Tagarchief: Haïti

Dominicaanse Republiek – Día de la Constitución / Grondwetdag (1844)

Twee vlaggen vandaag. Vlag 1:

Een officiële feestdag in de Dominicaanse Republiek, gelegen op het eiland Hispaniola, wat het met Haïti deelt.
Hoewel deze dag refereert aan de invoering van de Grondwet op 6 november 1844, de dag dat het land z’n onafhankelijkheid verkreeg, wordt deze nationale dag meestal niet op 6 november gevierd.
Om de Dominicanen een lang weekend van drie dagen te geven, wordt de Día de la Constitución altijd op de maandag gevierd die het dichtst bij die 6e november ligt.
En vandaag is dat dus de 3e november.

Kaart van het eiland Hispaniola (oorspronkelijk La Española) uit 1858, het eiland als geheel stond ook bekend als Santo Domingo (tevens de naam van de Dominicaanse hoofdstad), de inzet onderin de kaart toont de plattegrond van die stad (kaart door Sir Robert Hermann Schomburgk (1804-1865) / publiek domein)

Wat die Grondwet zelf betreft: sinds 1844 zijn er niet minder dan 39 versies van geweest, maar daar moet dan wel meteen bij aangetekend worden dat het bij de meeste wijzigingen vaak om kleine aanpassingen ging.

De eerste Grondwet van de Dominicaanse Republiek werd in 1844 ondertekend in San Cristóbal (publiek domein)

Van 1844 tot nu wisselde de politieke kleur van de verschillende regeringen nogal eens: van min of meer democratisch tot autoritair, wat deze wijzigingen veroorzaakte.

Affiche voor de Dominicaanse Grondwetdag (publiek domein)

Veel verontwaardiging was er in binnen- en buitenland bij de wijzigingen van 2010 onder president Leonel Fernández, Tegenstanders de Grondwet noemden de nieuwe Grondwet onrechtvaardig en een stap achteruit voor wat betreft het waarborgen van de mensenrechten in het land, vooral jegens vrouwen en homoseksuelen. Verboden op het homohuwelijk en abortus werden ingevoerd op aandringen van de rooms-katholieke kerk (waartoe 89% van de Dominicanen zich toe rekent) en evangelische christenen.

Een monument op de Plaza de la Constitución de la República Dominicana in de kustplaats San Cristóbal, herinnert aan het invoeren van de Grondwet in 1844 (fotograaf onbekend)

De laatste Grondwetswijziging dateert van 13 juni 2015.

Kaart van de Dominicaanse Republiek (© freeworldmaps.net)

De vlag

Vlag van de Dominicaanse Republiek (1863-heden)

De vlag van de Dominicaanse Republiek bestaat uit een liggend wit kruis, de vier daardoor ontstane vlakken hebben de kleuren blauw en rood, beide diagonaal ten opzichte van elkaar: het blauw bovenaan de mastzijde en onderin aan het uitwaaiend gedeelte, voor het rood precies andersom.
In het midden van het witte kruis zien we het Dominicaanse staatswapen.
De burgerbevolking gebruikt veelal de civiele versie van deze vlag, zonder het wapen (zie hieronder).

Civiele versie van de Dominicaanse vlag

De kleuren hebben de volgende symbolische betekenis: rood voor “het bloed van de helden” (de strijd tegen de Haïtianen en Spanjaarden), blauw voor vrijheid en wit voor verlossing.

Juan Pablo Duarte (1813-1876) op een bankbiljet van 1 peso, in roulatie tussen 1947 en 1955 (© Banco Central de la República Dominicana)

De vlag is een ontwerp van een van de voorvechters voor de Dominicaanse onafhankelijkheid, Juan Pablo Duarte, die ook bekend staat als Padre de la Patria (Vader des Vaderlands).
Hoewel de vlag officieel werd ingevoerd op 6 november 1863, komt ze eigenlijk voort uit de eerdere vlag die de Dominicanen gebruikten tijdens de Eerste Republiek (zie artikel hierboven) tussen 1844 en 1861.

Vlag van de Eerste Republiek van de Dominicanen (1844-1861)

Die vlag zien we hierboven: het enige verschil is dat beide blauwe vlakken bovenin zijn geplaatst en de rode onderin.
In de korte periode (1861-1865) waarin de Spanjaarden opnieuw bezit hadden genomen van de Dominicaanse Republiek, had het land (toen tijdelijk een Spaanse provincie met als naam Santo Domingo) een totaal andere vlag.

