Hoewel veel Halloween-feesten afgelopen weekend al werden gevierd en de rest komend weekend, is de dag zelf vandaag, 31 oktober. De Engelse benaming Halloween of Hallowe’en komt van All Hallow’s Evening of All Hallow’s Eve, in het Nederlands Allerheiligenavond, de dag vóór Allerheiligen, 1 november.
De traditie gaat ver terug op Keltische oogstfeesten, met daaraan gekoppeld het geloof dat rond deze tijd de zielen van de doden terugkeerden naar hun huizen. De levenden deden er dan goed aan de doden gunstig te stemmen, door bijvoorbeeld aan tafel voor een extra gast te dekken of voedsel buiten te leggen.
Vanaf de 16e eeuw werd het op de Britse eilanden gebruik om verkleed langs de deuren te gaan, vervolgens een liedje te zingen of een gedicht op te zeggen in ruil voor voedsel. Het verkleden in spookachtige kostuums had als achterliggende gedachte de echte dode zielen voor zich in te nemen.
Vanaf de 19e eeuw raakt het feest ook ingeburgerd in de Verenigde Staten, door de komst van grote groepen Ierse en Schotse immigranten. Vanaf dat moment gaat het steeds meer op het Halloween lijken dat we nu nog kennen, inclusief de uitheholde pompoen.
In eerste instantie is het vooral een feest voor kinderen die in enge kostuums langs de deuren gaan om daarmee iets lekkers te scoren, maar naarmate het feest steeds groter en commerciëler wordt, laten ook volwassenen zich niet onbetuigd met complete Halloween verkleedfeesten. Ook in Nederland is het feest inmiddels niet meer weg te denken.
Een interessante naam voor een feestdag: de dag van het ‘nee’, in het Grieks ‘Επέτειος του Οχι’ (Epétios tou Óchi).
De dag herdenkt 28 oktober 1940, toen om 3.00 uur in de ochtend de Italiaanse ambassadeur Emanuele Grazzi de Griekse premier Ioannis Metaxas thuis bezocht en hem een ultimatum stelde: Griekenland diende zich binnen drie uur over te geven, anders zou Italië het land binnenvallen en bezetten. Het antwoord van Griekenland op dit ultimatum was een onmiddellijk ‘nee’.
Veel Grieken meldden zich als vrijwilliger om bij een Italiaanse inval mee te vechten. Italië begon zijn aanval op Griekenland op dezelfde dag nog vanuit Albanië, toen een Italiaans protectoraat. In het bergachtige gebied was het weer slecht en winters, waardoor de Italiaanse luchtmacht niet in actie kon komen, wat in het voordeel van de Grieken was. Aan beide kanten vielen echter veel slachtoffers. De Grieken wisten weerstand te bieden en op 14 november werden de Italianen teruggedreven, ver Albanië in.
Italië had aan bondgenoot Duitsland willen tonen dat ze niet voor hen onderdeden, maar slaagde hier dus niet in. Het was dan ook het Duitse leger dat Griekenland binnenviel op 6 april 1941 en het land uiteindelijk vier jaar lang zou bezetten.
Vanaf 1942 wordt Óchi-dag door Grieken overal ter wereld herdacht en na de Tweede Wereldoorlog werd het een officiële feestdag. Het is een dag met veel parades van militairen en scholieren, herdenkingsbijeenkomsten en veel vlagvertoon.
De vlag heeft in een kanton een wit kruis op een blauw vlak. De rest van het veld wordt ingenomen door vijf blauwe en vier witte horizontale strepen, om en om. Op 15 maart 1822 werd deze vlag ingevoerd, maar was toen alleen nog maar te zien op schepen. Tegelijkertijd werd er nog een vlag ingevoerd: deze toonde het blauw-witte kruis solo. Dit was de nationale vlag voor gebruik aan land. Deze vlag heeft lang bestaan naast die met de strepen, maar werd in 1969 afgeschaft.
Variant van de Griekse vlag, 1822-1969
De streepvlag werd in 1833 gepromoveerd tot nationale vlag (naast de kruisvlag dus). Het kruis in de vlag herinnert aan het christelijke geloof, de kleuren gaan terug op de eerste Griekse koning Otto I. De strepen worden op verschillende manieren uitgelegd. Ze staan voor de lucht en de zee (blauw) en de rechtvaardigheid van de vrijheidsstrijd (wit). Dat er negen stepen zijn verwijst naar de vrijheidsleus van toen, Vrijheid of dood, die in het Grieks negen lettergrepen heeft. Het duidt ook op de negen jaar die de vrijheidsstrijd duurde. Als laatste link zou Achilles negen strepen op zijn schild gehad hebben.
De vlag staat ook bekend onder de namen I Galanolefki (de Blauw-witte) en I Kyanolefki (de Azuurblauw-witte).
Net als Duitsland werd Oostenrijk na de Tweede Wereldoorlog opgedeeld door de vier geallieerde bezettingsmachten: het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Hetzelfde gebeurde met de hoofdstad Wenen (net als Berlijn dus).
Na de dood van Stalin en het staakt-het-vuren in de Korea-oorlog (1953) kwamen de vier partijen bijeen om de toekomst van Oostenrijk te bespreken. De besprekingen waren succesvol en op 15 mei 1955 werd het Staatsverdrag getekend, waarin werd vastgelegd dat Oostenrijk permanent neutraal diende te blijven.
In ruil daarvoor herkreeg het land zijn onafhankelijkheid. De laatste geallieerde troepen vertrokken op 25 oktober 1955. De dag erna, de 26e dus, werd de Verklaring van Neutraliteit afgelegd en was Oostenrijk weer baas in eigen land.
