Twee vlaggen vandaag. Vlag 2:

Vandaag is het 342 jaar geleden dat de Engelse Koning Karel II aan William Penn een landcharter verleende om een schuld van £ 16.000 (anno nu zo’n £ 2 miljoen) te vereffenen.
Daarmee is het eigenlijk de geboortedag van de Amerikaanse staat Pennsylvania. De geschiedenis begint echter nog eerder.
De eerste Europeanen die zich in het kustgebied vestigden van wat nu kennen als Delaware en Pennsylvania, waren Zweden en Nederlanders.
In 1638 stichtten de Zweden hier de kolonie Nya Sverige, oftewel Nieuw-Zweden.
In 1655 veroverden de Nederlanders het deel van de Zweedse kolonie ten oosten van de Delaware River (dit zou later New Jersey worden). Ook het Zweedse Fort Christina, aan de westoever van de Delaware, vlakbij het tegenwoordige Wilmington, kwam hierbij in Nederlandse handen en werd bij de kolonie New Netherland gevoegd.

In de jaren daarna drongen de Engelsen vanuit hun kolonie Virginia, net zuidelijk van de Nederlandse gebieden, steeds verder op.
Dit leidde in 1664 uiteindelijk in de verovering van Nieuw Amsterdam (nu New York) en Fort Casimir (nu New Castle, Delaware).
Tijdens de Derde Engels-Nederlandse Oorlog (1672-1674) werd New York weer terug veroverd en omgedoopt in Nieuw-Oranje, maar dit was van korte duur. Bij de Vrede van Westminster aan het einde van de zeeoorlog, kwam de kolonie opnieuw in Engelse handen en definitief omgedoopt in New York.
William Penn
In Engeland zag Koning Karel II ondertussen met lede ogen aan hoe steeds meer mensen zich aansloten bij de quaker-beweging, ook wel het Religieus Genootschap der Vrienden genaamd. De leden van deze beweging werden als ketters beschouwd, omdat hun leer afweek van die van de Anglicaanse Kerk. Zo weigerden ze om een eed af te leggen, om het even aan wie of voor wat.
William Penn, vooraanstaand zoon van de Engelse admiraal met dezelfde naam, sloot zich bij de Quakers aan. Hij was ook goed bevriend met George Fox, de oprichter van de beweging.

Vanwege vervolging door de autoriteiten waagden heel wat Quakers de overtocht naar Noord-Amerika.
In 1677 kocht een groep welgestelde Quakers, waaronder William Penn, de koloniale provincie West Jersey, waar ze in alle rust hun leven konden leiden zoals ze wilden. Het trok al gauw een paar honderd extra kolonisten. Penn zelf bleef vooralsnog in Engeland.
In de jaren daarna werd de roep om een groter grondgebied voor de Quakers luider. Penn bepleitte hun zaak bij de Kroon en tot zijn grote verbazing was Koning Karel II meer dan toeschietelijk.
Charter
Op 28 februari 1681 verleende hij een landcharter aan William Penn. Het ging om een enorm gebied, ter grootte van 120.000 km2, ten westen en zuiden van New Jersey. Penn werd daarmee in één klap de grootste privé-grootgrondbezitter.
Zoals we reeds zagen bij de inleiding, kocht de koning er een schuld van £ 16.000 aan Penn’s (inmiddels overleden) vader mee af. Op 4 maart ondertekende de koning de charter.

Penn wilde zijn bezit New Wales of Sylvania (Latijn voor ‘bosgebied’) noemen, maar daar stak de koning een stokje voor. Ter nagedachtenis aan Penn’s vader, de admiraal, doopte hij het Pennsylvania (Penn’s bosgebied).
Penn junior zat er een beetje mee in zijn maag: hij was bang dat mensen zouden denken dat hij het naar zichzelf had vernoemd.
Maar hoe dan ook, de naam bleef.

Penn vestigde zich in 1682 in zijn kolonie, maar was in 1684 weer terug in Engeland, waar het jaar daarop Koning Karel II overleed. Deze werd opgevolgd door zijn broer, Jacobus II. Toen deze zeer katholiek koning in 1688 door zijn schoonzoon, de protestantse Willem III van Oranje-Nassau van de troon werd verdreven (The Glorious Revolution), viel William Penn in ongenade bij het nieuwe koningspaar William en Mary, waardoor hij zijn Amerikaanse kolonie verloor. In 1694 werd dit weer teruggedraaid.
In 1699 keerde Penn terug naar zijn inmiddels behoorlijk gegroeide kolonie en vestigde zich in het door hemzelf in 1681 gestichte Philadelphia.
Penn’s vrouw Hannah kon echter niet wennen in Amerika en in 1701 keerde de familie terug naar Engeland.
Ver weg van zijn eigen kolonie, raakte hij uiteindelijk door grootschalige zwendel en mismanagement door zaakwaarnemers, in financiële problemen.
Hij probeerde tot twee keer toe zijn kolonie terug te verkopen aan de Kroon, maar hij kreeg nul op het rekest. Uiteindelijk stierf hij platzak in 1718.