Vlag tijdens de Spaanse bezetting (1861-1865), als de provincie Santo Domingo. met onderin het wapen het motto “Muy leal, muy noble” (“Zeer loyaal, zeer nobel”), loyaal zouden de Dominicanen zeker niet zijn, nog tijdens de inmiddels tanende Spaanse bezetting werd in 1863 de onafhankelijkheid opnieuw uitgeroepen en de nieuwe vlag ingevoerd

Het wapen

Tot slot kijken we nog even naar het staatswapen dat op de vlag is afgebeeld, hieronder kunnen we het in meer detail zien:

Het wapen werd op 6 november 1844 ingevoerd en stamt dus nog uit de tijd van de Eerste Republiek en is tussen toen en nu inmiddels meer dan twintig keer op onderdelen gewijzigd, hoewel het in basis min of meer hetzelfde bleef.
Centraal zien we het hier als achtergrond dienende schild dat dezelfde kleuren als de vlag heeft. Eroverheen zien we zes gouden speren, drie links, drie rechts, waarbij de de vier voorste speren tevens als vlaggenstokken dienen voor evenzoveel Dominicaanse vlaggen die naar beneden hangen en in in het midden bijeengebonden zijn.
Over die onzichtbare knoop heen ligt een bij het evangelie van Johannes 8:31-32, opengeslagen Bijbel, met daarboven een gouden kruis.

Het schild wordt omringd door een lauriertak links en een palmtak rechts, die onderin zijn samengebonden door middel van een rode strik.
Boven het schild zien we een blauwe banderol met het nationale motto in gouden kapitalen: DIOS PATRIA LIBERTAD (GOD VADERLAND VRIJHEID).
Het geheel wordt onderin gecomplementeerd door een rode banderol waarop in eveneens gouden kapitalen de naam van het land in het Spaans: REPUBLICA DOMINICANA.

Curaçao – Dia di Lucha pa Libertat / Dag van de Vrijheidsstrijd (1795)

Twee vlaggen vandaag. Vlag 2:

Deze dag herdenkt de Curaçaose slavenopstand van 1795 en meer in het bijzonder Tula, de leider van de opstand. Hij werd in 2010 uitgeroepen tot nationale held van Curaçao.

Kaart van Curaçao (© freeworldmaps.net)

Van Tula’s leven vóór 1795 weten we zo goed als niets, zo weten we ook niet waar en wanneer hij geboren werd. Hij werkte als slaaf op plantage Knip in het westen van Curaçao. De plantage was genoemd naar het (nog steeds bestaande) landhuis op het terrein. De naam komt van de knippavrucht die hier verbouwd werd. In het Papiaments staat de  vrucht bekend als kenepa, en daarom is de plantage onder deze naam ook bekend.

curacao 02 huis
Links: Landhuis de Knip (© sufvlindertje.wordpress.com) / Rechts: Knippavruchten (Melicoccus bijugatus) (© frutalestropicales.com)

Het jaar 1795 was een jaar van grote veranderingen in Europa door de gebiedsuitbreidingen van Napoleon. In dat jaar werd Nederland een vazalstaat van Frankrijk onder de naam Bataafse Republiek, wat als verder gevolg had dat de Nederlandse Antillen ook onder Frans gezag kwamen.

Tula moet behoorlijk op de hoogte geweest zijn. Het gerucht dat in de Franse kolonie Haïti de slavernij was afgeschaft had ook hem bereikt. En dat was inderdaad het geval: op 4 april 1792 werd de slavernij door Frankrijk hier afgeschaft (overigens voerde Napoleon het in 1802 weer in).

curacao 07 tula kaart
Links: Er zijn geen portretten van Tula uit zijn tijd bekend, zijn portret hierboven uit 2005 is dan ook een artist’s impression van Edsel Selberie (1956) (© werkgroepcaribischeletteren.nl) / Rechts: Kaart van de Cariben met Haïti in het midden in geel en Curaçao net boven de Zuid-Amerikaanse kust  (© storyjumper.com)

De situatie voor slaven op Curaçao was vanwege de verslechterde omstandigheden niet benijdenswaardig. Hoewel slavenhouders zich aan het Slavenreglement dienden te houden, wat o.a. inhield dat ze slaven dienden te voeden, pakte dat in de praktijk anders uit: op hun enige rustdag, de zondag, moesten ze óók werken om hun eigen voedsel te bekostigen, wat ook nog eens duur en schaars was.

Dit, en de aanhoudende verhalen over het relatief dichtbij gelegen Haïti, zorgde ervoor dat bij Tula de overtuiging postvatte dat de tijd rijp was om voor hun vrijheid te vechten. Met twee medestanders, Bastiaan Carpata en Pedro Wacao, begon hij bijeenkomsten te organiseren en het duurde niet lang voordat hij een legertje van zo’n 40 tot 50 gelijkgestemden had verzameld, die bereid waren in opstand te komen.

