Vandaag is het 65 jaar geleden dat Alaska als staat werd toegelaten tot de Verenigde Staten van Amerika, hoewel het immense gebied toen al 92 jaar Amerikaans grondgebied was. De V.S. kochten het gebied op 30 maart 1867 van Rusland.
Kaart van Alaska uit 1959, het jaar van toetreding tot de Unie, door R. Klengston Rude (publiek domein)
De officiële overdracht was een half jaar later, op 18 oktober 1867 in het fort van Sitka, waarbij de Russische vlag gestreken werd en de Amerikaanse gehesen. In eerste instantie werd Alaska, onder de naam Department of Alaska, bestuurd door militairen, maar vanaf 1884 werd het omgevormd tot het District of Alaska, met aan het hoofd een gouverneur die benoemd werd door de Amerikaanse president.
In 1906 werd Juneau de hoofdstad en vanaf 1912 werd Alaska een territorium (officieel een organized incorporated territory of the United States). Pas op 7 juli 1958 gaf het Amerikaanse Congres toestemming voor toetreding van Alaska als staat binnen de Unie. Op 3 januari 1959 tenslotte, werd Alaska de 49e staat.
President Dwight D. Eisenhower tekent de Alaska Statehood Act op 3 januari 1959, direct naast hem zien we zijn vice-president Richard M. Nixon (publiek domein)
Op die dag tekende President Eisenhower de Alaska Statehood Act. Kort daarna, op 18 maart 1959, zou Hawaii als 50e staat volgen. Sinds die tijd is het aantal staten niet meer gewijzigd.
Het document is getekend, waarmee Alaska als staat is toegetreden (publiek domein)
De vlag
Vlag van Alaska (1927-heden)
De vlag is blauw met het sterrenbeeld Grote Beer (7 vijfpuntige gele sterren) plus de Poolster (een grotere vijfpuntige gele ster in de top van het uitwaaiende gedeelte).
In 1926 werd door het Alaska Department of the American Legion besloten dat Alaska zijn eigen vlag moest krijgen en organiseerde daartoe een ontwerpwedstrijd, maar dan wel een bijzondere: alleen schoolkinderen uit Alaska tussen de 12 en 18 jaar oud mochten meedoen.
Van de 142 inzendingen werd uiteindelijk het ontwerp van de toen 13-jarige John Bell (Benny) Benson, een weeskind uit Seward, gekozen. Hij verdiende daarmee een schoolbeurs van $ 1.000, een gouden horloge met een inscriptie van zijn vlagontwerp en een trip naar Washington, D.C., om zijn ontwerp te presenteren bij President Calvin Coolidge. Het reisje vond uiteindelijk niet plaats, maar op 2 mei 1927 werd de vlag officieel door het toenmalige territorium Alaska aangenomen.
Wat de symboliek van de vlag betreft: Benny Benson koos voor het blauw als verwijzing naar de kleur van de lucht boven Alaska en tevens voor het veel voorkomende vergeet-me-nietje (vanaf 1949 de ‘staatsbloem’). Wat de Grote Beer (Ursa Major) betreft: net als in Nederland is dit sterrenbeeld circumpolair, wat wil zeggen dat hij nooit onder de horizon verdwijnt en mits onbewolkt, altijd aan de nachtelijke hemel te zien is.
Het sterrenbeeld Grote Beer (Ursa Major) (publiek domein)
Hoewel de Grote Beer uit veel meer sterren bestaat, zijn alleen de 7 helderste op de vlag vertegenwoordigd: deze sterren zijn ook met het blote oog makkelijk te zien, het gaat om Alioth, Dubhe, Alkaid, Mizar, Merak, Phad en Megrez. Verder staat de Grote Beer ook symbool voor de in Alaska in groten getale voorkomende beren.
De Poolster (Polaris) is als de Grote Beer in het zicht is, altijd makkelijk te vinden. Het is de helderste ster van het sterrenbeeld Kleine Beer (Ursa Minor). Benny Benson wilde de noordelijke Poolster er graag bij hebben omdat hij er vanuit ging dat Alaska op termijn officieel een staat zou worden, waarmee Alaska dan de noordelijkste staat zou zijn. Dit maakte hij gelukkig nog mee in 1959, toen hij 46 was (hij overleed in 1972). De vlag werd zonder wijzigingen van territoriumvlag een staatsvlag.
