar gedurende een aantal dagen moesten worden opgeslagen en te koop aangeboden. In het geval van Keulen was dat drie dagen voor goederen die via de Rijn vervoerd werden.
V.l.n.r.: Konrad von Hochstaden (1198/1205-1261), illustratie in een 19e eeuws boek van de architectuur-auteur Max Hasak / Beeld van Konrad von Hochstaden (midden) aan het Rathaus van Keulen / De curieuze steunbeer onder het beeld van Konrad von Hochstaden, een knaap in een auto-fellatio-pose (!). Waarom dit beeldhouwwerk precies onder de figuur van Konrad van Hochstaden staat? Onbekend, maar waarschijnlijk toeval! (publiek domein)
Keulen was zeker niet de enige stad die dit recht had, In Duitsland waren dat onder meer Münden, Mainz, Maagdenburg, Frankfurt am Main, Berlijn en Erfurt. Veel Hanzesteden hadden het recht ook, zoals Rostock, Lübeck, Hamburg en Bremen. In Nederland had Dordrecht vanaf 1299 stapelrecht, net als o.a. de Hanzesteden Zwolle en Groningen stapelrecht. In Zeeland waren vier steden ‘lid van de club’: Middelburg, Vlissingen, Veere en Reimerswaal.
Keulen eind 15e eeuw uit “Scheldelschen Weltchronik” (publiek domein)
Het stapelrecht zorgde doorgaans voor een behoorlijke welvaart in een stad. In 1815 werd het op het Congres van Wenen afgeschaft.
De vlag
Vlag van Keulen
De vlag van Keulen bestaat uit 2 horizontale banen rood en wit, de Hanzekleuren. In het midden van de vlag is het stadswapen van Keulen geplaatst. Het is in de vorm van een wapenschild, waarbij de bovenkant (het schildhoofd) rood is en de rest van het schild (ongeveer tweederde) wit, opnieuw de Hanzekleuren dus. Overigens worden de kleuren rood en wit in de heraldiek aangeduid als keel en zilver.
Het rode schildhoofd toont drie gouden kronen, het witte veld elf hermelijnstaartjes verdeeld in rijen van vijf, vier en twee. De kronen verwijzen naar de Drie Koningen (ook wel de Drie Wijzen genaamd). Botresten van de wijzen worden als relikwieën sinds 1164 in de kathedraal van Keulen bewaard. Sinds die tijd heeft Keulen de kronen in zijn wapen.
De Heilige Ursula vlak voor zij dodelijk door een pijl wordt getroffen, net buiten de muren van Keulen, schildering op paneel van Hans Memling (1430/1440-1494) (detail van de Ursulaschrijn uit het Sint Jansklooster te Brugge)
De elf hermelijnstaartjes worden ook wel als ‘tranen’ aangeduid. Zij verwijzen naar de legende van de Heilige Ursula, die in 383 samen met haar tien vrouwelijke reisgenoten in Keulen door Atilla de Hun zou zijn vermoord. De elf tranen zijn sinds de 16e eeuw in het wapen opgenomen.
De vlag is overigens nooit exact omschreven en komt daarom in verschillende variaties voor, doch in basis verschillen ze alleen in detaileringen.
Deze Finse feestdag staat ook bekend onder de naam Mikael Agricolan Päivä (Mikael Agricola-dag). Agricola was de grondlegger van het Fins in geschreven vorm. De 9e april is zijn sterfdag.
Mikael Agricola werd geboren als Mikael Olavinpoika (= zoon van Olav) rond 1510 in een boerengezin in het zuid-Finse dorpje Torsby. Over zijn jeugd is niet veel bekend, maar waarschijnlijk was het gezin waarin hij opgroeide met nog drie zussen, niet onbemiddeld.
Op school viel hij bij zijn onderwijzers al snel op door zijn aanleg voor taal en de rector van de school adviseerde om hem door te sturen naar de Latijnse School in Vyborg (tegenwoordig een Russische stad, net over de Finse grens). De school onderwees niet alleen in talen, maar er hoorde ook een gedeeltelijke priesteropleiding bij. Of Mikael van huis uit Fins of Zweeds sprak is niet meer na te gaan, feit is dat hij beide talen vloeiend sprak, dus wellicht is hij tweetalig opgegroeid.
In het 16e eeuwse door Zweden overheerste Finland was de Finse taal ondergeschikt aan het Zweeds. De taal van de overheid was het Zweeds, de taal in de kerk Latijn en de taal van de handel het Middelnederduits. Tijdens zijn studie in Vyborg nam hij de naam achternaam Agricola (= boer) aan. Het was in die tijd niet ongebruikelijk om een achternaam te kiezen die teruggreep op het beroep van de vader. In Vyborg kwam hij ook onder de invloed van de nog prille Reformatie en woonde lutherse diensten bij.
Afgestudeerd en wel toog hij in 1528 naar Turku, toen het centrum van Zweeds Finland en zetel van het bisdom. Hij kwam in dienst bij bisschop Martinus Skytte, als klerk. Hoewel hij dus in dienst was van de rooms-katholieke kerk, liet het lutheranisme hem niet los.
Links: Martinus (Martti) Skytte, detail van een zuil in Hauho met zijn portret in steen, een werk van Tauno Wirkkala / Rechts: Peter (Pietari) Särkilahti, afgebeeld op een historische roman over zijn leven uit 1913 door Santeri Ivalo (1886-1937), uitgeverij WSOY
In Turku kwam hij in contact met Petrus Särkilahti, de eerste Finse student van Maarten Luther, een enthousiast verspreider van Luther’s ideeën en geloofsopvattingen. Toen Särkilahti vroegtijdig stierf in 1529, zag Agricola het als zijn taak om diens werk voort te zetten. Opvallend genoeg werd hij daarin niet tegengewerkt door zijn baas, de bisschop van Turku, die zelf steeds meer opschoof richting lutheranisme.
In 1531 werd Agricola tot priester gewijd en in 1536 stuurde bisschop Skytte hem naar Wittenberg in Duitsland voor een verdere studie onder Maarten Luther himself. Tevens studeerde hij er Grieks onder Luther’s medewerker Philipp Melanchthon.
V.l.n.r.: Maarten Luther (1483-1546), olieverfportret uit 1526 van Lucas Cranach de Oude (1472-1553) (Collectie The Phoebus Foundation) / Philipp Melanchthon, geboren als Philipp Schwarzerdt (1497-1560), olieverfportret uit 1543 van Lucus Cranach de Oude (1472-1553) (Collectie Schloss Gottorf) / Gustav Vasa, koning van Zweden (1496-1560), portret uit 1542 door Jacob Binck (1500-1569) (Collectie Universiteit van Uppsala)
Zowel Luther als Melanchthon waren onder de indruk van Agricola en maakten dat kenbaar aan de Zweedse koning Gustav Vasa. Toen Agricola de koning vervolgens schriftelijk om een stipendium vroeg voor verdere studies, werd dat ingewilligd. Het stelde hem in staat zich verder te verdiepen in het Grieks, door bijvoorbeeld de complete werken van Aristoteles aan te schaffen en te bestuderen.