26 oktober werd daarmee een belangrijke herdenkingsdag, die tot 1965 gekenmerkt werd door het hijsen van de nationale vlag. Vanaf dat jaar echter werd de herdenkingsdag uitgeroepen tot nationale feestdag. Nu is het een vrije dag in Oostenrijk met overal allerlei evenementen, parades, tentoonstellingen en veel vlagvertoon.
De vlag
Vlag van Oostenrijk, zonder en met wapen
De Oostenrijkse vlag is een horizontale driekleur in rood-wit-rood, Het is een van de oudste vlaggen ter wereld en kan tot zeker 1230 teruggevoerd worden. De vlag wordt zowel met als zonder staatswapen gebruikt. Bij Vlagblog wappert vandaag die mét het wapen.
In eerste instantie werd de vlag nog niet als nationale vlag gebruikt, maar werd gevoerd als symbool van de Oostenrijkse monarchie. In 1786 bepaalde Keizer Josef II dat de driekleur (met wapen) voortaan als nationale vlag moest dienen. Vanaf die tijd is er dus een scheiding tussen nationale vlag en Keizerlijke Standaard.
Links: Keizerlijke Standaard tot 1915 / Rechts: Keizerlijke Standaard 1915-1918
Deze standaard werd gebruikt tot 1915. Een nieuwe standaard werd in de Eerste Wereldoorlog ingevoerd, maar werd samen met het keizerrijk afgeschaft in 1918.
Links: Vlag van Oostenrijk 1786-1869 / Rechts: Vlag van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, 1869-1918
Tussen 1869 en 1918 weerspiegelt de nationale vlag dat Oostenrijk met Hongarije een dubbelmonarchie vormt: een combinatie van de Oostenrijkse en Hongaarse vlaggen met ook twee staatswapens. Vanaf 1919, na het einde van het keizerrijk, werd de vlag zonder wapen gevoerd. De vlag mét wapen was vanaf die tijd voorbehouden aan de president, ministers en andere hoge functionarissen. Hoewel dit strikt genomen nog steeds zo is, is de versie mét wapen niet langer ongebruikelijk in het straatbeeld.
Links: Het keizerlijke wapen van Oostenrijk-Hongarije tot 1915 / Rechts: Wapen van Oostenrijk sinds 1945
Het rijkswapen gaat ook ver terug: de adelaar tot de 12e eeuw, het rood-wit-rode schild tot de 13e eeuw. Tot en met het einde van het keizerrijk was de adelaar getooid met een keizerskroon, met in zijn klauwen een zwaard en een scepter. Bij de invoering van de republiek kreeg de adelaar een muurkroon, als symbool van de burgerij. Zwaard en scepter werden vervangen door een sikkel en een hamer, symbolen voor boeren en arbeiders. Na de zogenaamde Anschluss bij Duitsland (1938) en gedurende de Tweede Wereldoorlog werd de Nazi-vlag met het hakenkruis ingevoerd. Vanaf 1945 keerde de adelaar terug met als toevoeging een gebroken keten in beide klauwen.
In de 19e eeuw koloniseerde het Verenigd Koninkrijk een groot deel van zuidelijk Afrika. Vanwege de rijkdommen aan grondstoffen (koper) in het gebied wat nu Zambia is, werd het vanaf 1895 bestuurd door de British South Africa Company (BSAC). Vanaf 1924 werd het gebied een Britse kroonkolonie onder de naam Noord-Rhodesië.
Een volgende verandering vond plaats in 1953 toen de Britten Noord-Rhodesië samenvoegden met Zuid-Rhodesië (het huidige Zimbabwe) en Nyasaland (nu Malawi) tot een geheel onder de naam Centraal-Afrikaanse Federatie.
Deze staatsvorm bleef slechts 10 jaar bestaan. Op 31 december 1963 werd de federatie weer ontbonden. Eén dag later, op 1 januari 1964 werd Kenneth Kaunda premier van Noord-Rhodesië. Hij was tevens voorzitter van de United National Independence Party (UNIP). Hetzelfde jaar nog, 24 oktober 1964, werd het land onafhankelijk onder de naam Zambia, met Kaunda als eerste president, een ambt wat hij maar liefst tot en met 1991 vervulde.
De vlag
De vlag van Zambia is groen met bovenin het uitwaaiende gedeelte een Afrikaanse zeearend (Haliaeetus vocifer) in oranje. Daaronder een rechthoek van drie verticale banen in rood-zwart-oranje.
De Zambiaanse vlag is daarmee nogal ongewoon. In ‘vlaggenland’ is het erg ongebruikelijk om de symbolen op een vlag aan de vluchtzijde te zetten. De reden daarvoor is eigenlijk vrij simpel: bij weinig wind is het uitwaaiende gedeelte van de vlag nauwelijks of niet te zien, daarom wordt er meestal gekozen voor de mastzijde of anders middenin.
De kleuren groen en oranje zijn overgenomen van de vlag van de al eerder genoemde United National Independence Party (UNIP), waarvan Kenneth Kaunda tussen 1960 en 1964 voorzitter van was.
Deze vlag had een groen veld, aan drie zijden omzoomd met een donkeroranje rand. Middenin de vlag is in zwart een Afrikaanse schoffel of hak afgebeeld.
Vlag van de United National Independence Party (UNIP) tussen 1959 en 1964
Terug naar de nationale vlag. De kleur groen staat voor de natuurlijke rijkdommen van het land en de vegetatie, rood voor de vrijheidsstrijd, zwart voor de bevolking en oranje voor de rijkdom aan delfstoffen (waarvan koper de belangrijkste is).
De zeearend staat voor de vrijheid en voor het vermogen van de bevolking om over problemen heen te komen. Overigens komt de vogel ook op het staatswapen voor.
