
Deze officiële dag op de Noordelijke Marianen wordt op 8 december gevierd, tenzij die datum op een zondag valt, in dat geval schuift de viering door naar de daarop volgende maandag.
De Noordelijke Marianen (Northern Mariana Islands) vormen een groep van 14 eilanden in de noordelijke Grote Oceaan, ten noorden van het eiland Guam.
De archipel is een overzees territorium van de Verenigde Staten, de officiële naam van het gebied is Commonwealth of the Northern Mariana Islands (Gemenebest van de Noordelijke Marianen).

Gezien het ‘noordelijke’ in de naam van het territorium dringt de vraag zich op of er ook Zuidelijke Marianen zijn: en die zijn er, maar er is er maar één: het (eveneens Amerikaanse) eiland Guam, dat een apart territorium is.
Tezamen vormen ze dus de Marianen en zijn ze tevens onderdeel van de veel grotere regio Micronesië, waarvan ze het noordelijkste deel zijn.

Van de 14 eilanden hebben Saipan en Tinian de belangrijkste havens. Saipan fungeert als hoofdeiland, het regeringscentrum, Capitol Hill genaamd, ligt in het midden van het eiland.

Van de ruim 55.000 inwoners van de Noordelijke Marianen woont 90% op Saipan, dat ook een aparte gemeente is.

De andere drie gemeenten zijn de eilanden Tinian en Rota en de overige 11 eilanden tezamen onder de naam Northern Islands Municipality, waar slechts een klein aantal mensen woont.

The Mariner’s Museum Collection, Newport News, VA / publiek domein)
De eilanden waren al bewoond door de Chamorro’s, toen Spanje het in 1565 als kolonie in bezit nam. De plaatselijke bevolking werd niets gevraagd, zoals in die tijd gebruikelijk.
De archipel, was in 1521 al eens aangedaan door de voor Spanje opererende Portugese ontdekkingsreiziger Ferdinand Magellaan. Hij had ze de weinig flatterende naam Islas de los Ladrones (Dieveneilanden) gegeven.

Die naam veranderde in Las Marianas in 1668, toen de Spaanse priester Diego Luis de San Vitores besloot de archipel te vernoemen naar de Spaanse koningin Mariana de Austria (Maria Anna van Oostenrijk).

Na de door Spanje verloren Spaans-Amerikaanse Oorlog van 1898, werd middels het Verdrag van Parijs het belangrijkste eiland Guam aan de Verenigde Staten toegewezen.

In 1899 verkocht Spanje de overgebleven Noordelijke Marianen (plus de zuidelijker gelegen Carolinen) aan Duitsland, voor het bedrag van 17 miljoen Duitse mark.
De eilanden werden toen onderdeel van de Duitse kolonie Duits-Nieuw-Guinea.

De Duitsers gebruikten de eilanden voor de productie van kopra (gedroogde kokos, voor de productie van margarine).
Na de voor Duitsland desastreus verlopen Eerste Wereldoorlog (1914-1918), werden de Noordelijke Marianen door de Volkenbond (de voorloper van de Verenigde Naties) ondergebracht in het zogenaamde Zuid-Pacifisch Mandaatgebied, onder bestuur van Japan.
Dit gebied omvatte naast de Marianen ook Palau, Micronesia (het land, niet te verwarren met de regio Micronesië) en de Marshalleilanden.

De Japanners waren niet geïnteresseerd in kopra en gebruikten de Marianen voor het verbouwen van suikerriet, bedoeld voor de productie van suiker en alcohol.
Er waren zoveel plantagewerkers nodig dat er tot aan de Tweede Wereldoorlog tien maal zoveel Japanners op de eilanden woonden, dan Chamorro’s.

Direct na de Japanse aanvallen op Pearl Harbor (op Oahu, Hawaii) op 8 december 1941, waardoor de V.S. bij de Tweede Wereldoorlog betrokken raakte, bezette Japan het Amerikaanse eiland Guam.
Slag om Saipan
Het duurde tot juni 1944 voordat een groot Amerikaans invasieleger zowel Guam alsook de Noordelijke Marianen veroverde.

De slag om Saipan, waar op dat moment tienduizenden Japanners woonden, was heftig.

In een luchtoorlog verloren de V.S. en Japan respectievelijk 50 en 402 vliegtuigen. Na uitschakeling van de Japanse luchtmacht brandde de strijd op Saipan zelf los, waarbij 3.500 Amerikanen en 400 Saipanezen het leven lieten.

Onder de Japanners, die zich weigerden over te geven, vielen 30.000 doden.
Op 9 juli 1944 was Saipan bevrijd, de overige eilanden volgden kort erna.