Vervolgens komen we dan bij het punt waardoor Agricola nog steeds nationale faam geniet en waar hij al jaren over had nagedacht: hij begon met het in het Fins vertalen van het Nieuwe Testament vanuit de Griekse grondtekst. Dit was uiteraard een megaklus, zeer zeker omdat het Fins als geschreven taal niet gebruikt werd. Hij begon ermee in Duitsland in 1537, maar het duurde tot 1548 eer zijn werk af was.
Links: Mikael Agricola, hier afgebeeld terwijl hij aan zijn vertaling van het Nieuwe Testament werkt, houtgravure van Albert Edelfelt (1854-1905) / Rechts: Standbeeld van Mikael Agricola voor de kathedraal van Turku, een werk uit 1952 van Oskari Jauhiainen (1913-1990)
Als een soort vingeroefening in het Finse schrift publiceerde hij in 1543 een boekje van 16 pagina’s, met de titel Abckiria , wat een soort beginnersboek voor de Finse taal was. Het bevatte zowel het alfabet, alsmede oefeningen en tot slot een catechismus. De catechismus bevatte de 10 geboden, de geloofsbelijdenis en het Onze Vader.
Links: Voorplat Abckiria (1543) / Rechts: Voorplat Se Wsi Testamenti (1548)
In 1539, dus twee jaar nadat hij in Duitsland met zijn bijbelvertaling begon, keerde hij terug naar Finland, waar hij werd aangesteld als rector van de kathedraalschool van Turku. Dit beviel hem maar matig, hij omschreef zijn leerlingen als “ongetemde dieren”, maar hij hield genoeg tijd over om verder te werken aan de vertaling van het Nieuwe Testament. Hij trouwde in Turku met Pirjo Olavintytär en kreeg een zoon Christian met haar.
In 1543 was de Finse vertaling Se Wsi Testamenti in principe af, maar toen volgden er nog vijf jaar van verbeteringen en correcties, zodat het uiteindelijk in 1548 verscheen. In totaal 718 pagina’s, verlevendigd met vele illustraties. Tevens introduceerde hij veel nieuwe woorden, waarvan sommige de tand des tijds hebben doorstaan, andere niet.
Finse schoolplaat van de hand van Albert Gebhard (1869-1937), waarop Mikael Agricola de Finse vertaling van het Nieuwe Testament aanbiedt aan de Zweedse koning Gustav Vasa (publiek domein)
In 1554 werd Agricola door koning Gustav Vasa benoemd tot bisschop van Turku, zonder toestemming aan paus Julius III te vragen. Sinds zijn voorganger Martinus Skytte was het rooms-katholieke geloof steeds meer ‘verlutheraniseerd’, onder Agricola zette dit verder door, zodat hij wel gezien wordt als de eerste Lutherse bisschop van Finland.
In 1557 leidde Agricola een vredesdelegatie naar Moskou om te trachten de Russisch-Zweedse Oorlog (1554-1557) te beëindigen. De delegatie was succesvol en leidde tot het Verdrag van Novgorod op 2 april. Op de terugweg echter werd Agricola ziek en op 9 april stierf hij in Uusikirkko (tegenwoordig in Rusland, vlakbij Vyborg).
“Agricolan kuolema” (“De dood van Agricola”), schilderij uit 1917 van de hand van Joseph Alanen (1885-1920) (Collectie Tempere Kunstmuseum)
Naast sterfdag van Agricola is de 9e april ook de geboortedag van Elias Lönnrot (1802-1884), schrijver en verzamelaar van oude volksverhalen, die Finlands bekendste epos de Kalevala samenstelde (1835).
De vlag
Vlag van Finland (1918-heden)
De eerste, voorlopige vlag van het onafhankelijke Finland was gebaseerd op het staatswapen: een rode vlag met de gekroonde gele Finse leeuw, staand op een kromsabel, met in zijn rechterpoot een geheven zwaard en negen witte rozen (voor de negen provincies). Deze afbeelding dient nog steeds als staatswapen.
Vlag van Finland (1917-1918)
Op 29 mei 1918 echter werd de huidige vlag ingevoerd, een egaal witte vlag met een blauw Scandinavisch kruis. Aan de wieg van deze vlag, die vanaf 1861 al op Finse pleziervaartuigen gebruikt werd, stond de dichter Zacharias Topelius, die het wit en het blauw in verschillende verschijningsvormen toepaste, voordat hij uiteindelijk definitief voor het kruis koos om de verbondenheid met de andere Scandinavische landen uit te drukken.
Het witte veld symboliseert de Finse winters en de kleur blauw de meren en de baaien. De vlag onderging zijn enige verandering op 25 april 1978, toen het lichte blauw van de vlag iets donkerder werd. De vlag heeft ook een naam: Siniristilippu (De blauwe kruis vlag).
De staat
Naast de ‘gewone’ vlag voert Finland ook een staatsvlag, die door de overheid gebruikt wordt. Deze is grotendeels gelijk aan de nationale vlag, maar in het midden van het blauwe kruis is het staatswapen afgebeeld: de gele Finse leeuw op de kromsabel.
Staatsvlag van Finland
Ook de Finse president voert zijn of haar eigen vlag. de basis is opnieuw de nationale vlag, maar nu uitgevoerd als zwaluwstaart, waardoor de vlag uitloopt in drie punten. In de broektop is een Finse onderscheiding afgebeeld: De Orde van het Vrijheidskruis, 3e klasse. De Finse president (sinds 2012 is dat Sauli Niinistö) is tevens grootmeester van deze ridderorde.
Links: De Finse Orde van het Vrijheidskruis, 3e klasse / Rechts: Vlag van de president van Finland met de Orde van het Vrijheidskruis
Samoa is een onafhankelijke republiek in het Polynesische gebied van de Grote Oceaan en stond tot 1997 bekend onder de naam West-Samoa. Het land heet officieel Independent State of Samoa(Onafhankelijke Staat Samoa) en vormt het westelijke deel van de Samoa-eilanden. Die andere Samoa-eilanden staan bekend als Amerikaans-Samoa en zijn een zogenaamd unincorporated territory van de Verenigde Staten.
Zoals we op bovenstaande kaart al kunnen zien, bestaat Samoa uit twee hoofdeilanden: Upolu en Savai’i en hieronder kunnen we ze wat beter zien.
Kaart van Samoa met Savai’i in het westen en Upolu in het oosten
Samoa heeft volgens de laatste schatting van een paar jaar geleden een bevolking van bijna 206.000, waarvan driekwart op het hoofdeiland Upolu woont, op dit eiland is ook de hoofdstad Apia te vinden.
Hoofdstad Apia met links de Immaculate Conception Cathedral (fotograaf onbekend)
De twee hoofdeilanden vormen samen 99% van het landoppervlak. Een aantal kleinere eilanden zorgt voor de laatste 1%.: in de Straat van Apolima (de zee-engte tussen de hoofdeilanden) liggen Manono, Nu’ulopa en Apolima en ten oosten van Upolu vinden we de Aleipata-eilanden: Namua, Nu’utele, Fanuatapu en Nu’ulua.
Studies naar menselijke resten hebben aangetoond dat er in Samoa zo’n 2.900 tot 3.500 jaar geleden al mensen leefden. Eeuwen later, in 1722, ‘ontdekte’ de Nederlandse ontdekkingsreiziger Jacob Roggeveen de Samoa-eilanden (die toen inmiddels een koninkrijk vormden), nadat hij op dezelfde reis eerder al op Paaseiland was gestuit. Pas in 1768 kwam er weer bezoek, ditmaal van de Franse wereldreiziger Louis Antoine de Bougainville. Hij doopte ze Îles de Navigateurs, een naam die niet beklijfde. De rust keerde kortstondig weer.