De vlag is altijd populair geweest. Dat bleek ook In 2001, toen de Amerikaanse vlaggenvereniging North American Vexillological Association (NAVA) onderzocht hoe het stond met de populariteit van de staten- en territoria-vlaggen van de V.S. en de provincievlaggen van Canada. Van de in totaal 72 vlaggen eindigde Alaska op een mooie 5e plaats.
Georgia is een van de 13 originele staten van de Verenigde Staten van Amerika. Op 2 januari 1788 werd Georgia na Delaware, Pennsylvania en New Jersey de 4e staat van de Unie.
Kaart van Georgia uit 1823, uitgave F. Lucas Jr., Baltimore (publiek domein)
Op 19 januari 1861 scheidde Georgia zich, met nog zes andere zuidelijke staten, weer af, in aanloop naar de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865). Pas op 15 juli 1870 werd Georgia opnieuw toegelaten tot de Unie.
Links: Het begin van de Verenigde Staten van Amerika: de eerste 13 staten, waaronder Georgia in het zuiden / Rechts: Speldje in de vorm van de staat
Tijdens de laatste presidentsverkiezingen in november 2020, was Georgia een van de felbevochten swing states. Net als de collega-swing states Michigan, Pennsylvania, Nevada en Arizona, die in 2016 nog in meerderheid Republikeins stemden, flipte Georgia naar Democratisch, waarmee kandidaat Joe Biden ruimschoots de overwinning kon opeisen, met een totaal van 306 kiesmannen, tegen 232 voor zittend president Donald Trump.
Hoewel Georgia dus een van de oudste staten is, heeft het een van de recentste vlaggen. De huidige vlag is ingevoerd in 2003 en is de 8e in een lange reeks. Het zou te ver voeren om ze hier allemaal te vermelden. De huidige vlag lijkt veel op de versie die tussen 1920 en 1956 werd gebruikt. In dat jaar werd een nieuwe vlag ingevoerd die tot jarenlange controverses, pijn en onenigheid zou leiden: op de vluchtzijde, die driekwart van de vlag in beslag nam, werd het symbool van de Geconfedereerde Staten van Amerika (de ‘Zuidelijken’) uit de Amerikaanse Burgeroorlog opgenomen, de zogenaamde Confederate Flag(Confederatievlag), een blauw schuinkruis waarop 13 witte sterren, geplaatst op een rood veld.
Links: Vlag van Georgia (1920-1956) / Vlag van Georgia (1956-2001)
De vlag werd als een belediging ervaren door het zwarte deel van de inwoners van Georgia, omdat het teruggreep naar de tijd van de slavernij en onderdrukking van hun bevolkingsgroep. De controverse bleef jarenlang smeulen, maar laaide pas echt op in de jaren ’90 van de 20e eeuw, in de aanloop naar de Olympische Zomerspelen van 1996 in Georgia’s hoofdstad Atlanta.
De Olympische vlag van 1996
Uiteindelijk werd besloten tot een nieuwe vlag, maar wat er in 2001 uit de bus kwam rollen, zou al even controversieel blijken en hooguit een kleine verbetering. Het staatszegel nam nu vrijwel het gehele blauwe veld in, maar de controverse zat ‘m in de banderol onder het zegel, waar vijf kleine vlaggetjes werden afgebeeld: de eerste en laatste van de afgebeelde vlaggen lieten de allereerste en huidige Unievlag zien, nummer twee, drie en vier waren drie van de acht historische vlaggen van Georgia, waarbij nummer vier de vermaledijde vlag uit 1956 was. De ontwerper, Cecil Alexander zag het als een verbetering, maar opnieuw stuitte de vlag op dezelfde controverse als z’n voorganger. De Amerikaanse vlaggenassociatie NAVA vond het een van de slechtste vlagontwerpen die ze ooit had gezien.
Links:Vlag van Georgia (2001-2003) / Rechts: De staatsvlag hoort altijd lager te hangen dan de nationale vlag, de Stars and Stripes (fotograaf onbekend)
Gouverneur Sonny Perdue verordonneerde in 2003 een nieuw vlagontwerp. Op 8 mei 2003 werd de nieuwe vlag goedgekeurd en ingevoerd. Het ontwerp heeft een horizontale driekleur als basis, in de kleuren rood-wit-rood. In een blauw kanton, wat de bovenste twee banen plaatselijk bedekt, is het staatswapen in goud afgebeeld, omringd door 13 witte sterren.
