Paaseiland (Rapa Nui) – ‘Ontdekking’ door Jacob Roggeveen (1722)

Vandaag is het precies 300 jaar geleden dat Jacob Roggeveen op Eerste Paasdag een eiland in de Stille Oceaan ontdekte, dat hij vervolgens Paaseiland doopte.

Net als bij ‘ontdekkingen’ van andere Europese zeevaarders en ontdekkingsreizigers: Paaseiland (Isla de Pascua) was eeuwen daarvoor al ontdekt door Polynesiërs en een naam had het eiland ook al, wat heet: namen (meervoud). Een van de inheemse namen was Mata ki te rani (Ogen die naar de hemel kijken), maar ook Te pito o te henua (De navel van de wereld). Sinds eind 19e eeuw gaat het eiland echter door het leven onder de naam Rapa Nui (Grote Rots).

Kaart van Paaseiland (Rapa Nui) (© Eric Gaba (Sting))

Desalniettemin betekende de ontdekking van Roggeveen ervoor dat het eiland voor het eerst op kaarten terecht kwam.

Jacob Roggeveen

De hoofdpersoon van dit verhaal, Jacob Roggeveen, werd op 13 januari 1659 te Middelburg geboren als derde en jongste zoon van Arent Roggeveen en Maria Storm.
Het was een bemiddeld gezin, vader Arent was dichter, wiskundige en cartograaf bij de VOC-kamer Zeeland.

Portret van Arent Roggeveen op de titelpagina van “Het Eerste Deel van het Brandende Veen berichtende geheel West-Indien de vaste Kust en de Eylanden beginnende van Rio Amasones en eyndigende benoorde Terranova beschreven door Arent Roggeveen” uit 1676, uitgegeven door Pierre Goos en Compagnie te Amsterdam (publiek domein)

Met zijn oudste zoon Johan (acht jaar ouder dan Jacob), deed hij onderzoek naar het onbekende en mythische continent Zuidland. We kunnen wel stellen dat hij, net als sommige andere cartografen, geobsedeerd was door dit Zuidland, waarvan men meende dat het simpelweg moest bestaan, om het evenwicht tussen de landmassa’s op het noordelijk en zuidelijk halfrond te bewaren.

Detail van een gravure van circa 1695 van de haven van Middelburg , het huis met het torentje aan de overkant van het water (de Dwarskaai) was Jacob Roggeveen’s ouderlijk huis vanaf zijn twaalfde jaar ( Collectie Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen)

Rond 1671 kreeg hij een octrooi van de West-Indische Compagnie (WIC) voor een ontdekkingstocht, maar vanwege de ontwikkelingen in het zogenaamde Rampjaar (1672), werd het project niet voortgezet.
Arent zou zijn wens op zoek te gaan naar het Zuidland nooit vervuld zien. Hij stierf op 12 november1679. Op zijn sterfbed liet hij zijn jongste zoon Jacob echter beloven zijn droom alsnog te verwezenlijken.
Hoewel de bijna 21-jarige Jacob het zijn vader beloofde, zou het maar liefst veertig jaar duren eer hij zijn belofte nakwam.

Rusteloos

Zijn leven en carrière overziend, kunnen we rustig stellen dat Jacob Roggeveen een rusteloos, grillig, eigenwijs en twistziek type was, niet bepaald een allemansvriend.
In 1680, kort na het overlijden van zijn vader, vertrok Jacob naar Batavia in Nederlands-Indië, aan boord was hij verantwoordelijk voor de personeelsadministratie.

Plattegrond en profiel van Batavia door Clemendt de Jonghe (±1624-1677), naar een origineel uit 1652 (Atlas van Stolk, 1740 / publiek domein)

Hij verbleef slechts kort in de Oost, want in 1681 was hij alweer terug in Middelburg, waar hij trouwde met Marija Vincentius en waar hij notaris werd (wat toentertijd nog een beroep van weinig aanzien was).
Hij zat echter niet stil en ging rechten studeren en promoveerde in 1690 aan de Universiteit van Harderwijk tot doctor in de rechten.
In 1694 overleed zijn vrouw, het huwelijk was kinderloos gebleven.