Vanaf 1830 begonnen westerlingen meer belangstelling te krijgen voor de Samoa-eilanden, het koloniseren van de Stille Oceaan nam daarmee een aanvang. Missionarissen waren er in deze eeuw altijd als de kippen bij, gevolgd door handelaars en walvisjagers. Die laatste groep kwam voor vers drinkwater, brandhout, proviand en later voor het rekruteren van lokale mannen om als bemanningsleden op hun schepen te dienen.
Kaart van de Samoa-eilanden uit 1896 door George Cram (1842-1928) (publiek domein)
Vanaf 1850 ontstonden er Duitse handelsnederzettingen. In de tweede helft van de 19e eeuw werden verschillende delen van het Koninkrijk Samoa opgeëist door zowel Duitsland, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. In de jaren 1878-1879 sloten alle drie de grootmachten handelsverdragen op de Samoa-eilanden, waar op dat moment een troonstrijd woedde.
Deze Eerste Samoaanse Burgeroorlog duurde van 1886 tot 1894 en ging tussen de door de Britten en Amerikanen begunstigde Koning Malietoa Laupepa en de door Duitsland gesteunde tegenkoning Tamasese. In 1889 kwamen de V.S., het V.K. en Duitsland overeen dat Laupepa’s koningschap hersteld zou worden, maar dat liet onverlet dat de burgeroorlog nog vijf jaar voortduurde, waarbij ook een derde koningskandidaat zich aandiende: Mata’afa Iosefo.
Vanaf 1894 leek de rust weergekeerd en was zoals de westerlingen het graag zagen, Laupepa opnieuw koning. Toen hij in 1898 overleed begon het circus opnieuw: Mata’afa Iosefo claimde de troon, maar het Hooggerechtshof besloot dat de opvolging naar Laupepa’s zoon Malietoa Tanumafili I moest gaan in plaats van naar Mata’afa. Hierna werden de vijandelijkheden al snel weer hervat in de Tweede Samoaanse Burgeroorlog (1898-1899), waarbij de teruggekeerde Mata’afa Tanumafili snel en gemakkelijk versloeg in de Slag bij Apia.
Amerikaanse mariniers bemannen een scheepskanon nabij Apia in 1899 (publiek domein)
Uiteindelijk kwamen de westerse mogendheden tussenbeide. Het resultaat was de opdeling van de archipel met het Samoa-verdrag van 1899 in het westelijke Duits-Samoa en het oostelijke Amerikaans-Samoa, met de 171e lengtegraad als scheidslijn. Het Verenigd Koninkrijk liet zijn claims vallen toen het de Salomonseilanden kreeg toegewezen. De monarchie in Samoa werd afgeschaft en de Samoaanse autonomie werd officieel beëindigd.
Ansichtkaart uit Duits-Samoa (Verlag O. Schulze, Sydney / publiek domein)
Duitsland had niet lang plezier van zijn nieuwe kolonie: vanaf 1908 begonnen verschillende groepen zich tegen de Duitse heerschappij te keren. Maar het was over en uit bij het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), toen Nieuw-Zeeland Duits-Samoa binnenviel en het zonder een enkel schot te lossen kon veroveren. In het in 1919 gesloten Verdrag van Versailles kreeg het Verenigd Koninkrijk een mandaat over het gebied. Daar de Nieuw-Zeelanders er tóch al zaten (en het land een Gemenebestland was) droegen de Britten dit mandaat aan Nieuw-Zeeland over. Het mandaatgebied kreeg toen de naam West-Samoa.
Ongedateerde foto van een optocht in Apia, met op de voorgrond de koloniale vlag van West-Samoa (publiek domein)
Na de Tweede Wereldoorlog werd het mandaatgebied een trustschap van de Verenigde Naties, opnieuw bestuurd door Nieuw-Zeeland. In de jaren vijftig nam het geweldloze verzet tegen de buitenlandse overheersing onder de Samoanen toe, maar brak bij Nieuw-Zeeland ook steeds meer het besef door dat koloniaal bestuur z’n langste tijd had gehad. Middels verkiezingen werd de basis voor verzelfstandiging ingezet en werd West-Samoa op 1 januari 1962 een onafhankelijke staat.
Aanvankelijk werd er toch weer teruggegrepen naar de oude koninklijke families: twee vertegenwoordigers van de Malietoa en Tamasese werden voor het leven benoemd tot staatshoofd, maar na het overlijden van de laatste in 1963 was er voortaan slechts één staatshoofd. Sinds het overlijden van de Malietoa-vertegenwoordiger in 2007 wordt het staatshoofd, de O le Ao o le Malo, verkozen voor een periode van vijf jaar. In 1976 werd West-Samoa lid van de Verenigde Naties. In 1997 veranderde het land de naam in Samoa, wat niet goed viel in buurland Amerikaans-Samoa, omdat het verwarrend zou zijn en het de “identiteit beschadigde”.
De vlag
Vlag van Samoa (1949/1962-heden)
Hoewel Samoa (onder de oude naam West-Samoa) op 1 januari 1962 onafhankelijk werd, is de nationale vlag ouder. De vlag werd ingevoerd op 24 februari 1949, vandaag 76 jaar geleden, maar diende in eerste instantie als gebiedsvlag en niet als nationale vlag. Zoals we hierboven al zagen was West-Samoa toen een trustschap van de Verenigde Naties, bestuurd door Nieuw-Zeeland.
De ontwerpers van de vlag van Samoa: Malietoa Tanumafili II(1913-2007) (links) en Tupua Tamasese Mea’ole (1905-1963) (rechts)
De vlag is rood met een blauw kanton waarop vijf witte vijfpuntige sterren van verschillende grootte, voorstellend het sterrenbeeld Zuiderkruis. Het is een ontwerp van twee koninklijke ontwerpers: Tupua Tamasese Meaʻole en Malietoa Tanumafili II.
Kortstondige eerste vlag van Samoa (1948-1949)
Hun eerste ontwerp werd op 26 mei 1948 ingevoerd en was vrijwel gelijk, maar had maar vier sterren, net als op de vlag van Nieuw-Zeeland. De kleinere vijfde ster (Epsilon Crucis) werd in het tweede ontwerp toegevoegd (waarmee het lijkt op de Zuiderkruis-afbeeldingen van de Australische en Papoea-Nieuw-Guinese vlaggen). Sindsdien is de vlag ongewijzigd gebleven. De gebruikte kleuren staan voor dapperheid (rood), vrijheid (blauw) en zuiverheid (wit). Toen Samoa op 1 januari 1962 een onafhankelijke natie werd, werd de gebiedsvlag ‘bevorderd’ tot nationale vlag.
Koloniale vlaggen
Toen Nieuw-Zeeland na de Tweede Wereldoorlog -via het Verenigd Koninkrijk- Samoa als mandaatgebied kreeg toebedeeld, diende er een vlag te komen. De vlag stamt waarschijnlijk uit 1920, hoewel er pas in 1921 toestemming voor werd gevraagd.