De vlag is een ontwerp van Gabriel Ellison, een Zambiaanse kunstenares die tussen de jaren ’60 en ’80 van de vorige eeuw ook veel postzegels ontwierp.
In 1996 kreeg de vlag een iets lichtere kleur groen.
De eerste vlag van Zambia was die van de British South Africa Company (BSAC), het eerder genoemde bedrijf voor het exploiteren van de minerale rijkdommen van Zuidelijk Afrika, opgericht in 1889 door Cecil Rhodes, een man waar later Noord- en Zuid-Rhodesië naar werden vernoemd.
Vlag van de British South Africa Company (BSAC) (1890-1924)
De vlag is een Union Flag of Union Jack met middenin de badge met het logo van de BSAC. Op deze rood-omcirkelde badge zien we een op een rood-geel gekleurd koord ‘gaande’ Britse leeuw, die in zijn rechterpoot een slagtand van een olifant omklemt, met daaronder in kapitalen de letters “B.S.A.C.”. Deze vlag was in gebruik tussen 1890 en 1924.
Toen het land in 1924 een Britse kroonkolonie werd, onder de naam Noord-Rhodesië, moest er ook een koloniale vlag komen, een blue ensign met het wapen als badge in het uitwaaiende gedeelte.,
Vlag van Noord-Rhodesië (1927-1963), met daarnaast het wapenschild
Het duurde echter nog tot 1927 voordat er een wapen was ontworpen. Officiële goedkeuring volgde in 1928. De bovenkant van het wapen laat de Afrikaanse zeearend met gespreide vleugels zien tegen een blauwe achtergrond, met een vis in de klauwen. De vogel is afgebeeld boven de Victoria-watervallen, die hier in de onderste helft van het schild worden afgebeeld in de vorm zwart-witte zigzag-lijnen.
Deze vlag bleef bestaan tot en met 1963, maar omdat Noord-Rhodesië tussen 1953 en 1963 tevens onderdeel werd van de Centraal-Afrikaanse Federatie, samen met Zuid-Rhodesië (Zimbabwe) en Nyasaland (Malawi), moest daar ook een vlag voor ontworpen worden.
Vlag van de Centraal-Afrikaanse Federatie (1953-1963), daarnaast het wapenschild van de drie territoria
En dat brengt ons bij de volgende blue ensign, één die delen van de drie wapens van de drie gebieden bovenop elkaar propte in de badge. Van boven naar beneden zien we een opkomende zon voor Nyasaland, een ‘gaande’ rode leeuw voor Zuid-Rhodesië en de Victoria-watervallen uit het wapen van Noord-Rhodesië.
Het is wat verwarrend dat Hongarije twee dagen kent die beide worden aangeduid als Nemzeti Ünnep (Nationale Feestdag), ze hebben namelijk totaal andere achtergronden. De feestdag met dezelfde naam op 15 maart herdenkt nl. de Hongaarse Revolutie van 1848, terwijl de dag van vandaag de Hongaarse Opstand van 1956 memoreert.
Om ze uit elkaar te houden wordt deze dag ook wel aangeduid als Forradalum Ünneppe (Viering van de Revolutie).
Die volksopstand duurde van 23 oktober tot 10 november 1956. Wat begon als een protest van studenten van de Technische Universiteit in Boedapest, in solidariteit met bewoners in Poznań (Polen), waar in juni 1956 een bloedige opstand was neergeslagen, mondde al gauw uit in een veel groter volksprotest, waarbij de situatie in eigen land aan de kaak werd gesteld. Er werd gedemonstreerd tegen de Sovjet-gezinde regering van partijleider Ernő Gerő. Tienduizenden Hongaren liepen te hoop tegen het regime en trokken op naar het parlement en riepen leuzen als “Russen naar Rusland” en “Imre Nagy aan de macht”.
Vlag van Hongarije tussen 1949 en 1956
Hongaarse vlaggen, waar sinds 1949 een communistisch embleem op stond, werden neergehaald, waarna de emblemen eruit geknipt werden. Verschillende rode Sovjet-sterren op gebouwen sneuvelden en er werd een standbeeld van de Russische leider Josef Stalin omvergetrokken en vernield.
Partijleider Ernő Gerő hield hierop een radiotoespraak die de vlam nog verder in de pan deed slaan, door de volksopstand als revolutie te betitelen en de betogers volksvijanden noemde, die de macht van de arbeidersklasse wilden ondergraven en “de banden tussen onze partij en de roemrijke Sovjet-Unie (wilden) verbreken”
Waar de regering niet op gerekend had, was dat het leger partij koos voor de bevolking en zelfs wapens begon uit te delen, waarmee vervolgens kazernes werden aangevallen, waaronder die van de gehate geheime politie, de ÁVH (Államvédelmi Hatóság). Het resultaat was dat de Sovjettroepen Boedapest ontvluchten.
Inmiddels had de Hongaarse regering om hulp van de Russen gevraagd, maar in de tussentijd waren opstandelingen op 24 oktober het parlement binnengevallen en werd de regering gedwongen af te treden. Partijleider Ernő Gerő en premier András Hegedűs vluchtten naar de Sovjet-Unie.
De eerder bij de communisten in ongenade gevallen politicus Imre Nagy werd vervolgens als premier naar voren geschoven. De nieuwe regering zegde het lidmaatschap van het Warschaupact op en noemde zich een neutraal land. Vanaf 28 oktober werd er niet meer gevochten en leek de strijd gewonnen. In de week hierna leek de rust weer te keren en werd er met de Sovjet-Unie overeengekomen dat er een delegatie naar Moskou zou reizen om over de situatie te overleggen. Toen de delegatie op 3 november arriveerde werd ze gelijk gearresteerd en één dag later, op 4 november vielen troepen van het Warschaupact Hongarije binnen.