Het wapen bestaat uit twee bogen, ondersteund door drie pilaren. De bovenste boog staat voor de grondwet en draagt dan ook de tekst Constitution. De onderste (steun)boog heeft de tekst Justice (gerechtigheid). Dat laatste woord is dan weer afkomstig uit het staatsmotto Wisdom, justice and moderation. Wisdom (wijsheid) en Moderation (matigheid) vinden we dan weer terug rond twee van de drie pilaren. Tussen de tweede en derde pilaar bewaakt een militair in koloniale outfit het geheel. Onder het zegel is de tekst In God we trust te lezen.
De 13 sterren verbeelden de oorspronkelijke 13 staten.
Deze officiële Cubaanse feestdag herinnert aan het omverwerpen van het bewind van president en dictator Fulgencio Batista, die na een jarenlange strijd en revolutie onder leiding van Fidel Castro, op 1 januari 1959 Cuba ontvluchtte.
Promotie van de Cubaanse toeristenorganisatie om Amerikanen naar het eiland te ‘lokken’ (publiek domein )
Hoewel Cuba sinds 20 mei 1902 al een onafhankelijke republiek was, had grote buurman, de V.S., het achter de schermen voor het zeggen en beschouwden ze Cuba de facto als een kolonie. Zo behielden ze zich het recht voor om, als dat nodig was, militair in te grijpen als iets hen niet beviel, wat ook daadwerkelijk gebeurde in 1906, 1912 en 1917. Rijke Amerikanen beschouwden Cuba min of meer als een soort exotische achtertuin, waar het goed toeven was in luxe hotels, casino’s en bordelen. Veel landbouwgronden en productiebedrijven waren in handen van Amerikaanse personen en bedrijven. De ‘gewone’ Cubaan had het niet echt breed.
Fulgencio Batista(1901-1973) in zijn jonge jaren, als sergeant (fotograaf onbekend / publiek domein)
Cubaanse presidenten waren veelal zwak en/of corrupt. Na het dictatorschap van president Gerrado Machado (1925-1933), zien we de opkomst van de eerder genoemde Batista, toen nog een legersergeant, die al snel tot kolonel werd bevorderd. Hoewel hij op dat moment niet zelf president werd, trok hij op de achtergrond wel aan de touwtjes. Zo volgde een hele lijst aan zwakke presidenten elkaar op, waarbij Batista zelf tijdens de Tweede Wereldoorlog het gezag waarnam. Na 1944 volgden twee burgerpresidenten elkaar op. Bij de presidentsverkiezingen van 1952 stelde Batista (inmiddels generaal) zichzelf kandidaat.
Batista (links) houdt een persconferentie na zijn coup, 10 maart 1952 (screenshot)
Het werd al gauw duidelijk dat hij bij de stembus weinig kans zou maken, het was de anti-imperialistische Partido Ortodoxo (Orthodoxe Partij) die op een overwinning afstevende. Batista wachtte het niet af en pleegde een militaire coup en werd zelf president.
Links: Abel Santamaría (1927-1953) in 1952 (fotograaf onbekend / publiek domein)/ Rechts: Haydée Santamaría (1922-1980) in 1953 (fotograaf onbekend / publiek domein)
Fervente aanhangers van de Partido Ortodoxo waren broer en zus Abel en Haydée Santamaría en de broers Fidel en Raúl Castro, die met andere getrouwen een revolutionaire groepering vormden. Op 26 juli 1953 werd onder leiding van Fidel Castro door 119 rebellen een aanval gedaan op de Moncadakazerne in Santiago de Cuba, de tweede stad van het land.
De aanval mislukte, 55 van de rebellen (waaronder Abel Santamaría) werden opgepakt, gefolterd en vermoord door de troepen van Batista. Een andere groep opstandelingen, waaronder Fidel Castro, vluchtte de bergen in. Toch werden ze later alsnog opgepakt en vastgezet. In de rechtszaak die volgde, voerde Fidel Castro (advocaat van beroep), de verdediging, voor hemzelf en zijn mede-strijders. De hele groep werd veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf.