Vlag van West-Samoa (1920-1962)
Zoals we hierboven kunnen zien was dit er een uit de grote familie van Britse blue ensigns (blauwe vaandels), waarbij de Britse Union Flag of Union Jack in het kanton staat en de badge voor het specifieke gebied in de vlucht, in dit geval drie palmbomen met graspollen op de voorgrond.
Badge-variaties!
De badge op bovenstaande afbeelding is waarschijnlijk een moderne herinterpretatie van de originele afbeelding, maar het dient ook gezegd dat badges niet zelden in verschillende variaties voorkomen en in hoeverre ze historisch correct zijn is een studie apart!
Zo zien we hierboven een zeldzame originele koloniale vlag van West-Samoa en daar zien de palmbomen er aanzienlijk anders uit. Op een afbeelding van de badge in het zeer grondige en gezaghebbende Große Flaggenbuch von Dr. Ottfried Neubecker (1939) zien we een duidelijk andere versie:
Badge van West-Samoa, zoals afgebeeld in Große Flaggenbuch von Dr. Ottfried Neubecker (Verlag der Reichsdruckerei, 1939)
Het is deze versie die nog het meest lijkt op die van de al even zeldzame red ensign-versie van de koloniale vlag, die op zee gebruikt werd (hieronder):
Red ensign (handelsvlag op zee) van West-Samoa (1920-1962) (foto: Martyn Overington)
Bij een vergroting van de badge van deze originele vlag kunnen we de details goed zien, opmerkelijk hoeveel deze versie verschilt van die op de originele blue ensign:
Close-up van de badge van de red ensign(foto: Martyn Overington)
Duitse periode
Gaan we nog verder in de tijd terug, dan komen we bij het kortstondig bestaan van Duits-Samoa (1900-1914). De vlag die toen gebruikt werd was die van het Rijkskoloniaal Ministerie:
Vlag van het Rijkskoloniaal Ministerie, in gebruik op Duits-Samoa tussen 1900 en 1914
Deze vlag, die dus in meerdere Duitse kolonies werd gebruikt toont de toenmalige Duitse kleuren van zwart, wit en rood met de rijksadelaar in het midden. Het ontwerp stamt uit 1893. Kort vóór de Eerste Wereldoorlog werden er voor de verschillende gebieden aparte vlaggen ontworpen, maar de oorlog kwam tussenbeide, waardoor ze uiteindelijk nooit zijn ingevoerd.
Ontwerp voor de vlag van Duits-Samoa (nooit uitgevoerd)
Hierboven zien we dat nooit uitgevoerde ontwerp: opnieuw de Duitse kleuren met een schild in het midden met (daar zijn ze weer!) drie palmbomen, ieder op hun eigen eilandje boven de blauw-witte baren.
De vlag van de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt (Sachsen-Anhalt in het Duits) werd officieel ingevoerd op 30 januari 1991.
Links: Locatie van Saksen-Anhalt in Duitsland / Rechts: Kaart van Saksen-Anhalt met districtsverdeling
Na de Tweede Wereldoorlog werd de voormalige Pruisische provincie Saksen door het toenmalige Sovjet-bestuur samengevoegd met het land Anhalt tot de nieuwe provincie Saksen-Anhalt. Twee jaar later, op 12 juli 1947, werd dit het land Saksen-Anhalt. Vanaf 1949, bij de vorming van West- en Oost-Duitsland, werd Saksen-Anhalt officieel onderdeel van Oost-Duitsland (de Duitse Democratische Republiek/DDR). Op 25 juli 1952 werd het land Saksen-Anhalt opgeheven en opgedeeld in de districten Halle en Maagdenburg. Na de hereniging van Duitsland in 1990 werd Saksen-Anhalt weer in ere hersteld, nu als deelstaat, met Maagdenburg als hoofdstad.
De vlag
Vlag van Saksen-Anhalt (1991-heden)
De vlag van Saksen-Anhalt is een horizontale tweekleur in geel en zwart, in het midden het wapen van de deelstaat.
Bij de vorming van het land Saksen-Anhalt werd ook de vlag vastgesteld, zijnde een zwart-gele tweekleur (dus precies het omgekeerde van de huidige vlag). De kleuren kwamen van de voormalige Pruisische provincie Saksen (1884-1935). Ideaal was dit niet, want de West-Duitse deelstaat Baden-Württemberg had (en heeft nog steeds) eenzelfde vlag. Deze situatie heeft niet zo lang geduurd, daar het land in 1952 door de DDR werd afgeschaft.
Na de val van de Berlijnse Muur (1989), de hereniging van Duitsland (1990) en de herintrede van Saksen-Anhalt als deelstaat, kwam het oude Baden-Württembergse probleem echter weer om de hoek kijken. In 1990 werd er toen een officieuze vlag gebruikt, waarbij de banen werden gekanteld, waardoor er een verticale tweekleur ontstond, met in het midden het wapen van Saksen-Anhalt dat tussen 1948 en 1952 werd gebruikt. De vlag werd geïntroduceerd bij de festiviteiten van de hereniging op 3 oktober 1990. Het lijkt er niet op dat de vlag daarna nog vaak is gezien.
Officieuze vlag van Saksen-Anhalt van oktober 1990
De wet waarin de nieuwe staatssymbolen werden vastgesteld werd goedgekeurd op 20 december 1990 en ging officieel in op 30 januari 1991, vandaag 31 jaar geleden. Bij aanname van de nieuwe Grondwet op 16 juli 1992 werd de vlag in Artikel 1 vastgelegd: opnieuw een horizontale tweekleur maar nu in geel-zwart en wel in twee variaties: één met wapen (voor de deelstaatsoverheid) en één zonder, voor de burgerij. In de praktijk bleek de verwisseling van Saksen-Anhalt met Baden-Württemberg echter niet uit te roeien, zodat op 27 april 2017 uiteindelijk gekozen werd voor alléén de vlag met wapen, zodat dit probleem was opgelost.
Wapen
Wapen van Saksen-Anhalt
Dat brengt ons bij het wapen. Het is horizontaal in tweeën gedeeld. Bovenin is het opnieuw gedeeld in 5 afwisselende gele (gouden) en zwarte balken. Diagonaal hier overheen een zogenaamde ruitkrans in groen. Rechts boven in de hoek een wit (zilveren) schild, waarop een adelaar in zwart met gele snavel en poten en rode tong. Onderin: tegen een witte (zilveren) achtergrond is een gaande beer in zwart, bovenop een rode gekanteelde muur met zwarte voegen, in het midden een open poort.
Links:Wapen van Saksen / Rechts: Wapen van Anhalt
Zoals op bovenstaande illustraties te zien is, zijn de twee delen afkomstig van de wapens van Saksen en Anhalt.
Links: Het oorspronkelijke wapen van Saksen / Midden: Het wapen van Pruisen: de adelaar / Rechts: Vroege versie van het wapen van Anhalt
Het Saksische wapen valt ook weer in tweeën te splitsen: het schild met de strepen is het oorspronkelijke wapen van de provincie Saksen, waarbij vanaf de bovenkant eerst een zwarte balk is te zien, tegen een gele nu. De adelaar is afkomstig van het koninkrijk (later vrijstaat en deelstaat) Pruisen waar de provincie Saksen deel van uitmaakte. Het wapen van Anhalt is eigenlijk ongewijzigd gebleven, maar wel gestileerd.