De Universiteit van Harderwijk door A. Rademaker, 1745 (Collectie Stadsmuseum Harderwijk)

Ruzie

In 1707 moet de wijde wereld weer gelonkt hebben, want Jacob werd jurist bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en scheepte voor de tweede keer in zijn leven in voor Batavia, waar hij na aankomst lid werd van de Raad voor Justitie van de VOC. Het duurde niet lang of Jacob kwam in conflict met de voorzitter en collega’s van de Raad.
Corruptie, belangenverstrengeling en diefstal door VOC-ambtenaren kwamen veelvuldig voor, maar dat was tegen het zere been van Roggeveen. Het ontaardde in ruzies en verstoorde verhoudingen, zodanig dat zijn collega’s de VOC-bewindvoerders in Nederland , de Heren XVII, probeerden te overtuigen deze ‘klokkenluider avant-la-lettre’ te ontslaan en terug naar huis te sturen.
Uiteindelijk werden de ruzies toch bijgelegd en diende Roggeveen zijn tijd uit.

Vergadering in Amsterdam van de Heren XVII, de bewindvoerders van de VOC, 1768, een prent van J. Smit, naar een tekening van S. Fokke (Collectie Nederlands Scheepvaartmuseum)

Terug naar Middelburg

Ondertussen was Jacob opnieuw getrouwd. In 1708 (dus kort na zijn aankomst in Batavia) huwde hij de 17-jarige Anna Clement, terwijl hij zelf inmiddels 49 was. Op 1713 overleed echter ook zijn tweede vrouw op 22-jarige leeftijd. Ook dit huwelijk was kinderloos gebleven.
Toen Roggeveen in 1714 terugkeerde in Middelburg was hij een bemiddeld man.

Batavia rond 1770, tekening door Johannes Rach (1720-1783), met het in 1710 gebouwde stadhuis (tijdens het verblijf van Roggeveen dus), dit gebouw huisvest momenteel het Jakarta Historisch Museum (publiek domein)

Hattemisten

Rustig zou het echter niet worden, want als aanhanger van de vrijzinnige en dissidente predikant Pontiaen van Hattem (en daarmee een hattemist) bracht hij zichzelf in grote problemen. Hij ondersteunde Van Hattem door het postuum uitbrengen van diens pamflet Den val van ’s werelts af-god. Het eerste deel verscheen in 1718 in Middelburg en werd vervolgens in beslag genomen door het stadsbestuur en in het openbaar verbrand.

‘Den val van ’s werelt’s af-god ofte, het geloove der heyligen’ door Pontiaen van Hattem (1641-1706), uitgegeven door Jacob Roggeveen in 1718, links: de rug van een van de exemplaren die de boekverbrandingen overleefde / rechts: de titelpagina (Collectie Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg / foto: Vlagblog)

De kern van de leer van de hattemisten was dat de mens niet tegen Gods wil kan handelen en bijgevolg ook geen zondig wezen kan zijn. Een gevolg hiervan was dat gelovigen niet door gebed iets van God gedaan konden krijgen. Voor de calvinisten was deze leer gelijk aan libertinisme of zelfs atheïsme en daarom onaanvaardbaar.

Verbanning

Het gevolg van dit alles was dat Roggeveen in 1719 uit Middelburg werd verbannen en daarna ook uit Vlissingen. Roggeveen vestigde zich toen in het nabijgelegen Arnemuiden, bracht vervolgens de delen twee en drie van Van Hattem’s pamflet uit, waardoor hij voor nog meer controverse zorgde.
In deze situatie was het onmogelijk om zijn oude beroep van notaris weer op te pakken.

Arnemuiden vanaf het water gezien, kopergravure uit 1674 van Joannes Peeters en Caspar Bouttats (publiek domein)

Opnieuw het Zuidland

Waarschijnlijk was dit alles er de oorzaak van dat Jacob de vurige wens van zijn vader alsnog ten uitvoer wilde brengen. Samen met zijn broer Johan smeedde hij plannen om het nog steeds niet gevonden Zuidland te gaan ontdekken. Wat overigens meegespeeld kan hebben was de wens een hattemistische samenleving te stichten aan de andere kant van de wereld.

Het tij zat mee: in 1720 kon Jacob profiteren van een economische bubbel en windhandel, waardoor hij de West-Indische Compagnie kon overtuigen onder zijn leiding een expeditie met drie schepen naar het Zuidland te financieren, waarvan het grootste schip veelbetekenend Arend zou worden genoemd.