De slechts lichtbewapende opstandelingen waren geen partij voor deze zwaarbewapende troepenmacht van 17 divisies. Boedapest werd eerst omsingeld, waarna de troepen de stad introkken. Er werd teruggevochten met o.a. molotovcocktails, maar het was een ongelijke strijd. Met een week was de Sovjet-orde hersteld na een zeer bloedige strijd, waarbij rond de 2.500 Hongaarse burgers omkwamen en rond de 800 Warschaupact-militairen.
Hoewel de opstandelingen het Westen hadden gesmeekt om hulp, was die uitgebleven. Middenin de Koude Oorlog durfde men zijn handen hier niet aan te branden, beducht als men was voor een conflict dat gierend uit de hand zou lopen.
Massaal vluchtten Hongaren hun land uit of werden gedwongen het land te verlaten. Uiteindelijk verlieten zo’n 200.000 inwoners hun land, waarvan er zo’n 3.000 zich in Nederland vestigden.
3.000 mensen werden gevangengezet, waarvan er plusminus 350 zijn geëxecuteerd. Eenzelfde lot was weggelegd voor Imre Nagy in juni 1958.
In december 1991 bood de op zijn laatste benen lopende Sovjet-Unie onder President Gorbatsjov excuses aan voor de bloedige inval in 1956, iets wat zijn opvolger Boris Jeltsin, als president van de Russische Federatie tijdens een toespraak in 1992 in het Hongaarse Parlement nog eens herhaalde.
De vlag
De vlag van Hongarije is een driekleur van horizontale banen in rood, wit en groen, afkomstig uit het staatswapen. Als zodanig is de vlag sinds 1848 in gebruik.
De vlag van Hongarije, zonder en met wapen
De vlag wordt zowel met als zonder het Hongaarse wapen gebruikt. In de communistische tijd werd een sovjet-model wapen gebruikt met korenaren, een hamer en een rode ster (zie boven), maar na het herstel van de sovjet-macht in november 1956, werd dit symbool voortaan weggelaten.
Sinds 1990 is het oorspronkelijke wapen weer in gebruik, dat ondanks dat Hongarije een republiek is, nog steeds gekroond is met de St. Stefans-kroon.
Het wapen is in tweeën gedeeld:
-links: een schild met vier rode en vier zilveren balken, waarbij de zilveren balken staan voor de rivieren Donau, Tisza, Drau en Sava
-rechts: drie groene bergen, de Tátra, de Mátra en de Fátra, op de middelste top een kroon, daarboven een zogenaamd patriarchaal kruis in wit.
Vandaag wordt Keizer Naruhito officieel ingehuldigd, nadat hij op 1 mei dit jaar zijn vader Akihito al was opgevolgd als 126e keizer van Japan. Deze inhuldiging of troonsbestijging, Sokui-no-Rei in het Japans, is een eeuwenoude traditie, waarbij de keizer traditioneel gekleed zal zijn.
Deze kleding, de zogenaamde sokutai bestaat uit verschillende kostbare kimono’s die over elkaar heen gedragen worden en een zwartzijden hoofdtooi, de ryūei-no-kanmuri, die aan de achterkant uitloopt in een langwerpige, rechtopstaande strook, waarop het keizerlijke symbool is afgebeeld, de chrysant.
Keizerin Masako zal eveneens in kostbare kimono’s, de zogenaamde jūnihitoe, gekleed zijn.
Het vorige Keizerspaar Akihito en Michiko, gekleed in sokutai en jūnihitoe tijdens de vorige intronisatie op 12 november 1990
Naar verwachting zullen er zo’n 2000 mensen een deel van de plechtigheden in het Keizerlijk Paleis in Tokio bijwonen, waaronder gasten uit 195 landen. Prominente gasten zijn uiteraard de koninklijke collega’s of troonopvolgers. Onder de gasten worden verwacht: Koning Willem-Alexander en Koningin Máxima, Koning Filip en Koningin Mathilde van België, Groothertog Henri van Luxemburg, Koning Abdullah II en Koningin Rania van Jordanië, Koning Jigme Wangchuck en Koningin Jetsun Pema van Bhutan, koning Felipe VI en Koningin Letizia van Spanje, Koning Carl XVI Gustaf en Kroonprinses Victoria van Zweden, Prins Albert II van Monaco, Kroonprins Charles van het Verenigd Koninkrijk, Kroonprins Haakon van Noorwegen, Kroonprins Frederik en Kroonprinses Mary van Denemarken.
De halfuur durende ceremonie begint om 13.00 uur lokale tijd (in Nederland is het dan 6.00 uur). Voorafgaand zullen keizer en keizerin afzonderlijk de keizerlijke heiligdommen in het paleis bezoeken. De keizer kondigt hier zijn intronisatie aan bij bij Amaterasu, de Godin van de Zon en andere goden, benevens de zielen van zijn voorvaderen.
Het Keizerlijk Paleis met zijn tuinen vanuit de lucht
De keizer zal vandaag de troon in bezit nemen, waarna Keizerin Masako plaatsneemt op de troon ernaast. De twee ceremoniële tronen in de Matsu-no-ma (de centrale hal van het paleis) , zijn dit voorjaar vanuit het paleis in Kyoto naar Tokio vervoerd en geheel gerestaureerd. Het 6,5 meter hoge en 8 ton wegende bouwwerk stamt uit 1915 en werd voor het eerst gebruikt bij de troonsbestijging van Keizer Yoshihito (sinds zijn overlijden in 1926 Keizer Taishō genaamd). Hij was de overgrootvader van de huidige keizer.