Fulgencio Batista kort na zijn beëdiging als president, met zijn vrouw Marta Fernández Miranda de Batista(1923-2006), 24 februari 1955 (screenshot)
Toen Batista in 1955 de frauduleus verlopen verkiezingen ‘won’, liet hij als propagandastunt een aantal gevangenen vrij, waaronder ook Fidel Castro, die kort daarna naar Mexico uitweek, om een nieuwe revolutie voor te bereiden. Eén van zijn medestanders, Frank País, bleef op Cuba achter om de Movimiento 26 de Julio (Beweging van de 26e juli), afgekort M-26-7, ondergronds uit te breiden.
Het door Castro geleide opstandelingenleger, waaronder o.a. zijn broer Raúl en de Argentijnse rebellenleider Che Guevara, scheepte zich in Mexico in op het jacht de Granma. Op 2 december 1956 landde de groep van 81 man bij Playa Las Coloradas, in het zuidoosten van Cuba.
De rebellengroep ontscheept vanaf het jacht de Granma bij Playa las Coloradas, 2 december 1956 (fotograaf onbekend / publiek domein)
Slechts een paar dagen later werd de groep echter al ontdekt door troepen van Batista en braken er gevechten uit, die in het voordeel van de dictator beslecht werden. Onder de twaalf man die wisten te ontsnappen waren de broers Castro, Che Guevara en de latere commandanten Camilo Cienfuegos en Juan Almeida.
Ze konden zich tijdelijk schuilhouden in de Sierra Maestra, het zuidelijk kustgebergte, met behulp van leden van de M-26-7, de groepering die steeds meer aanhangers kreeg. Het eerste succes was de verovering van een kleine legerpost op 17 januari 1957.
Een gewonde student wordt afgevoerd bij de aanval op het presidentieel paleis (tegenwoordig het Museum van de Revolutie), 13 mei 1957 (fotograaf onbekend / publiek domein)
Een directe aanslag op Batista door 35 studenten in het presidentieel paleis in hoofdstad Havana, op 13 mei 1957, mislukte, waarna 32 van hen de dood vonden.
Een ongedateerde groepsfoto van een aantal rebellen, waaronder de broers Raúl (links) en Fidel Castro (midden) (fotograaf onbekend / publiek domein)
De revolutionairen boekten ondertussen gestaag meer succes: op 28 mei 1957 werd een legerpost in El Uvero (vlakbij Santiago de Cuba) veroverd, waarbij een grote voorrad munitie en wapens werd buitgemaakt. Eind 1957 hadden de opstandelingen onder leiding van Fidel Castro, een vaste commandopost in La Plata, hoog in het zuidelijk kustgebergte, de Sierra Maestra. Een tweede hoofdkwartier stond onder leiding van Raúl Castro in de Sierra Cristal, in het noordoosten van Cuba. Vanaf februari 1958 kwam de opstandelingenzender Radio Rebelde in de lucht.
Twee opstandelingen in de studio van Radio Rebelde, 1958 (fotograaf onbekend / publiek domein)
Batista had er inmiddels schoon genoeg van en in mei 1958 stuurde hij een troepenmacht van 10.000 man de bergen in, om de rebellen eens en voor altijd uit te schakelen. Maar dat is niet wat er gebeurde: nog vóór de zomer was het regeringsleger verslagen en was het grootste deel van hun uitrusting in revolutionaire handen. Te voet richting het westen lukte het de commandanten Che Guevara en Camilo Cienfuegos met hun troepen twee nieuwe fronten te openen in de noordelijke provincie Villa Clara. Belangrijke overwinningen regen zich aaneen, zoals in de Sierra del Escambray, in het midden-zuiden.
Wrak van de gepantserde trein bij Santa Clara (fotograaf onbekend / publiek domein)
Op 28 december 1958 overmeesterden troepen onder leiding van Che Guevara een gepantserde trein in Santa Clara in het midden van het eiland en op 30 december won Camilo Cienfuegos overtuigend in Yaguajay, in het midden-noorden. Op 30 december besefte Batista dat de situatie voor hem inmiddels hopeloos was en in de nieuwjaarsnacht van 1 januari 1959, vandaag 65 jaar geleden, vluchtte hij uit Cuba.
