Twee vlaggen vandaag. Vlag 1:
Garífuna Settlement Day is een officiële feestdag. De dag herdenkt, zoals de naam al doet vermoeden, het vestigen van deze etnische groep in Belize, maar viert in ruimere zin het erfgoed van deze bevolkingsgroep.
Eerst even iets over de naam Garífuna. Strikt genomen verwijst de term naar het individu of de taal. Het meervoud is Garanigu, dus dit woord zou beter op zijn plaats zijn voor de collectieve aanduiding van het volk. Toch is de meervoudsvorm eigenlijk nooit ingeburgerd geraakt voor deze bevolkingsgroep, dus houdt men het liever op Garífuna.
Deze etnische groep uit het Caribische gebied stamt af van Indianen en Afrikaanse slaven en vanwege hun huidskleur worden ze ook wel de Black Caribs genoemd. Ze waren vanaf de 17e eeuw voornamelijk woonachtig in de regio van wat nu Saint Vincent en de Grenadines is.

In de 18e eeuw raakte de bevolkingsgroep in conflict met Britse troepen, waarbij Garífuna-leider Joseph Chatoyer gedood werd. Vervolgens werden de Garífuna in 1797 door de Britten verbannen uit hun regio.
Een groep van 2000 kwam op 12 april 1797 aan op het eiland Roatán, voor de kust van Honduras. Hierna verspreidden ze zich over een groot gebied in Midden-Amerika, waaronder ook Brits Honduras, het tegenwoordige Belize.
Vooral in de 10.000 inwoners tellende zuidelijke stad Dangringa (tot 1975 Stann Creek Town geheten) wonen veel Garífuna.

De herdenkingsdag van vandaag werd in 1941 ingevoerd op initiatief van Thomas Vincent Ramos, een burgerrechten-activist. Vanaf 1943 werd het een officiële feestdag in enkele zuidelijke districten van (toen nog) Brits Honduras. Vanaf 1977 is het een nationale feestdag.
Op deze dag wordt de historie van de Garífuna herdacht, maar tevens wordt de cultuur uitbundig gevierd.

In Belize wappert op deze dag de nationale vlag, maar de Garífuna hebben ook een eigen vlag. Het is een horizontale driekleur in zwart-wit-donkergeel (bijna oranje). De vlag komt in verschillende variaties voor, soms zijn de kleuren precies andersom. Vaak wordt op de middelste baan het wapen van de National Garífuna Coucil of Belize (NGC) geplaatst.

De vlag

Vanaf 1870 tot aan de onafhankelijkheid in 1981 gebruikte Brits Honduras (Belize vanaf 1973) een Britse blue ensign, met de Union Flag of Union Jack in het kanton en het symbool voor de kolonie (de zogenaamde badge) op het uitwaaiende gedeelte.

De badge is een in drieën gedeeld schild, waarop linksboven opnieuw de Union Flag of Union Jack, rechtsboven vier werktuigen (twee bijlen en twee zagen) en onderin een driemaster met volle zeilen en de red ensign (de Britse handelsvlag) voerend. Dit geheel vormde de ‘kleine’ versie van het staatswapen. Het ‘grote’ wapen is uitgebreider met o.a. twee schildhouders en een wapenspreuk.

De huidige vlag is bijna identiek aan de vlag die vanaf 1950 gevoerd werd door de People’s United Party (PUP), die streefde naar onafhankelijkheid van de toenmalige kolonie. Die vlag was blauw met daarop het ‘grote’ staatswapen.
Sinds 1967 is het wapen enigszins aangepast, dus laten we daar eerst eens naar kijken:

De eerste versie van het ‘grote’ rijkswapen werd ingesteld op 28 januari 1907. De verschillen vanaf 1967 in het ‘kleine’ wapenschild: de Union Flag of Union Jack is verdwenen. Er zijn nog steeds vier werktuigen te zien, maar nu verdeeld over de twee bovenste schildvakken. In plaats van twee bijlen en twee zagen zien we nu een voorhamer en een roeispaan (linksboven) en een zaag en een bijl (rechtsboven). Het schip onderin is gehandhaafd.

De twee schildhouders zijn heel ongebruikelijk: het zijn twee personen met ontbloot bovenlijf, die tot 1967 een bruine huidskleur hadden en nu blank (soms ook geel) en bruin gekleurd zijn. De linker man heeft een bijl over zijn schouder, de rechter een roeispaan. Samen met het schild zijn ze op een ondergrond van gras geplaatst.
Boven het schild torent een mahonieboom en de onderkant wordt gevormd door een witte banderol met daarop de tekst Sub umbra floreo (Ik bloei in de schaduw). Het wapen wordt omkranst door een cirkel van 25 bladeren.
Veel van de symboliek heeft te maken met de houtindustrie en dan speciaal die in mahoniehout.
Bij de onafhankelijkheid in 1981 werden twee smalle horizontale banen toegevoegd, één boven, één onder, voor de oppositiepartij, de United Democratic Party (UDP).