Dertien Amerikaanse koloniën verklaarden zichzelf onafhankelijk van de Britse Kroon in 1776, waarna de Amerikaanse Vrijheidsoorlog losbarstte, die uiteindelijk in 1783 in het voordeel van de nieuwe Verenigde Staten werd beslecht.
Op 12 december 1787, vijf dagen na Delaware, was Pennsylvania de tweede staat die toetrad tot de nieuwe unie van 13 voormalige koloniën, nu staten.
Pennsylvania heet overigens officieel Commonwealth of Pennsylvania (Gemenebest Pennsylvania), wat het gemeen heeft met Kentucky, Massachusetts en Virginia, juridisch gezien is er geen verschil met de overige 46 staten.
De vlag

De vlag van Pennsylvania is blauw met in het midden het wapen van het gemenebest.
Het wapen was er eerder dan de vlag. We komen het voor het eerst tegen in 1777, afgebeeld op een bill of credit (een soort kredietbrief) ter waarde van £ 4,00. Het gaat hier nog alleen om het schild.

Eén jaar later, in 1778, zien we het wapen terug op een bijbel, maar nu in vol ornaat, mét paarden én adelaar.
Weer een paar jaar later zien we het wapen voor het eerst in kleur op een schilderij van George Rutter. Het hoort nu bij de historische collectie van Independence Hall in Philadelphia. De paarden zijn hier nog wit.

De vlag dateert van 1798. Na vele artistieke variaties, werd het huidige definitieve ontwerp op 13 juni 1907 wettelijk vastgesteld.
Het wapen heeft een gouden rococorand en is horizontaal in drieën verdeeld. De drie afbeeldingen die we zien komen oorspronkelijk van verschillende county’s.
De driemaster bovenin komt van het zegel van Philadelphia County, de ploeg in het midden van het wapen van Chester County en de drie gouden korenschoven onderin van het zegel van Sussex County (nu in Delaware, maar oorspronkelijk gelegen in Pennsylvania).
Het schip staat voor de handel naar alle delen van de wereld, de ploeg is symbool voor Pennsylvania’s rijkdom aan grondstoffen, terwijl de korenschoven staan voor de vruchtbare bodem en tevens voor Pennsylvania’s rijkdom aan menselijke wijsheid.
Bovenop het schild zit een Amerikaanse zeearend, symbool voor Pennsylvania’s trouw aan de Verenigde Staten.
Aan weerszijden twee getuigde zwarte paarden als schildhouders. Hoe deze dieren op het wapen terecht zijn gekomen? Niemand lijkt het te weten!
De paarden staan op een losse gouden sierrand, net als het schild in rococostijl. Tussen deze rand en het schild twee gekruiste takken: links (heraldisch rechts) een maïsstengel, rechts (heraldisch links) een olijftak, symbolen voor voorspoed en vrede.
Rond de sierrand heen gedrapeerd een rode banderol met het motto van het gemenebest: Virtue, liberty and independence (Deugd, vrijheid en onafhankelijkheid).
Stille dood
In 2005 werd er een wetsvoorstel ingediend (House Bill 179) om in grote gele letters PENNSYLVANIA onderin de vlag toe te voegen. Het Pennsylvania House of Representatives keurde het voorstel goed met 164 stemmen voor en 31 tegen. De senaatscommissie die zich er vervolgens over moest buigen, behandelde het wetsvoorstel niet binnen de zittingstermijn van twee jaar, waardoor het een stille dood stierf, dit tot groot genoegen van alle vlaggendeskundigen, die doorgaans gruwen van namen op vlaggen!
In 2001 onderzocht de Amerikaanse vlaggenvereniging North American Vexillological Association (NAVA) hoe het stond met de populariteit van de staten- en territoria-vlaggen van de V.S. en de provincievlaggen van Canada. Van de in totaal 72 vlaggen eindigde Pennsylvania op de niet bijster hoge 57e plaats.