Voorpagina van de extra editie van Últimas Noticias met als kop; “De val van Batista – de dictator vluchtte naar de Dominicaanse Republiek”, de kop daaronder luidt: “Andere leden van de regering van Fulgencio Batista vluchtten per vliegtuig naar Mexico en de Verenigde Staten” (publiek domein)
In de loop van deze dag ondertekende het regeringsleger de capitulatie in Santa Clara.
Che Guevara en Camilo Cienfuegos kort na de overwinning (fotograaf onbekend / publiek domein)
Che Guevara en Camilo Cienfuegos trokken op 2 januari Havana binnen, op 8 januari gevolgd door Fidel Castro.
Che Guevara en Fidel Castro vieren de overwinning in Havana (fotograaf onbekend / publiek domein)
Met de overwinning van de opstandelingen veranderde er veel op Cuba: onder leiding van Fidel Castro (die minister-president tot 1976 en van 1976 tot 2008 president was, waarna zijn broer Raúl hem opvolgde), werd er een marxistisch-leninistische staat gevestigd en werd de band met de Verenigde Staten verbroken. Met het aanknopen van nauwe betrekkingen tussen Cuba en de Sovjet-Unie kwam de Koude Oorlog, (die sinds de Tweede Wereldoorlog tussen het kapitalistische Westen en de communistische Sovjet-Unie bestond) bij wijze van spreken voor de voordeur van de Verenigde Staten te liggen. Veel Cubanen die niets van het communisme en Castro moesten hebben vluchtten naar de V.S., het merendeel naar het nabijgelegen Florida.
Havana in de jaren vijftig van de vorige eeuw, net vóór de revolutie, de nieuwste modellen Amerikaanse bolides staan zij aan zij aan de Refugio, met op de achtergrond het Presidentieel Paleis, nu het Museo de la Revolución) (fotograaf onbekend / publiek domein)
Het uitbundige Amerikaanse toerisme behoorde tot het verleden. Toch verdween de V.S. niet compleet van het eiland: de uit 1898 daterende marinebasis Guantánamo Bay in het zuidoosten van Cuba, behoort formeel tot het grondgebied van Cuba, maar wordt sinds het einde van de Spaans-Amerikaanse Oorlog door de V.S. van Cuba gepacht. Het pachtcontract kan alleen worden ontbonden als beide partijen daarmee instemmen.
Cuba onder Fidel Castro tot en met heden, betwijfelt de geldigheid van de concessie, maar omdat de V.S. er niet over denkt de strategisch gelegen basis op te geven, blijft de situatie zoals-ie is.
De vlag
De vlag van Cuba bestaat uit vijf horizontale strepen, drie blauwe en twee witte met een rode driehoek aan de broekingszijde met daarin een witte vijfpuntige ster.
Ontwerp
Hoewel de vlag op 20 mei 1902 officieel werd ingevoerd is ze aanzienlijk ouder. De roep om onafhankelijkheid van Spanje werd in de 19e eeuw steeds luider. Vanwege zijn betrokkenheid bij de anti-koloniale beweging in Cuba, moest de Venozolaan Narciso López in 1849 naar de Verenigde Staten uitwijken, net als de Cubaanse dichter Miguel Teurbe Tolón. In New York ontwierpen de twee bannelingen samen de Cubaanse vlag zoals we haar heden ten dage kennen. Dat de Amerikaanse vlag als inspiratie diende, lijkt wel zeker.
De drie blauwe banen vertegenwoordigen de drie departementen waarin Cuba destijds verdeeld was, de witte banen staan voor de zuiverheid van de patriottische zaak. De rode driehoek is een symbool van kracht en standvastigheid, de witte ster voor de gelijkheid van eenieder in het land. Tolón’s vrouw naaide vervolgens het eerste exemplaar van de vlag.
López gebruikte de vlag in 1850 bij zijn poging tot staatsgreep om Cuba te bevrijden van de Spaanse overheersing, wat op een mislukking uitliep. De kustplaats Cárdenas was de eerste stad waar op 19 mei 1850 de enige sterrenvlag werd gehesen tijdens de inname van de stad door Cubaanse rebellen. De Spanjaarden wisten de opstand echter neer te slaan en de vlag verdween van het toneel.
De tweede vlag
Achttien jaar later brak de Tienjarige Oorlog (1868-1878) uit, onder leiding van Carlos Manuel de Céspedes. In deze periode werd er een nieuwe vlag gebruikt en die zien we hieronder.