Het wapen van Saksen-Anhalt is het enige Duitse deelstaatwapen waarin nog een Pruisisch symbool voorkomt. Omdat Saksisch-Anhaltse wapen, op de vlag na, alleen door de overheden van de deelstaat gebruikt mag worden is er in 1994 een vrij te gebruiken versie ontworpen.
Vrij te gebruiken logo-versie van het wapen van Saksen-Anhalt (1994-heden)
De huidige vlag van Berlijn is heel anders dan z’n voorgangers, maar de kleuren zien we wél terug in die oudere vlaggen. Tussen 1618 en 1861 was de Berlijnse vlag een horizontale tweekleur in zwart en wit.
Links: Vlag van Berlijn 1618-1861 / Rechts: Vlag van Berlijn 1861-1911
In 1861 kreeg Berlijn een nieuwe vlag, een horizontale driekleur in zwart, rood en wit. De vlag was een ontwerp van stadsarchivaris Ernst Fidicin (1802-1883), die de kleuren ontleende aan het wapen van Brandenburg.
Vlag Duitse Keizerrijk (1871-1918)
Iedereen leek positief over de nieuwe vlag, totdat het in 1871 uitgeroepen Keizerrijk een nieuwe vlag invoerde, een horizontale driekleur in zwart, wit en rood. Deze vlag leek zóveel op die van Berlijn, dat mensen de vlaggen die nu beiden in het straatbeeld te zien waren, door elkaar haalden. Sommigen verkeerden in de veronderstelling dat de stadsvlag die van het raadhuis wapperde die van het Keizerrijk was.
Discussies alom en de voorstellen voor aanpassing van de vlag waren legio. Uiteindelijk kwam men er na lange tijd in 1911 uit: het rood kwam terug in twee horizontale balken, onder en boven, het wit vulde het veld en het zwart kwam van de beer (van het stadswapen). Het dier werd op het witte vlak geplaatst.
De vlag werd officieel goedgekeurd op 14 juni 1911. Als men al dacht dat de nieuwe vlag nu snel in het straatbeeld zou verschijnen, dan kwam men bedrogen uit. Men wachtte tot 27 januari 1913, de verjaardag van Keizer Wilhelm II, om de vlag voor het eerst vanaf het Rotes Rathaus uit te steken.
Links: Vlag Berlijn 1911-heden (tussen 1954 en 1990 alleen West-Berlijn) / Rechts: Vlag Oost-Berlijn 1954-1990
Na de Tweede Wereldoorlog en de verdeling in sectoren door geallieerde troepen, had Berlijn nog steeds dezelfde vlag. Echter toen de tegenstellingen tussen de Westerse machten van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Verenigde Staten in West-Berlijn enerzijds, en die van de Sovjet-Unie in Oost-Berlijn anderzijds, toenamen, besloot Oost-Berlijn in 1954 zijn eigen versie van de vlag in te voeren: de rode balken werden strepen en kwamen los van de vlagrand, terwijl de beer op een wapenschild werd geplaatst, met een gestileerde versie van een muurkroon. West-Berlijn hield de oude vlag in stand, en hiermee waren er dus twee Berlijnse stadsvlaggen!
Deze situatie duurde tot na de omwenteling en de val van de Berlijnse Muur op 9 november 1989. In 1990 werd de Oost-Berlijnse vlag afgeschaft en werd de West-Berlijnse vlag opnieuw de vlag van de gehele stad. De beer werd enigszins gestileerd, maar verder veranderde er niets. In 1995 werd de vlag definitief wettelijk vastgesteld.
De vlag
Vlag van Berlijn (1913-heden)
De vlag is een horizontale driekleur in rood-wit-rood, waarbij de twee rode strepen ieder één-vijfde van de hoogte innemen. Op het witte veld, staat iets links van het midden een zwarte beer, rood genageld en getongd, kijkend in de richting van de broekingszijde.
Wapen van Berlijn (1709)
De beer komt, zoals gezegd, uit het stadswapen van Berlijn, waarop hij vanaf 1709 de eer moest delen met de adelaars van Brandenburg en Pruisen. Vanaf 1883 werd de beer ‘losgekoppeld’ van de adelaars en mocht hij als symbool van de stad alléén op het wapen.
Links: Zegel uit 1280 met twee beren / Rechts: Wapen van Berlijn
Overigens gaat de rol van de beer veel verder terug: op een zegel uit 1280 zien we de beer al. Samen met een collega-beer is hij schildhouder voor het wapen van Brandenburg (de adelaar). Pas later, in de 17e eeuw, is hij echt als heraldisch symbool voor Berlijn gebruikt. Waarschijnlijk heeft ook de min-of-meer gelijke klank van Berlin en Bär daarmee te maken.
De Duitstalige Gemeenschap in België heeft sinds 1990 zijn eigen feestdag. De Duitstalige Belgen wonen in het oosten van het Franssprekende Wallonië. Het gaat om twee kantons in de provincie Luik, die tegen Duitsland aanliggen: Eupen en Sankt Vith. Tezamen gaat het om ruim 76.000 inwoners. Sinds 2017 wordt door de bevolkingsgroep ook de naam Ostbelgien (Oost-België) gebruikt.
De Duitstalige gebieden lagen tot en met de Eerste Wereldoorlog in het Pruisische deel van het Duitse Keizerrijk. In 1919, bij de vredesbesprekingen in Versailles, werden deze gebieden aan België toegewezen als een vorm van herstelbetalingen.
De datum van 15 november valt samen met de viering van Koningsdag in België, een feest ter ere van de vorst. De oorsprong hiervan ligt in 1830, bij België’s eerste ‘eigen’ koning Leopold I, wiens verjaardag op 16 november was. Zijn opvolger Leopold II koos ervoor de traditie één dag eerder te houden. Leopold’s naamdag was de 15e november, het is het feest (en sterfdag) van de Heilige Leopold (1073-1136).
Links: Albert I (1875-1934), foto uit 1915 (publiek domein) / Rechts: Leopold III (1901-1983), foto uit 1934 (publiek domein)
Onder de volgende koning, Albert I, is er nog tweemaal met de datum geschoven (naar 26 en 27 november). In 1934, toen zijn zoon Leopold III inmiddels koning was, is de datum definitief ‘teruggeschoven’ naar 15 november. In 1990 werd door de Oostkantons besloten deze dag te combineren met hun eigen jaarlijkse feestdag.
Naast de viering van ‘hun’ dag op 15 november (doorgaans met muziek en theater), spreiden de Oost-Belgen de festiviteiten over de hele maand november, waaronder de nodige sportwedstrijden.
De vlag
Vlag van de Duitstalige Gemeenschap in België (1990-heden)
De vlag van de Duitstalige Gemeenschap in België is wit met een rode leeuw in het midden die omcirkeld wordt door negen blauwe vijfbladeren. Het vijfblad is een heraldisch wapenfiguur en stelt een bloesem voor met vijf gestileerde en concentrisch gestileerde bloemblaadjes rondom een bloemknop.
Plannen voor een wapen en vlag dateren van 1989 en na verschillende voorstellen, die alle werden gepubliceerd in de lokale krant Grenz-Echo. In 1990 werd uit de verschillende ontwerpen de winnaar gekozen. De invoering was op 1 oktober 1990. Vlag en wapen zijn identiek.