Van de schepen die aan de expeditie deelnamen bestaan geen afbeeldingen, maar op bovenstaande gravure (detail) van Adam van der Laan uit het begin van de 18e eeuw zien we een Hollands fregat dat van het zelfde type was als de Arend en de Tienhoven (Collectie Nederlands Scheepvaartmuseum. Amsterdam)

De reis begint

Nu in dienst van de WIC, vertrok Jacob Roggeveen op 1 augustus 1721 vanaf Texel.
Roggeveen, inmiddels 62 jaar oud, was commandeur van de expeditie. Er waren drie schepen: twee fregatten, de Arend en de Tienhoven en een kleiner schip, een hoeker, De Afrikaanse Galei genaamd, met respectievelijk Jan Coster, Cornelis Bouman en Roelof Rosendaal als kapiteins. Er gingen 244 mannen mee, waarvan 55 tot 60 als soldaat.
Doel was het Onbekende Zuidland (Terra australis incognitate) te ontdekken en in kaart te brengen.

Route van de Zuidland-expeditie van Jacob Roggeveen, op de inzet linksonder is Paaseiland afgebeeld, de inzet linksboven toont de Tuamotu-archipel (nu onderdeel van Frans Polynesië), kaart uit 1911 (© Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen)

Het eerste deel van de route voerde via de Canarische Eilanden en Kaapverdië, waarna de Atlantische Oceaan werd overgestoken. Voor de kust van Brazilië werd het anker uitgegooid tussen São Sebastiano en het eilandje Ilhabela. Ondanks de aanhoudende stormen kon er toch vers voedsel en brandhout worden ingeslagen.

Route van de reis van Jacob Roggeveen vanaf Kaap Hoorn, kaart uit 1737 door Carl Friedrich Behrens (1701-1750), een van de opvarenden van de ontdekkingstocht (publiek domein)

In januari 1722 werd via Stateneiland (Isla de los Estados) Kaap Hoorn gerond en arriveerde de expeditie in de Grote Oceaan.
Op 25 februari bereikte men de Juan Fernández-eilanden 670 km ten westen van het Zuid-Amerikaanse vasteland, waarvan toentertijd nog maar een fractie van op de Europese kaarten stond.

Kaart van de Juan Fernández-eilanden (© American Geographical Society)

Bij het eiland Juan Fernández, dat zijn naam aan de hele archipel gaf, werd in de noordelijke baai (Bahia Cumberland) geankerd.
Het onbewoonde eiland bleek heel vruchtbaar en bood volop voedsel en grote aantallen vis, kreeft en krab.
Veel van de gevangen kreeft en vis werd gepekeld, zodat het lang goed zou blijven.

Juan Fernández-eiland, waar de Zuidland-expeditie zo’n drie weken doorbracht, het eiland staat tegenwoordig beter bekend onder de naam Robinson Crusoe-eiland, die naam dankt het aan het verblijf van de Schotse zeevaarder Alexander Selkirk, die hier tussen 1704 en 1709 in absolute eenzaamheid leefde (na een ruzie met de kapitein van de Cinque Ports) en uiteindelijk model zou staan voor de hoofdpersoon in Daniel Defoe’s ‘Robinson Crusoe’ (1719), daarnaast staat het eiland ook bekend onder de naam Más a Tierra (© Gi)

Dit aardse paradijs bracht Roggeveen op het idee op de terugreis hier een kolonie te vestigen. Hij dacht aan zeshonderd families, als steunpunt voor toekomstige reizen. Een soort tweede Kaap de Goede Hoop.
Nadat iedereen weer op krachten was gekomen en de schepen gekalefaterd, vertrok de vloot weer op 17 maart, verder westwaarts.

De dagen verstreken, maar nog steeds was er geen spoor van het mysterieuze Zuidland. Na een scheepsraad op 2 april viel het besluit om op de breedte van 27° nog honderd mijl westelijker te varen. Het weer was prima en er vlogen grote zwermen vogels over.

5 april: Land in zicht

Op zondag 5 april zagen matrozen drijvende gewassen en schildpadden. Diezelfde avond hees de Afrikaanse Galei de Prinsenvlag. Toen Roggeveen’s schip de Arend langszij kwam, bleek er nog ver weg in het westen een vlak eiland aan de horizon zichtbaar.
Roggeveen besloot tot het eind van de eerste wacht (middernacht) door te zeilen en dan de dag af te wachten.
Hij gaf het eiland vast een naam: Paaseiland, omdat het die dag Paaszondag was, vandaag precies 300 jaar geleden.
De stemming was vrolijk: het Onbekende Zuidland leek dan eindelijk ontdekt te gaan worden!

De expeditie keek uit naar een ‘zandig’ of ‘laag eiland’, volgens de Britse ontdekkingsreiziger William Dampier het noordelijke deel van het Onbekende Zuidland. Althans, die informatie had hij van de boekanier Edward Davis, onder wie hij gevaren had. Die had in 1687, zo’n 3.600 km ten westen van Zuid-Amerika een klein zandig eiland zien liggen en ten westen daarvan een behoorlijk lange strook land die doorliep naar het noordwesten, volgens Davis de kust van het Zuidland.