Op 17 augustus 1795 weigerden deze slaven aan het werk te gaan en Tula eiste een onderhoud met hun meester, Caspar Lodewijk van Uytrecht. Deze wist kennelijk niet goed wat hij hier mee aan moest en verwees ze naar gouverneur Johannes de Veer, in Willemstad.

curacao 05 kaart
Links: Kaart van Curaçao door Gerard van Keulen, kopergravure van Thomas Jefferys, uitgave Laurie & Whittle, Londen, 1794 (© raremaps.com) / Rechts: Gouverneur Johannes de Veer (1738-1796) (© geheugenvannederland.nl)

De groep vertrok vervolgens naar Willemstad. Onderweg kwamen ze langs verschillende plantages, zoals Lagun, Santa Cruz, Porto Marie, San Nicolas, Santa Martha en San Juan, waarbij telkens meer slaven zich aansloten. De groep groeide tot zo’n 2.000 slaven uit en wist uiteindelijk ook aan wapens te komen.

De Koloniale Raad stuurde verschillende gezanten naar het slavenleger en probeerde hen te overreden terug te keren naar hun plantages. Van sommige van deze pogingen zijn geschreven bronnen bewaard gebleven, zodat we weten dat Tula als leider werd gezien en er dus ook met hem onderhandeld werd.

Eén van de onderhandelaars was de franciscaner pater Jacobus Schinck. Hij schreef o.a. het volgende over zijn ontmoeting op 7 september:

“Toen ik het huis binnentrad, trof ik een neger genaamd Tula, voorzien van een degen en men noemde hem kapitein. Veel negers kwamen rondom mij staan. Tula begon te spreken: ‘Wij zijn al te erg mishandeld. Wij willen niemand kwaad doen, maar we willen onze vrijheid. De Franse negers hebben hun vrijheid gekregen, Holland is ingenomen door de Fransen en daarom moeten wij ook hier vrij zijn'”.

curacao 07 documenten
Links: Verslag van de ontmoeting tussen pater Schinck en Tula in de Notulen Extraordinaire Politie Raad nr.69 de dato 10 september 1795 / Rechts: Beschrijving van de straf en de executie van Tula in de Memorie van P.Th. van Teylingen (© beiden: Nationaal Archief)

De Koloniale Raad dacht hier anders over en dat leidde in de weken daarna tot een aantal bloedige slagen met het koloniale leger, nog voordat men Willemstad kon bereiken. Op 18 september werd Tula gevangen genomen, waarna hij na marteling gedwongen werd een verklaring af te leggen dat het zijn doel geweest was om alle blanken op Curaçao te vermoorden.

Vanwege zijn zogenaamde ‘bekentenis’ werd er niet geschroomd om hem op afschuwelijke wijze te executeren: bij het galgeveld te Rif werd hij op een kruis vastgebonden, waarna met een ijzeren staaf de botten van zijn ledematen kapot werden geslagen, een vorm van radbraken dus. Daarna werd met fakkels zijn gezicht verbrand en uiteindelijk werd hij onthoofd.

Ook zijn ‘adjudanten’ Bastiaan Carpata en Pedro Wacao moesten het ontgelden. Carpata moest eerst de executie van Tula bijwonen om daarna hetzelfde lot te ondergaan. Wacao werd aan zijn voeten gebonden, rond het schavot gesleept, waarna zijn handen werden afgehakt en zijn hoofd met een moker verbrijzeld. De afgehakte hoofden van Tula en Carpata werden als afschrikmiddel bij het galgeveld op staken gezet, terwijl hun lichamen met die van Wacao in zee werden gegooid. Nog eens 29 slaven werden opgehangen.

Hoewel de slavenopstand was neergeslagen, leidde het toch tot aanpassingen. De autoriteiten eisten van de planters strenge naleving van de het Slavenreglement, waarvan op 20 november een herziene versie verscheen. Naast de verplichte zondag vrijaf, werd er een maximale werktijd in opgenomen en kwam er een minimale verstrekking van kleding en voedsel. Pas veel later, in 1863, werd de slavernij afgeschaft.

Nog langer duurde het voordat het belang van Tula en de slavenopstand van 1795 hun plek in de geschiedenis kregen die ze verdienden. Van Nederlandse zijde werden hij en zijn medestanders als een stelletje misdadigers weggezet. Op school in Curaçao werd er niet over gesproken en als dat al gebeurde werd dat afgedaan als bloeddorstige rebellie. Pas in de jaren zestig van de vorige eeuw begon dat beeld te kantelen door twee boeken en een toneelstuk. De boeken werden in het Papiaments uitgegeven. De eerste is E rais ku no ke muri (De onsterfelijke wortel) van Guillermo Rosario uit 1968, een roman waarin het leven van Tula (in het boek Kato geheten) deels fictief ten tonele wordt gevoerd (inclusief jeugd). De sociale bewogenheid van Tula/Kato speelt hier een belangrijke rol.

curacao 08 portretten
Links: Guillermo Rosario (1917-2003) / Rechts: Pierre Lauffer (1920-1981) (© werkgroepcaribischeletteren.nl)

De tweede, Kuenta pa kaminda van Pierre Lauffer, uit 1969, is een verhalenbundel. In het verhaal Tula krijgt de hoofdpersoon eindelijk de plek in de geschiedenis die hem toekomt. Zijn gedachtegoed, geënt op de vrijheidsidealen van de Franse Revolutie, komt goed uit verf.