Links: Kaart van het Hertogdom Limburg. In paars: grenzen van het oorspronkelijke hertogdom; in groen: de huidige Belgische provincie Limburg; in geel: de huidige Nederlandse provincie Limburg (publiek domein) / Rechts: Het historische wapen van het Hertogdom Limburg
De rode leeuw is terug te voeren op zowel de wapens van de hertogdommen Limburg en Luxemburg, die beiden een rode leeuw in hun wapen voeren. Het noordelijke deel van de huidige Duitstalige Gemeenschap was in het verleden onderdeel van het Hertogdom Limburg (wat op zijn beurt onderdeel was van de Duitse Bond, een confederatie van ruim 40 Duitse staten met federale elementen). Hetzelfde geldt voor het zuidelijke deel van de Duitstalige Gemeenschap, wat ooit onderdeel was van het Groothertogdom Luxemburg (en óók onderdeel van de Duitse Bond).
De leeuw van de Duitstalige Gemeenschap is daarmee goed gekozen. In tegenstelling tot de Limburgse en Luxemburgse leeuwen heeft hij geen kroon en zijn z’n klauwen en tong niet goud, maar rood. Het witte veld gaat ook terug op de twee hertogdommen. Het historische wapen van Hertogdom Limburg heeft eveneens een wit veld. Dat van Luxemburg is wit-blauw (zilver-blauw) gestreept. Het blauw komt in de vlag van de Duitstalige Gemeenschap terug in de vijfbladeren. Het aantal van negen vijfbladeren staat symbool voor de negen gemeentes die de gemeenschap telt.
Het noordelijke deel van de gemeenschap telt vier gemeentes: Eupen, Kelmis, Lontzen en Raeren. In het zuidelijke deel zijn dat er vijf: Amel, Büllingen, Burg-Reuland, Bütgenbach en Sankt Vith. Het parlement van de Duitstalige Gemeenschap is gezeteld in Eupen.
Micronesia (met een a op het eind) is een onafhankelijke staat van 607 eilanden in de Grote Oceaan. Het land vormt samen met Palau, de Marshalleilanden en de Noordelijke Marianen de regio Micronesië (met een e op het eind). Die twee bijna gelijke namen maken het een beetje verwarrend, officieel heet het land dan ook Federatieve Staten van Micronesia (Federated States of Micronesia). Die federatieve staten (of deelstaten) waar het land uit bestaat, zijn Yap, Chuuk, Pohnpei en Kosrae.
Kaart van de Federatieve Staten van Micronesia / Inzet: Het gebied ten opzichte van de regio (public domain)
Het totale landoppervlak is 702 km², verspreid over zo’n 2.900 km. De bevolking bedroeg bij een schatting uit 2016 104.937 inwoners.
De hoofdstad is Palikir op het eiland Pohnpei (4.645 inwoners), maar de grootste plaats is Weno (zo’n 14.000 inwoners) op het gelijknamige eiland, onderdeel van deelstaat Chuuk.
De complete regio Micronesië kent een roerige geschiedenis. De eersten die de rust in de uitgestrekte archipel kwamen verstoren waren de Portugezen in de 16e eeuw, op zoek naar kruideneilanden. De Spanjaarden kwamen hierna en zij claimden het gebied in 1574 en maakten het onderdeel van het Kapiteinschap Generaal van de Filipijnen. Eeuwenlang bleef dit zo, totdat Spanje na zijn nederlaag in de Spaans-Amerikaanse oorlog (1898) de Micronesische eilanden in 1899 verkocht aan Duitsland. Dit land voegde het gebied toe aan zijn kolonie Duits-Nieuw-Guinea.
Lang duurde dit niet, want in 1914, tijdens de Eerste Wereldoorlog, werden de eilanden veroverd door Japan. Deze situatie bleef zo tot 1919, waarna de Volkenbond (de voorloper van de Verenigde Naties) er een speciaal gebied van maakte: het Zuid-Pacifisch Mandaatgebied onder bestuur van het Japanse Keizerrijk.
In 1944, tijdens de Tweede Wereldoorlog, vond in dit gebied de Amerikaanse Operation Hailstone plaats, een van de belangrijkste zeeslagen. Een belangrijk deel van de Japanse vloot lag namelijk in de Truk Lagoon (tegenwoordig Chuuk Lagoon) . De twee dagen durende slag had als resultaat dat er een flink aantal bevoorradings- en vrachtschepen werd vernietigd en -niet onbelangrijk- tevens zo’n 250 gevechtsvliegtuigen buiten gevecht werden gesteld. Ook (haven)installaties en een duikboot-basis werden vernield. De Amerikanen bezetten de eilanden in deze regio vervolgens.
Na de Tweede Wereldoorlog (1947) werd de archipel opnieuw een mandaatgebied, nu namens de Verenigde Naties, onder de naam Trust Territory of the Pacific Islands. Het bestuur was in handen van de Verenigde Staten. Op 10 mei 1979 ondertekenden vier van de zeven eilandgebieden, Yap, Chuuk, Pohnpei en Kosrae, een nieuwe grondwet, waarbij ze zich verenigden tot Federatieve Staten van Micronesia (Federated States of Micronesia of FSM). Zoals hiervoor al aangehaald: Palau, de Marshalleilanden en de Noordelijke Marianen sloten zich hier niet bij aan.
Net als Palau en de Marshalleilanden tekenden de FSM de Compact of Free Association(Verbond van Vrije Samenwerking) met de Verenigde Staten. Dit leidde op zijn beurt tot onafhankelijkheid op 3 november 1986, zij het nog steeds in associatie met de Verenigde Staten. Dit land is verantwoordelijk voor defensie van de FSM.
De enige andere archipel uit de Trust Territory of the Pacific Islands van 1947, die nog niet zelfstandig is, is die van de Noordelijke Marianen. Dit is een afzonderlijk, niet-onafhankelijk territorium (gemenebest) van de Verenigde Staten, met de naam The Commonwealth of the Northern Mariana Islands (CNMI).
De vlag
Vlag van Micronesia (1978-heden)
De vlag van Micronesia is een schoolvoorbeeld van eenvoud. De vlag is hemelsblauw met vier witte vijfpuntige sterren, die elk naar een windrichting wijzen. Het blauw staat voor de Grote Oceaan (en is niet toevallig hetzelfde blauw als dat van de Verenigde Naties), de vier sterren staan symbool voor de vier federatieve staten Yap, Chuuk, Pohnpei en Kosrae.
Vlag van de Trust Territory of the Pacific Islands (1962-1978)
De vlag vloeide eigenlijk voort uit die van de Trust Territory of the Pacific Islands, die een dergelijke vlag had, maar dan een iets donkerder blauw en met zes sterren. Dit was een ontwerp uit 1962 van de toen 22-jarige Gonzalo Santos uit Saipan (Noordelijke Marianen), maar geboren in Yap. Hij won er een ontwerpwedstrijd mee en verdiende daarmee een prijs van $250,-.
Kosrae, nu een aparte deelstaat, was toen onderdeel van Pohnpei en zij deelden dus één ster op deze vlag. De overige vijf sterren waren voor Yap, Chuuk, Palau, de Marshalleilanden en de Noordelijke Marianen. De vlag werd goedgekeurd door de Verenigde Staten in 1965, hoewel hij al voor het eerst gehesen werd op 24 oktober 1962. De oorspronkelijke symboliek was: de kleur blauw voor vrijheid en trouw, het wit van de sterren vrede. Deze vlag was in gebruik tot en met 1978.