De troon van de keizer is de Takamikura, die van de keizerin is de Michōdai en is iets kleiner en minder rijk gedecoreerd.
Twee van de drie keizerlijke regalia, het zwaard en het juweel zullen naast de keizer liggen. Het derde voorwerp. de spiegel, is er niet bij, die wordt op de heiligste plek van de Japanse Shinto-religie bewaard.
Ook bij de troonsaanvaarding op 1 mei dit jaar waren de ingepakte regalia aanwezig (screenshot)
De regalia zijn -voor zover bekend- nog nooit gefotografeerd, ze zijn ‘ingepakt’ aanwezig. Alleen de keizer en sommige priesters mogen deze heilige voorwerpen zien.
Hierna zal Naruhito een toespraak houden, gevolgd door premier Shinzo Abe. Aan het slot van zijn rede gaat hij voor in drie Banzai’s(Leve de keizer). De officiële buitenlandse gasten hoeven hier overigens niet aan mee te doen.
Keizer Akihito voor de Takamikura, aan weerszijden van hem twee van de drie keizerlijke regalia, het juweel en het zwaard (screenshot)
Oorspronkelijk was hierna een rijtour van de keizer en keizerin gepland, maar die is uitgesteld tot 10 november, vanwege de nasleep van de tyfoon Hagibis, die op 12 oktober over Japan trok, waarbij 80 mensen het leven lieten. Tevens waren er 346 gewonden en 10 vermisten.
’s Avonds is er een banket in het Keizerlijk Paleis voor alle officiële gasten. Premier Abe doet dit de volgende dag nog een dunnetjes over met een hotel-diner.
Vandaag is een extra vrije dag voor de Japanners en ook zal er naar verwachting gratie verleend worden aan zo’n 550.000 mensen. Overigens gaat het dan om het ‘kleinere werk’, zoals opgelegde verkeersboetes.
De standaard
De keizerlijke standaard van Japan is rood met in het midden een gestileerde chrysant (Chrysantemum) met zestien bloemblaadjes in goud.
De Japanse keizerlijke standaard
Deze keizerlijke standaard vindt z’n oorsprong in 1870, toen er een hele serie keizerlijke vlaggen werd ontworpen voor Keizer Meiji (1852-1912) en zijn familie. Er waren verschillende vlaggen voor gebruik op zee en op land, waarbij ook verschil werd gemaakt of de keizer zich in een koets of draagstoel bevond of te voet was.
De directe voorloper van de huidige standaard is de ‘koets’-vlag, die ook de chrysant liet zien. Deze chrysant-vlag verving in 1889 uiteindelijk alle andere en werd daarmee de enige keizerlijke standaard.
De chrysant (Kiku in het Japans) was al sinds de 12e eeuw in gebruik als symbool (Mon) van de Japanse keizers, voor het eerst door Keizer Go-Toba (1180-1239).
Japanse symbolen (ook op alle nationale en subnationale vlaggen) zijn altijd sterk gestileerd en dat is ook het geval met de keizerlijke chrysant. De chrysant wordt in Japan vaker als symbool gebruikt, maar alleen de keizerlijke chrysant ziet er precies zo uit als op de vlag. De keizerlijke monarchie staat ook bekend onder de naam Chrysantentroon.
De keizerin gebruikt dezelfde vlag als de keizer, maar dan ingehoekt (ook wel bekend onder de term zwaluwstaart).
De persoonlijke vlaggen van de keizerin, kroonprins en kroonprinses
De vlag van de kroonprins lijkt ook op die van de keizer, maar de chrysant is hier kleiner afgebeeld en omkaderd door een witte rechthoek; die van de kroonprinses volgt dit voorbeeld, maar dan in de ‘vrouwelijke’ verschijning, dus ingehoekt, waarbij ook het witte kader deze zwaluwstaart-vorm volgt.
Opvolging
Omdat in Japan alleen mannen troongerechtigd zijn, zal voor de opvolging van Naruhito een zijsprong worden gemaakt. De keizer en keizerin hebben één dochter, de 18-jarige Aiko, Prinses Toshi.
Andere zwangerschappen liepen op miskramen uit. Waarschijnlijk vanwege het zeer strenge hofprotocol en de last die zij ervoer om een mannelijke troonopvolger te ‘produceren’, ontwikkelde Kroonprinses Masako gordelroos en kreeg een zenuwinzinking, waardoor ze sinds de eeuwwisseling weinig of niet meer in het openbaar verscheen. Hierdoor legde Naruhito, die zijn vrouw door dik en dun steunde, vrijwel alle openbare activiteiten alleen af.
Er gingen jarenlang stemmen op om de wet op de erfopvolging te veranderen, zodat ook vrouwen tot de troon gerechtigd zouden zijn. Voordat hier een beslissing over werd genomen kregen Akishino’s jongere broer Fumihito, Prins Akishino en zijn vrouw Kiko, Prinses Akishino in 2006 een zoon, Prins Hisahito.
Hierdoor zijn de discussies over de erfopvolging weer verstomd. De volgorde van de erfopvolging loopt vanaf vandaag via Prins Akishino en zijn zoon Hisahito.
In theorie is ook de bejaarde oom, Masahito, Prins Hitachi (83) troongerechtigd (maar zeer onwaarschijnlijk dat hij nog tot de troon geroepen wordt).
Keizerin Masako is de laatste jaren enigszins aan de beterende hand. Haar eerste grote reis sinds 11 jaar maakte ze op uitdrukkelijke uitnodiging van -toen nog- Kroonprinses Máxima voor de inhuldiging van Koning Willem-Alexander op 30 april 2013. Sinds haar aantreden als keizerin heeft ze al de nodige activiteiten bijgewoond.