De Cubaanse vlag tijdens de Tienjarige Oorlog (1868-1878)
Deze vlag bestaat uit twee horizontale banen, wit boven en blauw onder met een rode rechthoek in de broeking, waarop een witte vijfpuntige ster. Deze vlag lijkt veel op die van Chili, waar het rood en blauw omgedraaid zijn.
1902
Bij de onafhankelijkheid op 20 mei 1902 werd er voor de eerste vlag van López en Tolón gekozen als nationale vlag, maar werd die van Céspedes niet vergeten: het werd de officiële vlag van zijn geboortestad Bayamo.
En daar bleef het niet bij: tegenwoordig hangt ze in de Nationale Assemblee naast de nationale vlag en op andere plaatsen waar de volksvertegenwoordigers samenkomen, verder dient de vlag ook als geus bij de marine.
1 januari 1993 is de datum waarop Tsjechoslowakije officieel werd opgesplitst in de de twee republieken waaruit het land bestond, nl. Tsjechië en Slowakije, nu beiden als onafhankelijke staten. In de jaren na de zgn. Fluwelen Revolutie, die het einde betekende voor de communistische overheersing, werd de scheiding voorbereid.
Gedenkplaat op het SNP-plein (Slowaaks Nationaal Opstandsplein) in Bratislava, de tekst luidt: “Alleen hij die zijn vrijheid heeft gewonnen, is die waardig.” Op dat moment, in november 1989, besloten we de verantwoordelijkheid voor de toekomst in eigen hand te nemen. We hebben besloten het communisme te beëindigen en vrijheid en democratie te vestigen. (foto: Jozef Kotulič)
Officieel staat het bekend als De ontmanteling van Tsjechoslowakije (in het Slowaaks Rozdelenie Česko-Slovenska), maar in de volksmond heet het De fluwelen scheiding. Vandaag dus 31 jaar geleden.
De vlag
Vlag van Slowakije
De vlag van Slowakije stamt uit 1848 en is er een uit de zgn. pan-slavische vlaggenfamilie, met als oorsprong de Nederlandse vlag. Toen tsaar Peter de Grote zijn licht opstak in de Nederlanden in 1697, kwam hij danig onder de indruk van de Nederlandse scheepsbouw en de organisatie van de marine. Terug in Rusland introduceerde hij een handelsvlag gebaseerd op de Nederlandse driekleur: wit-blauw-rood (nu de nationale vlag). Dit op zijn beurt beïnvloedde weer andere landen dezelfde driekleur te gebruiken en die enigszins aan te passen. We zien de kleuren terug in de huidige vlaggen van o.a. Servië, Slovenië, Kroatië en Tsjechië.
Direct na het einde van het communisme, tussen 1989 en 1992, gebruikte Slowakije als landsdeel de vlag zonder het staatswapen en was daardoor identiek aan die van Rusland. Dat was onhandig, en op 1 september 1992 werd de nieuwe vlag aangenomen met staatswapen.
De vlag zelf dan: het is een horizontale driekleur in wit, blauw en rood en toont het staatswapen over de middelste blauwe baan, dichtbij de broekingszijde. Het wapen is schildvormig in rood, de onderkant wordt ingenomen door een blauwkleurige heuvel met drie toppen. Vanuit de middelste top verheft zich een zilveren dubbelkruis. Het is al een oud symbool, en wordt ook gebruikt door het nabijgelegen Hongarije in zijn staatswapen, waar de heuvel groen is. Daar staan de drie toppen voor de bergen Tatra, Matra en Fatra. Het zilveren dubbelkruis staat voor drie heiligen: Benedictus, Konstantinos en Methodios.
De huidige versie van het Slowaakse wapen werd getekend door Ladislav Cisárik jr in 1990.
Tot slot twee afgeleide vlaggen: de eerste is een ‘omgedraaide’ vlag. Hierbij is de vlag gekanteld en verlengd, waardoor het dus een soort banier wordt. Dit soort vlaggen is vrij gebruikelijk in Oost-Europa. Het symbool op de vlag -in dit geval het wapen- kantelt niet mee en blijft uiteraard horizontaal. De tweede vlag is die van de president.