Zuidwestpunt van Paaseiland vanaf de oceaan gezien (fotograaf onbekend)

6 april

De volgende dag, 6 april, toen men het eiland naderde, werd het duidelijk dat dit onmogelijk het ‘zandige of lage eiland’ kon zijn. Dit eiland bleek zo’n vijftien tot zestien mijl in omtrek, met ‘twee hoge en drie tot vier lage bergen’. Geen onbekend Zuidland dus.

7 april

Op deze dag vond het eerste contact plaats tussen de expeditie en Paaseiland. Men was van plan geweest met twee sloepen naar de kust te roeien, maar noodweer verhinderde dat.
Maar tot ieders grote verbazing zag men aan boord van de Tienhoven ’s middags een nauwelijks zeewaardig bootje naderen met daarin een naakte, schreeuwende bewoner van Paaseiland.
Kapitein Bouman voer hem tegemoet in een sloep en bracht de tegenstribbelende man aan boord van de Arend.

Eenmaal aan boord bleek het om een grote, sterk gebouwde man te gaan van ongeveer vijftig jaar met ‘aangename gezichtskenmerken’, wiens houding omsloeg naar vrolijk.
De man bleek uiteraard zeer verbaasd over alles wat hij zag en betaste de masten, de zeilen en de kanonnen. Toen men hem een spiegeltje gaf en daarin keek, schrok hij enorm en deinsde achteruit.
Toen men hem een glaasje brandewijn gaf, goot hij dit over zijn gezicht, waardoor zijn ogen hevig gingen branden.
De man danste op vrolijke wijze, springend en zingend samen met matrozen op de muziek van een vedel (een voorloper van de viool).
Toen de man na lang aandringen van boord ging, waren de schepen vanwege het slechte weer ruim twintig kilometer van de kust af en maakte Bouman zich zorgen of de man wel veilig thuis zou komen.

8 april

De volgende dag gingen de schepen voor anker aan de noordwestzijde op een kwart mijl voor de kust, en masse gadegeslagen door de Paaseilanders vanaf de kust.

9 april

De nabijheid van de schepen verlokte de Paaseilanders in groten getale, zwemmend en peddelend in hun gammele bootjes en op biezen vlotten de schepen te naderen.
Ze klommen massaal aan boord met allerlei soorten voedsel en uiteraard waren zij ook verwonderd over alles wat ze zagen.
De Paaseilanders bleken vreedzaam en vertoonden geen vrees en droegen geen wapens.
Tegen de avond werd het ‘levendige bezoek’ teruggestuurd, de eilandbewoners hadden zich intussen van alles toegeëigend: van bezems, brandhout, aanmaakhoutjes en hoeden en mutsen van de bemanningsleden. Bouman concludeerde dat het voortkwam uit nieuwsgierigheid.

Playa de Anakena, de vermoedelijke landingsplaats van de Roggeveen-expeditie (fotograaf onbekend)

10 april: Een slecht begin

Dit is de dag waarop men uiteindelijk aan land ging, de landingsplaats was ‘een kleyn inboght of bay’ met een strand, dit kan alleen Playa de Anakena geweest zijn.
Met een aantal boten en in totaal 134 man, ging men aan land, zowel zeevarenden als militairen.
De massaal toegestroomde eilanders maakten een uitbundige indruk.
Terwijl het kleine legertje zich nog formeerde, klonken er plotseling een paar schoten en er werd geschreeuwd. Nog zo’n 30 schoten volgden.

Geromantiseerde afbeelding van de landing van de Roggeveen-expeditie op Paaseiland, waarop gesuggereerd wordt dat er vanaf een sloep geschoten zou zijn op een aanvallende menigte inlanders, wat niet klopt, uit “Reyze naar het Zuydland”, uitgegeven door Joannes Braam, boekverkoper te Dordrecht, 1728 (publiek domein)

In paniek vluchtten de Paaseilanders weg met achterlating van tien tot twaalf doden (waaronder de vrolijke man van 7 april) en een aantal gewonden. De woedende kapiteins wisten verder schieten te verhinderen en vroegen wie het bevel tot vuren had gegeven.
Dit bleek de tweede stuurman van de Tienhoven, Cornelis Mens uit Medemblik te zijn.
Aan een eveneens woedende Roggeveen vertelde de stuurman dat een inlander de loop van zijn geweer had gegrepen om hem die te ontfutselen en dat enkele Paaseilanders hadden gedreigd met stenen te gooien, waarna het schieten was begonnen, maar zelf zou hij geen opdracht hebben gegeven.
Geen van de officieren geloofde Mens, maar Roggeveen besloot dat er geen tijd was om de zaak uit te zoeken.