Zuid-Pacifisch Mandaatgebied
In 1947 riepen de Verenigde Naties het voormalige door Japan bestuurde Zuid-Pacifisch Mandaatgebied uit tot het Trustschap van de Pacifische Eilanden, onder bestuur van de Verenigde Staten.
In 1975 maakten de Noordelijke Marianen zich als eerste los uit het trustschap, door te kiezen voor een individuelere staatsvorm als een Amerikaans Gemenebest-gebied, wat inhield dat er intern zelfbestuur kwam.

Het trustgebied zou in de jaren daarna verder uit elkaar vallen en hield in 1986 op te bestaan.
In datzelfde jaar werden de inwoners van de Noordelijk Marianen officieel Amerikaans staatsburger. De Verenigde Staten verzorgen de buitenlandse betrekkingen van de archipel en defensie valt ook onder de Amerikaanse verantwoordelijkheid.
De huidige gouverneur van de Noordelijke Marianen is David Apatang, in functie sinds 23 juli 2025.

Grondwetdag
Landen met een Constitution Day (Grondwetdag) zijn niet bepaald zeldzaam, waarbij normaliter verwezen wordt naar de datum waarop de betreffende Grondwet werd ingevoerd.
Bij de Noordelijke Marianen is dat echter niet het geval, de dag is die van de verering van de beschermheilige van de Noordelijke Marianen en Guam: Santa Maria Kamalen (of: Our Lady of Camarin).

De datum van 8 december verwijst in dit geval naar het bombardement en de daaropvolgende verovering van het eiland Guam door Japan op die datum in 1941; op diezelfde dag bombardeerde Japan de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor, op Oahu, Hawaii, waardoor de V.S. bij de Tweede Wereldoorlog betrokken raakte.
Op deze dag ontsnapte het in de Dulce Nombre de María tentoongestelde beeld van de heilige, aan het Japanse bombardement.

Onbekende oorsprong
Zoals bij wel meer heilige objecten is de herkomst van het beeld in nevelen gehuld.
Volgens de legende zou het beeld door Spanjaarden meegebracht zijn met het galjoen Nuestra Señora del Pilar de Zaragoza y Santiago, dat op 2 juni 1690 schipbreuk leed en daarna verging bij het voor de kust van Guam liggende Cocos Island.

Krabben
Volgens het verhaal ontdekte een visser het beeld aan de zuidkust bij Merizo. Hij zag het beeld liggen in gezelschap van twee krabben die ieder een brandende offerkaars tussen hun scharen hielden, wat door de inheemse bevolking in het gebied als een wonder werd beschouwd.
Het beeld kreeg in de taal van de Chamorro de titel ‘Kamalen’, wat letterlijk ‘schuur’ betekent, omdat het beeld na de vondst werd opgeslagen in de schuur van het in aanbouw zijnde Presidio-kazernecomplex van de lokale burgerwacht, de Dotación genaamd.

De Dotación
Ze werd toen geadopteerd als beschermvrouwe van de Dotación en toen het Presidio in 1736 werd voltooid, werd ze in de kapel geplaatst.
De Dotación vierde het feest van hun beschermvrouwe op 8 december en dit ging zo door totdat de burgerwacht in 1884 werd ontbonden, nadat verschillende leden betrokken waren bij de moord op de Spaanse gouverneur, Don Angel de Pazos Vela-Hidalgo.
Het beeld van Santa Marian Kamalen werd toen in de kerk van Dulce Nombre de María in de hoofdstad Hagåtña geplaatst, die later basiliek werd.

Aardbeving
Eén van de bekendste verhalen is die van de grote aardbeving van 1902, waarbij de Dulce Nombre de María ernstig beschadigd raakte. Veel van de beelden van de kerk waren gebroken, maar niet die van Santa María Kamalen, die de pastoor, VaderJosé Palomo, intact op de grond vond.

WOII en restauratie
Gedurende de Japanse bezetting van Guam werd het beeld op een geheime plaats bewaard. Op 8 december 1945 werd het opnieuw in de basiliek geïnstalleerd tijdens het Feest van de Onbevlekte Ontvangenis.
Bij een restauratie van het beeld in de Filipijnen in 1948 werd vastgesteld dat het beeld is gemaakt van ivoor en hout van de molave, een boom die van oorsprong alleen voorkomt op de Filipijnen.