Links: Gekantelde vlag van Slowakije / Rechts: Vlag van de Slowaakse presidentHier zien we de nationale vlag samen met die van de president tijdens de inauguratie van Zuzana Čaputová (1973) als president van Slowakije op 15 juni 2019 (foto: Martin Medňanský)
Normandië was tot 1790 een hertogdom, hierna ging het verder als provincie. In 1956 werd Normandië opgedeeld in twee bestuurlijke regio’s: Basse-Normandie (Laag-Normandië) en Haute-Normandie (Hoog-Normandië).
Vanaf 1 januari 2016 zijn deze twee gebieden bestuurlijk weer samengevoegd onder de aloude naam Normandie, waarvan het grondgebied in grote lijnen samenvalt met de streek met dezelfde naam.
De hoofdstad van de opnieuw samengevoegde delen van Normandië is Rouen (vóór 2016 hoofdstad van Hoog-Normandië) en met ruim 500.000 inwoners is het ook de grootste stad. Andere grote steden zijn Caen (vóór 2015 de hoofdstad van Laag-Normandië) met ruim 400.000 inwoners en de havensteden Le Havre, met bijna 300.000 inwoners en Cherbourg met zo’n 118.000 inwoners.
Regio-logo van Normandië
Het regio-logo is een gestileerde versie van de Normandische vlag en die bespreken we hieronder.
De vlag
Vlag van Normandië (‘Les P’tits Cats’)
De vlag van Normandië is rood met daarop twee zogenaamde ‘gaande leeuwen’ in goud (of geel), blauw getongd en genageld. Het is een heraldische vlag, gebaseerd op het Normandische wapen, waarop dezelfde afbeelding te zien. De officiële omschrijving luidt: ‘de gueules à deux léopards d’or’ (‘rood met twee gouden luipaarden’).
Hoewel de twee dieren dus officieel ‘luipaarden’ genoemd worden, worden ze heraldisch gezien als ‘leeuwen’. Op dezelfde wijze afgebeelde luipaarden/leeuwen op wapens van Engelse koningen worden altijd omschreven als ‘lions léopardé’, ‘geluipaarde leeuwen’ dus. Het feit dat de dieren met manen worden afgbeeld, pleit ook voor leeuwen en niet voor luipaarden. Desondanks is de officiële beschrijving altijd gehandhaafd.
Links: Kroning van Willem de Veroveraar tot koning van Engeland in de Westminster Abbey, op 25 december 1066 – miniatuur uit de 12e eeuwse “Flores Historiarum” (Collectie Bodleian Library te Oxford) (publiek domein) / Rechts: Willem de Veroveraar afgebeeld op het Tapijt van Bayeux, scene 23 – wandtapijt van 70 m x 50 cm, vervaardigd in Engeland in 1068 (Collectie Musée de la Tapisserie te Bayeux, Normandië / publiek domein)
Het Normandische wapen is waarschijnlijk terug te voeren op Willem de Veroveraar, hertog van Normandië, die, zoals we hierboven zagen, er in slaagde in 1066 Engeland te veroveren, waar hij zijn bijnaam ‘de veroveraar’ aan te danken heeft. Daarvoor stond hij als buitenechtelijk kind van hertog Robert de Duivel, bekend als Willem de Bastaard.
Links: Richard Leeuwenhart in stripvorm, compleet met zijn schild met drie leeuwen, uit “Het zwaard en het kruis” door Yves Duval (scenario) en Philippe Delaby (tekeningen), Lombard Uitgeverij, 1991 / Rechts: Waarschijnlijk een van de oudste afbeeldingen van het wapen met drie leeuwen, circa 1250/1259, afkomstig uit “Historia Anglorum” door Matthew Paris (±1200-1259) (Royal MS 14 C VII, collectie British Library, Londen)
Met de verovering van Engeland kwam het wapen ook in Engeland terecht. Tegen de tijd dat Richard Leeuwenhart koning van Engeland was (en tevens hertog van Normandië), eind 12e eeuw, kwam het wapen ook met drie leeuwen voor (waarschijnlijk vanaf 1189 , terwijl de versie met twee leeuwen voor Normandië gehandhaafd bleef.