Omdat de huidige vlag van Micronesia duidelijk voortkomt uit die van het voormalige Trust-gebied, is Gonzalo Santos in feite ook de ‘vader’ van deze vlag.
Uiteraard hebben ook de vier federatieve staten elk hun eigen vlag:
Links: Vlag van Yap, een ontwerp van John Gilinung uit 1981 / Rechts: Vlag van Chuuk, een ontwerp van Ophin Reselap uit 1979Links: Vlag van Pohnpei, een ontwerp van Rosendo Alex uit 1977 / Rechts: Vlag van Kosrae, een ontwerp van Nena T. Lonno uit 1981
De geschiedenis van (Noord-)Macedonië in de twintigste eeuw is uitermate ingewikkeld en zeer veelomvattend. Het zorgt er ook voor dat om de historische achtergrond van deze feestdag goed te duiden, dit het doel van Vlagblog ver voorbij zou schieten.
Daarom de zéér ingedikte versie van het verhaal. (Noord-)Macedonië was tussen 1918 en 1929 een deel van Servië, onder de naam Koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen. De opvolger van deze staat in 1929 was het Koninkrijk Joegoslavië. (Noord-)Macedonië was de zuidelijkste provincie van dit koninkrijk, onder de naam Banovina Vardar (het Vardarbanaat). Naast het huidige grondgebied van Noord-Macedonië hoorden daar toen ook de zuidelijke gebieden van Servië bij en de zuidoostelijke gebieden van Kosovo.
Het Vardarbanaat werd in 1941 bezet door een aantal van de zogenaamde asmogendheden, een alliantie waarin o.a. Hitler-Duitsland en Mussolini-Italië zaten. Voor wat het banaat betreft: dit werd verdeeld tussen Servië (op zijn beurt bezet door Duitsland), Albanië (dat bezet was door Italië) en Bulgarije.
Zo komen we bij de dag van vandaag. In Prilep, in het door de Bulgaren bezette deel van (Noord-)Macedonië begon de bevolking een gewapende opstand met een partizanenactie door 16 man, beginnend met een gewapende aanval op een Bulgaarse politiekazerne. Het noordelijker gelegen Kumanovo volgde een dag later, waarbij een speciale verzet-eenheid werd opgericht. Dit leidde uiteindelijk tot een anti-facistische coalitie die vier jaar lang strijd leverde. Na de Tweede Wereldoorlog Macedonië een van de deelrepublieken in de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië.
De vlag van Noord-Macedonië (toen nog Macedonië) werd op 15 juli 1992 ingevoerd en heeft een rood veld met een gestileerde gouden zon met acht lange en acht korte stralen, de zogenaamde Zon van Vergina. Dit symbool komt voor op een in 1977 gevonden gouden kistje met het gebeente van Phillipus II van Macedonië (382 v. Chr.-336 v. Chr.), de vader van Alexander de Grote. Aangezien de Zon van Vergina als symbool gezien kan worden voor de hele regio Macedonië, maakte Griekenland hier bezwaar tegen.
Eerste vlag van Macedonië (1992-1995)
De gemoederen liepen zó hoog op, dat Griekenland in april 1994 een economische boycot tegen Macedonië instelde en kreeg de Verenigde Naties zover dat de vlag niet in de vlaggenparade mocht wapperen. De blokkade werd opgeheven in oktober 1995 toen Macedonië beloofde de vlag te zullen aanpassen.
De nieuwe vlag werd een variatie op het thema en werd nog verder gestileerd. De kleuren bleven rood en goud , de zon in het midden heeft echter nu nog maar 8 stralen die nu niet langer in punten uitlopen, maar zich vanuit de zon verwijden naar de randen van de vlag. Het ontwerp was van Miroslav Grčev en werd op 5 oktober 1995 in het parlement aangenomen met 110 stemmen voor en 5 tegen.
Miroslav Grčev (1955), ontwerper van de Noord-Macedonische vlag (fotograaf onbekend)
In de praktijk ging de overgang niet zo makkelijk. Conservatieven en nationalisten bleven de oude vlag gebruiken, soms naast de nieuwe vlag, soms dat niet eens. De verdeeldheid bleek ook uit een volkspeiling: slechts 56,33% bleek voorstander van de nieuwe vlag. Sinds 1998 lijken de gemoederen wat bedaard te zijn en de vlag een breder draagvlak te hebben gekregen.
Op de eerste zaterdag na 15 september om 12.00 uur, begint traditiegetrouw het Münchense Oktoberfest, het grootste bier- en volksfeest ter wereld. Het duurt maar liefst 16 dagen, begon dit jaar op 21 september en eindigt vandaag, 6 oktober.
Het feest bestaat al sinds 1810. De aanleiding toen was het huwelijk op 12 oktober van kroonprins Lodewijk van Beieren met Theresia van Saksen-Hildburghausen (vanaf 1825 koning Lodewijk I en koningin Theresia).
Het grote volksfeest werd op een grote open weide gehouden, vernoemd naar de bruid: Theresienwiese. En dat is nu, anno 2024 nog steeds zo. Jaarlijks trekt het feest ruim 6 miljoen bezoekers.
De vlag
De vlag van München is er in twee varianten die beide gebruikt worden en gelijkwaardig aan elkaar zijn.
De twee officiële vlaggen van München: links de horizontale tweekleur en rechts de iets populairdere ruitjesvlag
De eerste variant is een horizontale tweekleur in zwart en geel, de stadskleuren van München. De tweede variant, de versie die hier vandaag wappert, is de bij de meeste mensen iets populairdere versie met ruitjes, in dezelfde twee kleuren zwart en geel. Het aantal ruiten per vlag is nooit officieel vastgesteld en kan dus per vlag verschillen.
De twee officiële vlaggen van de Duitse deelstaat Beieren: links de horizontale tweekleur en rechts de iets populairdere ruitjesvlag
Het ruitenmodel is dan weer gebaseerd op de vlag van Beieren, die een dergelijk model voert, maar dan in wit en blauw (overigens heeft Beieren net als München ook een versie van zijn vlag als horizontale tweekleur). Wanneer de vlag officieel werd is niet bekend, maar de historie gaat in ieder geval terug tot de Middeleeuwen.
Naast de twee genoemde versies is de Münchense vlag in de stad zelf ook veelvuldig als langwerpige banier te zien, maar dan uitsluitend als tweekleur: zowel horizontaal als verticaal.
De banieren van München: zowel de in de lengte als in de breedte verdeelde banier komen voor
Herkomst kleuren
De kleuren zwart en geel zijn afkomstig van het wapen van München, dat ook in twee versies bestaat: klein en groot.
Het wapen van München gaat ver terug: in 1268 zien we het al op een stadszegel. De figuur van de monnik verwijst naar de 8e eeuwse kloostergemeenschap, die de naam Zu den Munichen (Naar de Monniken) had. Deze naam verbasterde later in Muniche en uiteindelijk in München.
Het stadszegel van München uit 1268 met het hoofd van een monnik met kap onder een stadspoort met een adelaar erboven (publiek domein)
Toonde het hier boven afgebeelde stadszegel alleen het hoofd van een monnik onder een poort, vanaf 1304 wordt hij als volledige figuur afgebeeld. Hij draagt een met goud (geel) afgezette zwarte pij, rood schoeisel en een rood eedboek. Het kleine wapen laat alleen de monnik zien.
