Twee vlaggen vandaag, vlag 2:
De Fiestas patrias de Perú (meervoud, want het feesten gaat morgen nog door) herdenken in de eerste plaats de onafhankelijkheid uit 1821 (vandaag) en in de tweede plaats is het een eerbetoon aan de militairen en de politie (morgen).
Peru was, net als het grootste deel van Zuid-Amerika, ooit onderdeel van het Spaanse koloniale rijk. In de 19e eeuw echter was de Spaanse macht tanende, politieke onrust in Europa en de Mei-revolutie in Argentinië in 1810, brachten het hele continent in een revolutionaire sfeer.

Na een interne machtsstrijd in 1821, waarbij de Spaanse generaal José de la Serna zijn directe baas, onderkoning Joaquín de la Pezuela afzette en verving, kreeg hij al gauw te maken met het oprukkende leger van de Argentijnse generaal José de San Martín. Twee jaar daarvoor had hij, samen met zijn Chileense collega Bernardo O’Higgins Chili bevrijd. Nu was de beurt aan Peru. Onderkoning De la Serna hield niet lang stand en verliet de hoofdstad Lima op 12 juli 1821. San Martín bracht de stad snel onder zijn controle en riep op 28 juli de onafhankelijkheid uit.

Hij nam de leiding van het land, maar droeg die in 1822 over aan Simón Bolívar, de grote Libertador van Zuid-Amerika. Hij was Venezolaan van geboorte en was al president van zijn eigen land geweest, wat hij zelf mee had helpen bevrijden. Generaal San Martín trok zich terug en liet het aan Bolívar over om de rest van Peru te bevrijden, inclusief Alto Peru, het tegenwoordige Bolivia (naar hem vernoemd). Dat doel werd in 1824 bereikt.

De feestdag van vandaag begint met een mis, een Te Deum, onder leiding van de aartsbisschop van Peru, om 9.00 precies. De president is daarbij aanwezig. Daarna is het de beurt aan de politiek. De president gaat in een open auto naar het parlement, toegejuicht door zijn aanhangers. Aldaar houdt hij een soort troonrede, hij legt verantwoording af voor het afgelopen jaar en ontvouwt plannen voor de toekomst. Daarna keert hij terug naar het presidentieel paleis, het Casa de Pizarro, voor verdere ceremoniële taken.

De vlag
De Peruaanse vlag is een verticale driekleur in rood, wit, rood. In het midden van de witte baan is het staatswapen geplaatst. Een eenvoudiger versie zonder het staatswapen wordt door de bevolking gebruikt.
De kleuren komen van de voor onafhankelijkheid strijdende generaal José de San Martín: toen hij in 1820 in rustmoment na een gevecht met de Spanjaarden een vlucht flamingo’s over zag vliegen met witte borst en rode vleugeltippen, riep hij (volgens de overlevering althans): “Zie, dat is de vlag van de vrijheid!”.

De vlag ging echter de eerste jaren door een aantal transformaties: van vier rood-witte driehoeken, naar horizontale banen (met een Inca-zon in het midden), toen naar een verticale versie en uiteindelijk naar het huidige model met staatswapen op 25 februari 1825, vanaf 31 maart 1950 ook zonder wapen voor algemeen gebruik.

Het wapen bestaat uit een in drieën gedeeld schild: twee voorstellingen bovenin en één onderin. Ze staan voor fauna, flora en bodemschatten. De fauna is vertegenwoordigd door een vicuña (een soort lama), de flora door een cinchona-boom en de bodemschatten door een hoorn des overvloeds, waar gouden en zilveren munten uit komen. Boven het wapen bevindt zich een lauwerkrans met bladeren van de steeneik. Rondom het wapen bevinden zich twee takken die onderin samengebonden zijn met een rood-wit-rood lint. De linkertak bestaat uit palm-, de rechter uit laurierbladeren.