Niue is een hoog gelegen koraaleiland in de Grote Oceaan, van 260 km², met een bevolking van ruim 1600 inwoners. Het is geen onafhankelijk land, maar heeft autonomie in een vrije associatie met Nieuw-Zeeland, net als de zuidelijker gelegen Cookeilanden. Aangezien Nieuw-Zeeland als Gemenebest-lid de Britse koningin Elizabeth II als staatshoofd heeft, is dat ook het geval bij Niue.
Links: Locatie van Niue in de Grote Oceaan (ten oosten van Tonga) / Links: Kaart van Niue
De eerste Europeanen die het eiland in het zicht kregen waren de Britse kapitein James Cook en zijn bemanning in 1774. Cook deed drie pogingen om aan land te komen, maar de inwoners verboden hem te landen. Hij gaf het eiland de naam Savage Island. Overigens had het eiland allang een naam, Niuē (‘Aanschouw de kokosnoot’) en deze naam kreeg het eiland uiteindelijk weer terug rond het begin van de 20e eeuw.
Ten tijde van kapitein Cook was Niue al bijna een eeuw een koninkrijk, Rond 1700 was Puni-mata de eerste koning of patu-iki. Een eeuw later was de tijd rijp voor buitenlands contact. Zoals ook bij vele andere eilanden in de regio gebeurde, werd in de 19e eeuw door missionarissen het christelijke geloof verbreid. Voor Niue was dat vanaf 1846 door de London Missionary School. De eerste christelijke koning was Tui-toga, hij regeerde van 1875 tot 1887.
Zijn opvolger, koning Fata-a-iki wilde graag Britse bescherming tegen ‘imperialistische machten’ en hij stuurde koningin Victoria in 1889 een brief met het verzoek om van Niue een Brits protectoraat te maken. Er kwam echter geen antwoord van de vorstin en ook een tweede brief uit 1895 bleef onbeantwoord. Ondertussen trad de nieuwe koning Togia-Pulu-toaki aan in 1896.
Links: Koning Fata-a-iki met een Niuese wapenstok, de katoua / Rechts: Koning Togia-Pulu-toaki
Ook de Cookeilanders zochten de Britse ‘bescherming’ middels een aan de koningin gerichte petitie, waarin ook de wens van Niue nog eens onder de aandacht werd gebracht. In een bijgevoegd document gedateerd 19 oktober 1900, gaven de Niuers “koningin Victoria (…) toestemming bezit te nemen van dit eiland”. Ditmaal ging er een officiële aanbeveling bij van de Britse gouverneur-generaal in Nieuw-Zeeland, Uchter Knox, 5th Earl of Ranfurly.
De uitkomst was dat de annexatie een feit werd en geantidateerd werd op de datum van 19 oktober 1900, vandaag 119 jaar geleden. De Britse annexatie werd overigens al heel snel ‘overgedaan’ aan het dichterbij gelegen Nieuw-Zeeland, op 11 juni 1901. Hiermee kwam er ook een einde aan de lijn van Niuese koningen. De laatste koning Togia-Pulu-toaki had zijn taken neergelegd na de annexatie, maar bleef tot 1903 nog wel symbolisch staatshoofd. Zijn zoon, kroonprins Haetaua werd dus geen koning. Zijn nazaten echter worden tot op de dag van vandaag aangeduid als Kahui pata-iki (Koninklijke familie van de laatste monarch).
In 1974 werd er een referendum gehouden waarbij Niue kon kiezen tussen onafhankelijkheid, autonomie, of continuering als een Nieuw-Zeelands territorium. Een meerderheid koos voor autonomie in vrije associatie met Nieuw-Zeeland. Dat land is nu verantwoordelijk voor Niue’s militaire en buitenlandse zaken. De datum voor deze nieuwe staatsvorm met nieuwe Grondwet, werd symbolisch op 19 oktober bepaald. Het vieren van de Grondwetdag van vandaag verwijst dan ook naar die datum in 1974 en niet naar die in 1900. Daarmee is Niue vandaag 45 jaar autonoom.
De vlag
De vlag van Niue is geel met een Britse Union Flag of Union Jack in het kanton. In het midden van het rode Sint-Joriskruis is een blauwe cirkel geplaatst met een gele vijfpuntige ster erin. Vier kleinere gele vijfpuntige sterren zijn op de armen van het kruis geplaatst.
We kunnen rustig stellen dat de vlag van Niue een bijzondere is. Het is er een uit de Britse ‘ensign’-serie, maar wel een unieke. Het is een yellow ensign, die de Niuers zelf bedacht hebben, want zoiets bestaat strikt genomen niet. We kennen blue, red en white ensigns, maar dan is de koek wel op! Overigens bevindt Niue zich in goed gezelschap, omdat de eveneens in de Grote Oceaan gelegen Fiji- en Tuvalu-archipels ook hun eigen versies van ensigns hebben bedacht, door allebei voor lichtblauw te gaan.
Ook het plaatsen van sterren op de Britse unievlag is uniek.
Hoewel de autonomie van Niue op 19 oktober 1974 inging, duurde het nog tot 15 oktober 1975 voor de eigen vlag geïntroduceerd werd. Tot die tijd werd de uit 1902 daterende vlag van Nieuw-Zeeland gebruikt.
Vlag van Nieuw-Zeeland, tussen 1902 en 1975 ook de vlag van Niue
De symboliek achter de vlag wordt beschreven in de Niue Flag Act 1975. Het gele veld staat voor “de stralende zonneschijn van Niue en de warme gevoelens van de bevolking van Niue voor Nieuw-Zeeland”.