Bovenkant van een kaart uit 1772 van Paaseiland, gemaakt tijdens de expeditie van Felipe González de Anedo (ook wel Haedo) (1714-1802), waarop het de naam Isla de San Carlos kreeg (Collectie Madrid Navia Museum / publiek domein)

Dat het verdere bezoek vreedzaam verliep kan gerust opmerkelijk worden genoemd. Een verklaring kan zijn dat de eilanders de Europeanen voor goddelijke en/of machtige wezens aanzagen en waarschijnlijk nooit eerder westerlingen hadden gezien.
Toen de inlanders merkten dat het gevaar geweken was, verliep de rest van de dag in ogenschijnlijke harmonie.

Onderkant van de kaart uit 1772 van Paaseiland, gemaakt tijdens de expeditie van Felipe González de Anedo (ook wel Haedo) (1714-1802), waarop het de naam Isla de San Carlos kreeg (Collectie Madrid Navia Museum / publiek domein)

Er werd voedsel, zoals kippen, bacoven (bananen), suikerriet, zoete aardappelen, wortels en yams geruild tegen Haarlemmer linnen, glazen kralen en spiegeltjes.
Men bekeek hoe de inlanders woonden (in hutten) en stelde vast dat de bodem zeer vruchtbaar was, met goed onderhouden akkers.
De bewoners werden beschreven als goed geproportioneerd, sterk en gespierd en uitstekende gebitten (enkelen beten grote noten stuk, die harder dan een perzikpit waren).

Close-up van de hierboven afgebeelde kaart met twee van de moai ingetekend, de legenda identificeert ze als: C – Idolos llamados Moay (Afgoden genaamd Moay) (Collectie Madrid Navia Museum / publiek domein)

De moai

Wat dit eiland heel bijzonder maakte en nog steeds maakt waren (en zijn) de ongeveer 900 enorme beelden, de zogenaamde moai, doorgaans bestaand uit een romp met hoofd met diepliggende ogen en lange oren, soms ook nog getooid met hoofddeksels in de vorm van cilinders.
Roggeveen en zijn bemanning stonden versteld over deze beelden, die soms wel negen meter hoog zijn.

De moai in de 19e eeuw door de Franse graveur Alexandre de Bar (1821-1908) (publiek domein)

Voor zover we nu weten arriveerden de eerste bewoners in de 12e eeuw vanuit westelijker gelegen eilanden. De moai zijn voorouderbeelden, gemaakt tussen circa 1200 en 1650, de grootste dateren uit de 14e eeuw.
De productie werd rond 1650 abrupt afgebroken, een kleine vierhonderd deels onvoltooide beelden is te vinden in de krater Rano Raraku.

Enkele van de circa 900 moai op Paaseiland (fotograaf onbekend)

Verder westwaarts

De historie van de 300e verjaardag van de ontdekking van Paaseiland door Europeanen is daarmee behandeld.
Maar het was natuurlijk niet het einde van Roggeveen’s reis. In het kort het vervolg van deze expeditie. Op 11 april ging het verder.

Roggeveen stelde in samenspraak met zijn kapiteins vast dat Paaseiland niets met het Onbekende Zuidland van doen had. Zijn hoop ging langzaam over in verbazing, gevolgd door twijfel en irritatie.
Op 21 april schrijft Roggeveen zijn frustratie van hem af: “Het is toch verwonderlijk dat er mensen zijn, die ter wille van hun eigen roem, geschriften drukken, waarin ze de ‘opgepronkte leugens’ laten doorgaan voor de zuivere waarheid”. En noemt smalend de naam van de ‘zogenaamde kapiteins’ Edward Davis en William Dampier.

Takaroa en Makatea

Toch werd er opnieuw een westelijke koers ingelegd en half mei bereikte men de Tuamotu-eilanden (tegenwoordig onderdeel van Frans Polynesië), waar op 18 mei de Afrikaanse Galei schipbreuk leed op het atol Takaroa.
De bemanning en een deel van de lading kon worden gered.

De kust van Makatea (fotograaf onbekend)

Op 2 juni kwam er een hoog en dicht bebost eiland in zicht, waar men met sloepen aan land ging. Het eiland bleek bewoond en de bemanning werd na enkele schermutselingen uiteindelijk vriendelijk bejegend en geholpen bij het zoeken naar groent en fruit.
Roggeveen doopte het eiland Verkwikkingseiland (tegenwoordig Makatea, een van de Tuamotueilanden in Frans Polynesië).