Links: Gecombineerd wapen van Koning-Stadhouder Willem III van Oranje (1650-1702) en zijn vrouw Koningin Mary Stuart II (1662-1694), een op zijn zachtst gezegd ‘druk’ wapen, waarin de drie leeuwen maar liefst acht keer voorkomen: vier maal drie voor hem en vier maal drie voor haar, het combinatie-wapen is omhangen met de Orde van de Kouseband / Rechts: Koninklijke Standaard van het Verenigd Koninkrijk, waar de drie leeuwen, symbool voor England, twee kwartieren vullen
Hoewel in Engeland door de eeuwen heen verschillende Huizen hebben geregeerd en wapens daarmee ook regelmatig veranderingen ondergingen, bleef er één constante: het rode schild met de gouden leeuwen (inmiddels gestandaardiseerd tot drie leeuwen). Ook het huidige Huis van Windsor heeft de leeuwen prominent op de Koninklijke Standaard, zelfs op twee van de vier kwartieren.
Terug naar Normandië. De naam is te danken aan de Noormannen (ook bekend als Vikingen), die vanuit Scandinavië vanaf plusminus 800 plundertochten ondernamen en overvallen pleegden in grote delen van Europa. De Kanaalkust werd zelfs gekoloniseerd door de Noormannen. De Scandinaviërs vormden echter slechts een kleine bovenlaag, die zich uiteindelijk vermengde met de plaatselijke bevolking (zie ook de tekst over de Slag bij Hastings).
Twee of drie?/Drie of twee?
De vlag is populair in Normandië en je komt haar dan ook veelvuldig tegen. Maar zeker rond Coutances zien we ook vlaggen met drie leeuwen in plaats van twee.
Vlag van Normandië met drie leeuwen (‘Les Treis Cats’)
Het zijn vlaggen die gebruikt worden door aanhangers van de theorie dat het oorspronkelijke wapen van Normandië drie leeuwen had in plaats van twee. Er wordt daarbij ook verwezen naar de nabij gelegen Kanaaleilanden Jersey en Guernsey, die beide ook drie leeuwen in het wapen hebben.
V.l.n.r.: de wapens van de Kanaaleilanden Jersey, Guernsey en Sark
Dit argument houdt uiteraard geen stand, daar de Kanaaleilanden onder de Britse Kroon vallen, die zoals we gezien hebben, al sinds jaar en dag drie in plaats van twee leeuwen gebruikt. Wat niet wil zeggen dat de ‘drie leeuwen-aanhangers’ geen gelijk zouden kunnen hebben, maar te bewijzen valt het niet. Tegenstanders van de drie leeuwen verwerpen het Jersey en Guernsey-argument door te wijzen op het kleinere Kanaaleiland Sark, wat een wapen met twee leeuwen heeft!
De vlag van Normandië heeft als bijnaam in het Normandisch: ‘Les P’tits Cats’ (‘De Katjes’), terwijl de versie met drie leeuwen ‘Les Treis Cats’ (‘De Drie Katten’) wordt genoemd.
Links: Jean Adigard des Gautries (1899-1974), ontwerper van de vlag van Sint Olaf / Rechts: Vlag van Sint Olaf (1939-heden)
Hebben we dan alles gehad? Nee, er is meer! In 1939 werd er een vlag geïntroduceerd door Jean Adigard des Gautries. Het is de vlag van Sint Olaf, een rode vlag met een geel omzoomd, rood Scandinavisch kruis, waarmee hij de band met de Noormannen wilde onderstrepen, hoewel de Normandiërs net zo goed van de Kelten en de Franken afstammen. In de jaren ‘70 van de vorige eeuw werd het enigszins vergeten ontwerp omarmd door Le Mouvement Normand (De Normandische Beweging), een politieke organisatie die meer autonomie voor Normandië wil, maar separatisme verwerpt.
Links: Logo van Le Mouvement Normand (1969) / Rechts: Le Croix de Falaise, de aangepaste versie van de vlag van Sint Olaf, met in het kanton de twee leeuwen van Normandië, gebruikt door Le Mouvement Normand
De organisatie voegde in het kanton van het ontwerp van Des Gautries ‘Les P’tits Cats’ toe. Deze vlag staat bekend als ‘le Croix de Falaise’ (‘het Kruis van Falaise’), de stad waar Willem de Veroveraar werd geboren.
Le Croix de Falaise op de 12e eeuwse Grand Donjon van het Kasteel van Falaise (foto: Warinhari)