Het zogenaamde grote wapen wordt niet meer gebruikt in het officiële verkeer, maar uitsluitend bij representatieve doeleinden. De beschrijving luidt: In zilver (wit) een open rode stadspoort tussen twee rode gekanteelde torens met daken die in meerdere zigzaglijnen in zwart en goud (geel) zijn afgezet; boven de poort een klimmende, gouden (gele) leeuw met gouden (gele) kroon; in de poort de monnik van het kleine wapen.
Vandaag is het 78 jaar geleden dat de deelstaat Noordrijn-Westfalen ontstond. Na de Tweede Wereldoorlog stond dit gebied onder Brits militair gezag, dat oorspronkelijk bestond uit de Pruisische provincies Westfalen en (Noord)-Rijnland.
Kaart van het Pruisische Westfalen van omstreeks 1900, ook de Vrijstaat Lippe zien we afgebeeld (publiek domein)
Met Verordnung Nr. 46 – „Auflösung der Provinzen des ehemaligen Landes Preußen in der Britischen Zone und ihre Neubildung als selbständige Länder”, weden de twee landsdelen samengevoegd.
Verordnung Nr. 46 werd van kracht op 23 augustus 1946 (publiek domein)
Zijn definitieve vorm kreeg de deelstaat op 21 januari 1947 toen de kleine, voormalige Vrijstaat Lippe aan het gebied werd toegevoegd. De Britten hadden Lippe voor de keus gesteld: òfwel aansluiting bij Nedersaksen òf Noordrijn-Westfalen.
Voorloper van Noord-Rijnland: de provincie Rijnland, circa 1900 (publiek domein)
De deelstaat is qua grootte de vierde van Duitsland, is iets kleiner dan Nederland en net iets groter dan België. Het inwoneraantal van 18,2 miljoen is net iets groter dan dat van Nederland. Het belangrijkste economische centrum van Duitsland, het Roergebied, met vijf miljoen inwoners ligt in deze deelstaat.
De. vlag van Noordrijn-Westfalen is een horizontale driekleur van groen-wit-rood met in het midden het gecombineerde wapen van de oorspronkelijke drie landsdelen. De vlag komt als Landesflagge ook voor zonder wapen, de versie mét wapen is de zogenaamde Landesdienstflagge.
Links: Vlag van (Noord)-Rijnland (de Rijnprovincie) (1822-1946) / Rechts: Vlag van Westfalen (1815-1946)
De vlag is een combinatie van de vlaggen van (Noord)-Rijnland (ook wel de Rijnprovincie genoemd), een horizontale tweekleur in groen en wit en Westfalen, een horizontale tweekleur in wit en rood. Hoewel de vlag al sinds 1948 in gebruik was, werd de vlag pas op 10 maart 1953 officieel aangenomen.
Vlag van de Vrijstaat Lippe (1880-1947)
De kleuren van de voormalige vlag van Vrijstaat Lippe speelden bij de vlag van Noordrijn-Westfalen formeel geen rol, alhoewel de kleur rood bij beide vlaggen voorkomt.
Het wapen
Het wapen van Noordrijn-Westfalen is net als de vlag een combinatie van de landsdelen, inclusief Lippe. Het werd in 1947 ontworpen door Wolfgang Pagenstecher.
Wapen van Noordrijn-Westfalen (1947/1948/1953-heden)
Het wapen werd op 5 februari 1948 ingevoerd en op 10 maart 1953 (net als de vlag) in de grondwet verankerd.
(Noord)-Rijnland (de Rijnprovincie)
Links (heraldisch rechts) zien we het wapen van (Noord)-Rijnland (de Rijnprovincie): op een groen veld zien we golvende schuinbalk (symbool voor de Rijn) in wit (of zilver). Oorspronkelijk was de Rijn afgebeeld in zijn stroomrichting (van zuidoost naar noordwest), maar voor het combinatiewapen werd dit om esthetische redenen omgedraaid (zodat de Rijn nu de verkeerde kant op stroomt!). Tot 1926 was het wapen als gekroond hartschild over de gekroonde Pruisische adelaar met scepter en rijksappel geplaatst. In 1926 werd het wapen gemoderniseerd door Wolfgang Pagenstecher (die 21 jaar later dus het wapen van Noordrijn-Westfalen zou ontwerpen), waarbij de adelaar zijn kroon, scepter en rijksappel verloor en bovenin het wapenschild werd geplaatst.
Links: Wapen van (Noord)-Rijnland (de Rijnprovincie) (1817/1835-1926)/ Rechts: Wapen van (Noord)-Rijnland (de Rijnprovincie) (1926-1947)
Westfalen
Rechts (heraldisch links) zien we het wapen van Westfalen: op een rood veld het zogenaamde Saksenros of Westfaalse paard met opgeheven staart.
Het wapen van Westfalen
Hert is al een oud symbool en werd al gebruikt toen het gebied dat we nu Westfalen noemen onderdeel was van het middeleeuwse hertogdom Saksen, dat toen en groot deel van het huidige Noord-Duitsland besloeg. Het paard vindt zijn oorsprong hoogstwaarschijnlijk in het ros waar Wittekind (743-807), de laatste leider der Saksen, op reed. Deze reed ooit op een zwart paard, maar na zijn bekering zou hij gebruik hebben gemaakt van een wit paard.
Vlag van het Koninkrijk Hannover waarop het wapen met het witte paard (1837-1866)
Het witte paard komt ook voor op de wapens van verschillende gebieden die ooit onderdeel waren van dit Saksen van lang geleden. Een groot deel van deze regio was in de 19e eeuw onderdeel van het koninkrijk Hannover (waar de Britse koninklijke familie uit afkomstig is) en dit land voerde ook een rood schild met een wit paard. De Vrijstaat Brunswijk (1922-1946) gebruikte eveneens het witte paard op een rood schild. De huidige deelstaat Nedersaksen gebruikt dit wapen nog steeds en het staat daar ook op de vlag afgebeeld.
Vlag van Nedersaksen (1951-heden)
Daarnaast zien we ook witte paarden op de vlaggen het Britse graafschap Kent en van de Nederlandse regio Twente (hoewel dit historisch waarschijnlijk niet klopt).
Links: Vlag van het Britse graafschaap Kent (1605-heden) / Rechts: Vlag van de Nederlandse regio Twente (1981-heden)
Lippe
In de zogenaamde “insteek” onderin het wapen zien we het symbool van Lippe, dat door het Huis van Lippe zeker tot 1222 terug gaat, een rode roos met vijf bloembladen op een witte achtergrond.
Wapen van Lippe
Na de troonsafstand in 1918 van de laatste regerende vorst van Lippe, Leopold IV, werd het vorstendom een vrijstaat. Ook als vrijstaat behield Lippe het wapen met de roos totdat het in 1947 opging in Noordrijn-Westfalen, waarna het symbool een plekje op het gecombineerde wapen kreeg.
Persoonlijke standaard (verleend in 1937) van prins Bernhard van Lippe-Biesterfekd (1911-2004), waarin we naast de Nederlandse leeuw ook de roos van Lippe kunnen herkennen
Ook prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld, de grootvader van koning Willem-Alexander, voerde als telg uit het vorstengeslacht Lippe, de roos in zijn wapen en op zijn persoonlijke standaard.