De vier sterren op de Union Flag of Union Jack stellen het sterrenbeeld Zuiderkruis voor en refereren daarmee aan de Nieuw-Zeelandse vlag, waar deze sterren ook te zien zien. De grote gele ster in het midden staat symbool voor het eiland Niue en de blauwe cirkel waarop de ster geplaatst is voor de Grote Oceaan.
Met dit alles laat de vlag een sterke verbondenheid met Nieuw-Zeeland zien.
Sinds 19 oktober 2003, toen Moeder Teresa zalig werd verklaard, is deze datum een officiële feestdag in Albanië.
Ze werd geboren op 26 augustus 1910 als Anjezë Gonxhe Bojaxhiu in Skopje, toen onderdeel van het Ottomaanse Rijk, nu de hoofdstad van Noord-Macedonië. Haar familie was Kosovaars-Albanees.
Links: Jeugdfoto van Maria Teresa (toen nog Anjezë Gonxhe Bojaxhiu geheten) / Rechts: Moeder Teresa in haar latere jaren
Toen ze 18 was, vertrok ze voor een jaar naar Ierland, naar de Sisters of Loreto, om ervaring op te doen in het klooster en om Engels te leren. Op haar 19e vertrok ze naar Darjeeling in India. Ze leerde er Bengaals en ging aan het werk in de missie en ging het onderwijs in. Op 24 mei 1931 deed ze haar eerste religieuze geloften, waarbij ze de naam Teresa aannam, naar Thérèse de Lisieux, de beschermheilige van de missionarissen. Daar er in het klooster al een Thérèse was, koos ze voor de Spaanse variant Teresa.
Haar eeuwige geloftes legde ze af op 14 mei 1937. Inmiddels gaf ze toen les in Loreto, in het oosten van Calcutta (het tegenwoordige Kolkata). In 1944 werd ze schoolhoofd. Op 10 september 1946, onderweg van Calcutta naar Darjeeling, voor haar jaarlijkse rustperiode, hoorde zij een innerlijke stem die haar opriep het klooster te verlaten en tussen de armen van Calcutta te gaan leven en ze te helpen. Aldus geschiedde. In 1948 begon ze met haar missiewerk voor de arme bevolking. Ze deed een basistraining ziekenzorg en werd Indiaas staatsburger. Ze stichtte een school en kreeg in 1949 hulp van een aantal jonge vrouwen. Op 7 oktober 1950 kreeg ze toestemming van het Vaticaan om een congregatie op te richten, die uiteindelijk uitgroeide tot de Missionarissen van Naastenliefde.
In 1952 opende ze het eerste hospice, er zouden er nog vele volgen, waaronder verschillende voor lepralijders. Haar werk vond navolging in heel India en vanaf de jaren ’60 over de hele wereld. Weeshuizen volgden, opvang voor thuislozen, zorg voor AIDS-patiënten. In 1997 waren er 610 missies in 123 landen.
Begrafenis van Moeder Teresa in Kolkata (Calcutta), 13 september 1997 (screenshot)
In haar laatste jaren begon Moeder Teresa met haar gezondheid te kwakkelen en op 5 september 1997 overleed ze. Ze kreeg een staatsbegrafenis.
De vlag
Vlag van Albanië (2002-heden)
Shqipëria noemen de Albanezen hun land, “Land van de adelaars”, en dat is ook gelijk het symbool van het land, in dit geval een tweekoppige adelaar. Op de egaal rode vlag is deze vogel afgebeeld.
De adelaar wordt voor het eerst gebruikt door de nationale held van de Albanezen, Skanderberg (eigenlijke naam: Gjergj Kastrioti), die in de 15e eeuw tegen de Ottomanen streed. Bij de onafhankelijkheid in 1912 werd dit symbool dan ook prominent op de nieuwe vlag geplaatst.
De vlag is in de loop der jaren op details na (zoals een toegevoegde ster, een helm, bliksemschichten in de klauwen van de adelaar) onveranderd gebleven. De adelaar bleef waar hij was. Sinds 1992 is de vlag niet meer aangepast.
De vlag van Albanië in enkele van zijn vele verschijningsvormen, v.l.n.r.: 1912-1914, 1914-1920 en 1928-1939
De vlag wordt aangeduid als Flamuri Kombëtar (Nationale Vlag).
De vlag van de Belgische provincie Antwerpen werd op 18 oktober 1996, vandaag 23 jaar geleden, door de Provincieraad aangenomen. Op 7 januari 1997 verleende de Vlaamse regering haar goedkeuring.
De vlag
Vlag van de provincie Antwerpen (1996/97-heden)
De vlag van de provincie Antwerpen bestaat uit 24 vierkanten, in vier rijen van zes. Het zijn acht rode, zes witte, zes gele en vier blauwe ‘blokken’. Ze zijn diagonaal gerangschikt, zo dat elk vlak dezelfde kleur heeft als de vlakken die er linksboven en rechtsonder staan.
De kleuren zijn afgeleid van de Antwerpse steden (en districten): Antwerpen (rood en wit), Mechelen (geel en rood) en Turnhout (blauw en wit).
V.l.n.r.: de stadsvlaggen van Antwerpen, Mechelen en Turnhout
Dat er voor een geblokte vlag werd gekozen is historisch gezien geen verrassing, omdat dit soort vlaggen al veel voorkwam in het vroegere Hertogdom Brabant, dat grofweg bestond uit het tegenwoordige Vlaams-Brabant, Waals-Brabant, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Antwerpen en een groot deel van de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Deze laatste provincie heeft óók een geblokte vlag en wel in de kleuren rood-wit en gaat terug tot de Middeleeuwen.