De volgende dag sloeg de stemming echter om toen de bemanning via een smal pad een steile berg opklom, omdat daar kokosnoten en bananen te vinden zouden zijn, maar ze werden door de inlanders onthaald op een regen van stenen, “gelijk de hagel van de hemel valt”, aldus kapitein Bouman.
Vijf of zes eilandbewoners werden door de bemanning doodgeschoten, waarna men zich halsoverkop terug trok en weer aan boord ging.

Geromantiseerde afbeelding uit de “Tweejaarige Reyze rondom de wereld, ter nader Ontdekkinge der Onbekende Zuydlanden” uit 1728, Roggeveen’s mannen worden verdreven van Makatea (door Roggeveen Verkwikkingseiland genoemd) (publiek domein)

Na dit alles werd er overlegd hoe het nu verder moest. De uitkomst was dat Roggeveen en zijn kapiteins de handdoek in de ring gooiden: het continent Zuidland was niet gevonden.
Besloten werd verder westwaarts te varen, omdat terugkeren onmogelijk was vanwege de heersende winden. Dat was wel ‘een dingetje’, zoals we tegenwoordig zouden zeggen, want daarmee zou men uiteindelijk in VOC-gebied uitkomen en daarmee het handelsmonopolie schenden.
Maar de bemanning was deels uitgeput en deels inmiddels overleden, dus veel opties waren er niet dan gewoon door te varen. Unaniem werd besloten naar Batavia te varen.

Perspectiefbeeld van Batavia, getiteld “Vue de l’isle et de la ville de Batavia appartenant aux Hollandois, pour la Compagnie des Indes” uit 1754 door Jan van Ryne (±1712-±1760) (publiek domein)

Op 4 oktober bereikten de Arend en de Tienhoven Batavia. Wat men al vreesde gebeurde ook: Roggeveen werd op last van de gouverneur-generaal van de VOC, Hendrick Zwaardecroon, gevangengenomen wegens schending van het VOC-monopolie. De schepen en de lading werden geconfisqueerd.

Hendrick Zwaardecroon (1667-1728), gouverneur-generaal van de VOC tussen 1718 en 1725 (publiek domein)

Nader onderzoek echter toonde aan, dat de expeditie geen keus had gehad: men was genoodzaakt geweest het VOC-territorium binnen te varen.
Roggeveen werd vrijgelaten, zijn schade werd vergoed en de bemanning kreeg hun gage betaald (evenals de nabestaanden van de overleden opvarenden).

Terugkeer

Op 2 december vertrok er een vloot van VOC-retourschepen naar Nederland, met Roggeveen als passagier en 26 overlevenden van zijn expeditie.
Op dinsdag 6 juli 1723 kwamen de vier Zeeuwse schepen van deze vloot aan op de rede van Vlissingen.

“De rede van Vlissingen met VOC-schip en beurtschepen”, prent van ± 1760-1765 (publiek domein)

Zijn terugkeer in Zeeland viel vrijwel samen met de dood van zijn broer Johan, medebedenker van de expeditie.
Toen Jacob op die 6e juli aankwam was hij nog net op tijd om de begrafenis bij te wonen op de 7e.
Hoewel zijn verbanning van Middelburg nog steeds van kracht was, heeft hij de teraardebestelling waarschijnlijk wel bij kunnen wonen.

In de dagen en weken daarna was hij druk met de afronding van de expeditie, die in feite mislukt was, want het Onbekende Zuidland was niet gevonden.
Op 13 juli legde hij verantwoording af bij de bewindvoerders van de WIC in Amsterdam, de Heren X.
De reis was behoorlijk geboekstaafd en de WIC beschikte uiteindelijk over drie journaals, dat van Roggeveen, van Coster en van Bouman.

In 1723 verschenen boek over de Roggeveen-expeditie, getiteld ” Kort en nauwkeurig verhaal van de reize, door drie Schepen in ’t jaar 1721 [en 1722!], gedaan, op ordre van de Ed. Heeren Bewindhebberen van de West-Indische Compagnie in Holland, om eenige tot nog toe onbekende Landen, omtrent de ZUID-ZEE gelegen, op te zoeken”, uitgegeven door de Weduwe Jacobus van Egmont in Amsterdam (publiek domein)

In de jaren na zijn terugkeer leidde Roggeveen een zwervend bestaan, voor kortere of langere tijd woonde hij in Amsterdam, Veere, Zierikzee, en Goes.
Op 1 september 1728 blijkt hij toch weer in Middelburg te wonen. Kennelijk werd het hem gegund zijn laatste jaren in zijn eigen stad te wonen.
Hij overleed als gefortuneerd man op 70-jarige leeftijd op 31 januari 1729 in het huis van zijn nicht Maria Roggeveen en haar man Jan Carré aan de Blauwedijk in Middelburg.