Diefstallen
Het beeld werd in de naoorlogse periode maar liefst drie keer gestolen: op 19 mei 1968, 3 mei 1971 en 28 december 1992; maar dook telkens weer op.
Een replica van het beeld is voor openbare verering in de hoofdkerk geplaatst, terwijl het originele ivoren beeld boven het hoogaltaar is geplaatst.
Elk jaar op 8 december wordt Santa María Kamalen geëerd met een processie in Hagåtña waarbij een beeld van de beschermheilige op een kar wordt voortgetrokken.
Daarnaast wordt op 8 december dus ook Grondwetdag gevierd, met zoals de voorlaatste gouverneur Ralph Torres het uitdrukte, “…de voortdurende vooruitgang die we als Gemenebest hebben geboekt in de politieke unie met de Verenigde Staten”.
De vlag

De vlag van de Noordelijke Marianen is blauw met in het midden drie elkaar overlappende symbolen: een witte vijfpuntige ster, een latte-steen in grijs en wit en een mwarmwar, een traditionele bloemenkrans.
De ster staat voor de Verenigde Staten.
De latte-steen, (ook latde, latti of latdi), is een pilaar gedekt door een halfbolvormig stenen kapiteel, met de platte kant naar boven.

Ze werden door het oude Chamorro-volk gebruikt als ondersteuning bij de bouw van daken en zijn op de meeste Marianen te vinden.
In de huidige tijd wordt de latte-steen gezien als een teken van de Chamorro-identiteit.

De mwarmwar (bloemenkrans) staat symbool voor de Carolinen, een bevolkingsgroep die van de gelijknamige Carolinen-archipel afkomstig is en dat bestaat uit de onafhankelijke staten Palau (in het westen) en Micronesia (midden en oosten), waarvandaan velen de afgelopen eeuwen zich op de Marianen vestigden.


De krans bestaat uit de groene Cananga odorata, de witte Plumeria alba, de rode bloemen van de Caesalpinia pulcherrima (pauwenbloem) en het roze van Ocimum tenuiflorum (heilige basilicum).
Verwarring

In aanloop naar de status van Amerikaans gemenebest in 1985, werd de blauwe vlag die de Noordelijke Marianen al sinds 1972 gebruikten en die toen nog alleen de latte-steen en de ster liet zien (een ontwerp van Vito Calvo, een student van het eiland Rota), op enig moment uitgebreid werd met de bloemenkrans, hoewel bronnen het er niet over eens zijn wanneer dat precies gebeurde.
Het is ook mogelijk dat die eerste vlag (afbeelding hieronder) nog enige tijd samen gebruikt is met de eerste (lichtblauwe) versie van de huidige vlag (afbeelding hierboven).

Voor zover na te gaan lijkt de bovenstaande eerste vlag onofficieel gebruikt te zijn tussen 1972 en 1976 en officieel tussen 1976 en 1981, maar is er dus een overlap met de lichtblauwe vlag die waarschijnlijk zijn intrede deed in 1976.
Trustschap
Vóór 1972 gebruikten de Noordelijke Marianen de vlag (afbeelding hieronder) van het Trustschap van de Pacifische Eilanden, dat tussen 1947 en 1994 bestond, maar waar de archipel zich in 1975 van los maakte, waarna de unie steeds verder uit elkaar viel.

De vlag van dit trustschap was “Verenigde Naties”-blauw met zes witte sterren. Iedere ster stond voor één van de deelgebieden: de Noordelijke Marianen, de Marshall Islands, Yap, Chuuk, Pohnpei (inclusief Kosrae) en Palau.
Duits-Nieuw-Guinea
Zoals we in de inleiding al zagen waren de Noordelijke Marianen tussen 1899 en 1918 onderdeel van de Duitse kolonie Duits-Nieuw-Guinea. Kort voor de Eerste Wereldoorlog waren er vergevorderde plannen om alle toenmalige Duitse kolonies eigen vlaggen te geven.
De ontwerpen werden gemaakt door Wilhelm Solf, sinds 1911 staatssecretaris van het Ministerie van Koloniën en goedgekeurd door keizer Wilhelm II.

Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 werd de invoering op de lange baan geschoven. Na vier jaar oorlog verloor Duitsland in 1918 echter niet alleen de oorlog, maar daarmee ook al zijn koloniën.
Na jarenlang zoek te zijn geweest, werden alle ontwerpen in 2010 in het Bundesarchiv in Koblenz teruggevonden, zodat we sindsdien weten hoe die vlag eruit gezien zou hebben.

Alle negen vlaggen hadden als basis de zwart-wit-rode vlag van het Duitse Rijk met daaroverheen een schild met een symbool behorend bij de desbetreffende kolonie.
In het geval van Duits-Nieuw-Guinea was dat de paradijsvogel (Paradisaeidae), ook heden ten dage nog hét symbool van Nieuw-Guinea.
Hij is hier in het geel (met blauwe accenten) afgebeeld op een groen schild.

De vlag zou, als hij ooit ingevoerd was, een enigszins vreemde eend in de bijt geweest zijn op de Noordelijke Marianen, want de paradijsvogel komt daar niet voor.






