Links: Kaart van het Hertogdom Brabant / Rechts: Vlag van de provincie Noord-Brabant
Rood en wit zijn dan ook niet toevallig de kleuren van de stad Antwerpen en als belangrijkste van de drie steden vormen deze kleuren de drie centrale diagonalen in de vlag. Tevens is in het rood ook Mechelen vertegenwoordigd en de twee diagonalen eronder en erboven in geel geven de tweede Mechelse kleur weer.
De twee korte diagonalen daar weer boven en onder zijn blauw en staan voor Turnhout. Blijven over twee witte hoek-blokken in wit, die staan voor de tweede kleur van deze stad.
De vlag verving in 1997 de provincievlag van 26 oktober 1928, waarvan veel mensen niet eens wisten dat-ie bestond. Het was een vlag met drie verticale banen in geel-rood-wit, maar die was nooit aangeslagen. De kleuren van Antwerpen en Mechelen zaten er in verwerkt, maar het blauw van Turnhout niet.
Links: Provincievlag van Antwerpen (1928-1997) / Rechts: Districtsvlag van Antwerpen
Naast de provincievlag en de er aan ten grondslag liggende stadsvlaggen is er ook nog een vlag voor het district Antwerpen, iets dat de andere districten (nog?) niet hebben.
Die districtsvlag is een opvallende: het heeft dezelfde kleuren als de stadsvlag (rood-wit), maar is een zogenaamde zwaluwstaart (ook bekend als ingehoekte vlag). Deze vlag heeft een kader of zoom langs de randen in tegengestelde kleur, wat officieel omschreven wordt als “omzoomd van het één in het ander”.
De Spaanse Nationale Feestdag herinnert aan de ontdekking van Amerika door Columbus, op 12 oktober 1492, waarbij hij op één van de Bahama’s stuitte. Hij was in de veronderstelling dat hij daarmee een westelijke route naar Azië had ontdekt.
Desembarco de Colón (Landing van Columbus), schilderij van de hand van Dióscoro Puebla (1831-1901), Museo del Prado (public domain)
De dag wordt in vele andere landen gevierd onder verschillende namen. In de Verenigde Staten is het Columbus Day, maar wordt daar gevierd op de tweede maandag in oktober, dit jaar dus maandag, de 14e oktober. In El Salvador en Uruguay heet deze dag de Día de la Raza, in Mexico Descubrimiento de América, in Belize Día de las Américas, in Costa Rica als Dia de las Culturas en in Argentinië als Día del Respeto a la Diversidad Culturel.
Als Vlagblog van alle Latijns-Amerikaanse landen waar de 12e oktober een feestdag is de vlaggen zou willen laten wapperen, zouden we een drukke dag hebben met om de haverklap hijsen en strijken, dus we houden het vandaag simpel met alleen de vlag van Spanje, het land wat per slot van rekening deze dag ‘veroorzaakte’.
In Spanje werd de dag voor het eerst gevierd in 1935, maar toen onder de naam Día de la Hispanidad, om de banden met alle andere Spaanstalige landen te benadrukken. Op 7 oktober 1987 werd de naam officieel gewijzigd in Fiesta Nacional de España.
Koning Felipe VI neemt een militaire parade af op de Nationale Feestdag in 2018
De vlag
Vlag van Spanje, met en zonder wapen
De Spaanse vlag is een horizontale driekleur van rood-geel-rood, waarbij de gele baan in het midden dubbel zo breed als als de twee rode banen. bestaat in twee varianten: zonder en mét staatswapen.
Tussen 1978 en 1981 werden de kleuren van de vlag in de Grondwet simpelweg aangeduid als rood en geel, maar daarvóór werd de gele kleur aangeduid als amarillo gualda (het geel van de resedaplant). Vanaf 1981 heeft men deze kleurbepaling opnieuw ingevoerd.
De kleuren zelf hebben hoogstwaarschijnlijk geen historische achtergrond, anders dan dat ze ook van ver goed zichtbaar moesten zijn, wat zeker op zee niet onbelangrijk was. Om die reden werd een marinevlag met deze kleuren in 1785 ingevoerd onder koning Carlos III. Dit beviel goed en zodoende nam de koopvaardij een iets andere vlag aan in dezelfde kleuren en uiteindelijk kwam de vlag ook ‘aan land’.
Gedurende het regime (1936-1975) van dictator generaal Franco werd de vlag aangepast (1938), waarbij er een adelaar aan het wapen werd toegevoegd. De adelaar stond in dit geval symbool voor Johannes de Doper en werd ook gebruikt door het koningspaar koningin Isabella I van Castilië en koning Ferdinand II van Aragón in de tweede helft van de 15e eeuw.
De adelaar hield het na de dood van Franco in 1975 nog een paar jaar vol, maar werd uiteindelijk van de vlag verwijderd op 5 oktober 1981.
Spaanse vlag uit de Franco-tijd
Het wapen
Wapen van Spanje sinds 1981 (laatste aanpassing)
Het staatswapen is in vier kwartieren verdeeld:
1e kwartier: een burcht, wapen van Castilië
2e kwartier: een gekroonde leeuw, wapen van Léon
3e kwartier: vier rode banen op een gouden veld, wapen van Aragón
4e kwartier: een gouden ketting op een rood veld, wapen van Navarra
Onderin het schild, in de insteek, een granaatappel op een zilveren veld, het wapen van Granada.
In het centrum van het schild is tenslotte het wapen van Borbón te zien voor het huidige Spaanse koningshuis.
Aan weerszijden van het schild twee gekroonde pilaren, de zogenaamde Zuilen van Hercules, die staan voor de Straat van Gibraltar.
Het motto op het lint luidt: Plus ultra (Steeds verder).
Bovenop het schild is de koninklijke kroon te zien.
De Spaanse koningskroon uit 1775 (met ernaast de 16e-eeuwse scepter)