Na Roggeveen

Paaseiland werd gedurende de 18e eeuw opnieuw bezocht door schepen van de Spanjaard Felipe González de Anedo (1772), de Engelsman James Cook (1774) en de Fransman Jean-François de La Pérouse (1786).

“Population de l’Île de Pâques et statues Moai lors de la visite de l’expédition La Pérouse en 1786”, tekening door Gaspard Duché de Vancy (1756-1788) en toont het bezoek van de Pérouse-expeditie onder leiding van Jean François de Galaup, graaf de La Pérouse (1741-1788) (publiek domein)

James Cook had vertalingen van Roggeveen’s reis aan boord.Tweeënvijftig jaar na Roggeveen zette hij voet op Paaseiland op 11 maart 1774.
Joseph Gilbert, een van zijn officieren, tekende een kaart van het eiland en schreef daarbij als eerbetoon; “Easter Island (…) discovered by Commodore Roggewein”.

Kaart van Paaseiland getekend in 1774 door Joseph Gilbert (1732-1831), tijdens de tweede grote ontdekkingsreis (1772-1775) van James Cook (Collectie National Archives UK, Kew)

Cook zelf noteerde op 13 maart: “We discovered people and those Moniments or idols (doelend op de moai) mentioned by the Authors of Roggeweins Voyage”.
Het was Cook die eindelijk definitief vaststelde dat het langverwachte Onbekende Zuidland niet bestond en dus ook nooit gevonden had kunnen worden.

De expeditie werd ook ‘verstript’: “De ontdekking van het Paaseiland” door Yves Duval (tekst) en René Follet (tekeningen), gepubliceerd in Kuifje nr.14 – 1955

Op Paaseiland zelf herinnert Cabo Roggewein aan de oostzijde aan zijn bezoek en het inheemse kreeftje Scyllarides roggeveeni houdt zijn herinnering levend.

Links: Cabo Roggewein, Paaseiland (© Explora) / Rechts: Scyllarides roggeveeni, een klein kreeftje dat alleen bij Paaseiland voorkomt (publiek domein)

Reisverslag

Een van de opvarenden van de Roggeveen-expeditie was de jonge Duitse korporaal Carl Friedrich Behrens.
Hij was een van de overlevenden en publiceerde in 1737 een boek over de reis, getiteld Reise durch die Süd-Länder und um die Welt, dat een groot succes werd.
Uiteindelijk gooide hij het roer helemaal om en werd kruidkoekbakker in Neurenberg.

Titelpagina van ‘Reise durch die Süd-Länder und um die Welt’ van Carl-Friedrich Behrens (1701-1750) (publiek domein)

Nog meer moai

Naast de 900 beelden op Paaseiland zijn er her en der nog een aantal te vinden!
Zo werd er een in 1970 in Roggeveen’s eigen Middelburg onthuld bij het naar hem genoemde Jacob Roggeveenhuis, een bejaardentehuis aan de Noordsingel. Het werd gemaakt door beeldhouwer Peter de Jong.
In 2007 werd het verplaatst naar Zorgcentrum Buitenrust aan de Buitenruststraat.
Het beeld verhuisde voor een derde keer naar het opnieuw ingerichte Park Molenwater.

Links: Moai uit 1970 in Middelburg, een werk van Peter de Jong (1920-1990) (© Vlagblog) / Rechts: “De dromer van Rapa Nui”, een moai van de hand van Benedicto Tuki Pate (1946) in De Cocksdorp, Texel (publiek domein)

Een andere Nederlandse moai bevindt zich op Texel, bij de Eilandgalerij in De Cocksdorp.
Dit beeld, De dromer van Rapa Nui genaamd, werd door de Paaseilandse beeldhouwer Benedicto Tuki Pate ter plekke gemaakt in 1993. Het beeld staat met zijn neus richting Paaseiland.
Ook Texel heeft een band met Paaseiland, omdat de Roggeveen-expeditie hiervandaan vertrok.

De moai van Vlake (Zeeland), door Jos de Koeijer (1942-2020) (© Vlagblog)

Een derde exemplaar, van de hand van Jos de Koeijer. vinden we in het buurtschap Vlake (Zeeland), bij de Sequoiahof.

Links: Moai in Stuttgart, een werk van Tuki Pate uit 2006 (publiek domein) / Midden: De Paaseilandse beeldhouwer Benedicto Tuki Pate, die inmiddels van steen op hout is overgegaan (1946) (fotograaf onbekend) / Rechts: Een moai (mét hoed) uit 2013 in de Japanse havenstad Minamisanriku, eveneens van Tuki Pate (publiek domein)

Beeldhouwer Tuki, die als de beste beeldhouwer van Paaseiland wordt gezien, heeft overigens meer moai gemaakt.
Zo staat er ook een bij het Santiago-de-Chili-Platz in Stuttgart, Duitsland en ook een in het Matsubara Park in het Shizugawa-district in de Japanse havenstad Minamisanriku. Deze moai werd door Tuki uit steen gehakt speciaal overgebracht vanaf Paaseiland.

De vlag

Vlag van Paaseiland (2006-heden)

De vlag van Paaseiland/Rapa Nui is beslist opvallend: wit met een zogenaamde reimiro in rood en wordt aangeduid als Te Reva Reimiro.
Het woord reimiro is samengesteld uit rei (borstsieraad) en miro (hout), een houten borstsieraad dus. Dit borstsieraad wordt een pectorale genoemd en is als vanouds een cultureel symbool op Paaseiland, doorgaans gedragen door mensen van enig aanzien binnen de gemeenschap.
Het lijkt enigszins op een gekantelde maansikkel, maar ook op de vorm van een Polynesische kano.

De gezichtjes aan de uiteinden van de reimiro

De reimiro heeft aan de beide uiteinden een menselijk gezicht. Ook zien we twee witte gaatjes in de reimiro, net als bij het echte borstsieraad. Door de gaatjes kon een draad of koord gestoken worden, zodat het omgehangen kon worden.

Links: Twee reimiro’s, van de voorste zien we voorkant, van de achterste de achterkant met de kenmerkende hoofdjes (Collectie Metropolitan Museum, New York / foto: German) / Rechts: 19e eeuwse foto van een inwoonster van de Salomonseilanden met een reimiro zonder de hoofdjes (publiek domein)

De gezichten aan de uiteinden zijn over het algemeen zeer gestileerd, maar op de afbeelding hieronder zijn ze heel duidelijk herkenbaar.

Reimiro afkomstig van Paaseiland met duidelijk herkenbare gezichten (Collectie Bernice Pauahi Bishop Museum, Honolulu, Hawai’i / foto: Hiart)

Hoewel de vlag pas sinds 2006 gevoerd wordt (bij officiële plechtigheden doorgaans in combinatie met de Chileense vlag), is ze een stuk ouder.

De vlaggen van Paaseiland/Rapa Nui en Chili tesamen (publiek domein)

Waarschijnlijk stamt de vlag uit 1880, toen de weinige Paaseilanders die er nog over waren (na stammenoorlogen, de Peruaanse slavenhandel en ziektes) het oude reimiro-symbool op een wit doek aanbrachten in mana, de rode kleur van de macht.

Annexatie door Chili

Een paar jaar later, op 9 september 1888, werd Paaseiland geannexeerd door Chili met de zogenaamde Tratado de Anexión de la isla.
Tot 2006 leidde de reimiro-vlag een officieus leven. Wel was er een gemeentevlag in gebruik, maar daar Paaseiland maar één nederzetting heeft, Hanga Roa, was het eigenlljk ook een soort eilandvlag.

De gemeentevlag van Paaseiland

Deze vlag is eveneens wit met in het midden het symbool van de Manutara, de mythische heilige vogel die vereerd werd tijdens de Tangatu Manu (Vogelmancultuur), die bestond tussen 1550 en 1878, maar waar waarschijnlijk door de Peruaanse slavernij een einde aan kwam.

De tekst rond de dubbel uitgevoerde vogel luidt: I. Municipalidad de Isla de Pascua, waarbij de letter ‘I‘ waarschijnlijk voor ‘Ilustrísima‘ staat, waarbij de vertaling dan Roemruchte Gemeente van Paaseiland zou zijn.

Variatie op de reimiro-vlag met vier Tangatu Manu’s in de hoeken

Vóór de annexatie door Chili was er ook nog een variatie op de reimiro-vlag, met in de vier hoeken een afbeelding van de Tangatu Manu in zwart.

Foto van Paaseiland gemaakt door de Amerikaanse aardobservatiesatelliet Landsat 8 op 29 juli 2015 (NASA / publiek domein)