Het toneelstuk Tula, e Rebelion di 1795 (Tula en de Opstand van 1795) van Pacheco Domaccassé uit 1971 complementeerde het eerherstel van Tula. Het liet het publiek kennis maken met de eigen geschiedenis. Het zorgde voor een omslag in de perceptie van deze periode en voor een antikoloniale bewustwording.

Net na de twee boeken, maar nog vóór het toneelstuk, werd er op Curaçao een standbeeld van Tula onthuld van de Nederlandse beeldhouwster Toos Hagenaars. Het beeld werd toen door een deel van de bevolking nog als controversieel ervaren (dat het een naakt was hielp ook niet) en het beeld keerde terug naar Nederland, waar het eerst in de voortuin van de beeldhouwster in Winschoten stond. Hierna verhuisde het naar Theater de Tramwerkplaats en daarna naar Cultuurhuis de Klinker.

curacao 03 Tula
Het beeld van Tula door Toos Hagenaars (1932) in haar voortuin (links) en in Cultuurhuis de Klinker (© renesmurf.nl)

Er was sprake van dat het beeld in 2023 weer terug zou gaan naar Curaçao, maar er bleek nog steeds veel verzet tegen. Zo liet directeur Jeanne Henriquez van het Tula-museum weten: “In de slavernij-periode werd naakt gebruikt als psychologisch wapen, om aan te geven: je bent minder dan mens. Het is om te denigreren.”
Een beeld van de nationale held van Curaçao had gemaakt moeten worden door een Curaçaoënaar, vindt de museumdirecteur.

Jeanne Henriquez (1946), historica, museumdirecteur en feministe (fotograaf onbekend)

Een nieuw slavernijmonument, van Narcisio (Nel) Simon, een zuil waarop een vuist met een gebroken keten, werd in 1997 onthuld op de plek van het vroegere galgeveld. Tegenover de zuil is een beeldengroep van drie personen, waarvan de middelste persoon met een hamer en beitel de op het punt staat de ketenen van de andere twee personen kapot te slaan.

Curacao 01 monument
Slavernijmonument op Curaçao, door Nel Simon (links: © edu.mappingslavery.nl/rechts: © werkgroepcaribischeletteren.nl)

Een kopie van de zuil met de vuist is te zien bij de voormalige plantage Knip. Het landhuis is tegenwoordig een Tula- en slavernij-museum.

curacao 06 knip
Links: Kopie van het ‘vuist’-monument bij Landhuis de Knip (foto © Charles Hoffman, 2010) / Rechts: Narcisio (Nel) Simon (1938) (© nelsimon.nl)

Op 25 juni 2013 ging de film Tula, the revolt in het Tropenmuseum in Amsterdam in première (op Curaçao, waar de film ook was opgenomen, was dat op 11 juli). De regie was van Jeroen Leinders. Tula wordt in de film vertolkt door Oba Abili.

curacao 04 film
Links: Oba Abili als Tula, scènefoto uit Tula, the revolt (© caribischnetwerk.ntr.nl) / Rechts: Jeroen Krabbé als gouverneur Johannes de Veer, screenshot uit Tula the revolt (© Fisheye Feature Films, Inspire Pictures & VMI Worldwide)

De uiteindelijke rehabilitatie van Tula in Nederland kwam in stappen: toen op 19 december 2022 premier Rutte namens de Nederlandse regering excuses aanbood voor het slavernijverleden, noemde hij Tula met name.
Op 4 oktober 2023 volgde een verder eerherstel toen staatssecretaris van Koninkrijksrelaties Alexandra van Huffelen hem “een held voor ons allemaal” noemde, “…het was een man die streed voor vrijheid, gelijkheid en broederschap”.

Medardo de Marchena

Bij de Tula-lezing van 17 augustus 2024 in Rotterdam werd er gepleit voor nóg een rehabilitatie: die van de Curaçaose verzetsheld Medardo de Marchena (1899-1968).
Gedurende de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw was hij een uitgesproken criticus ten opzichte van de koloniale Nederlandse regering, de kerk en oliebedrijf Shell, de grootste werkgever op het eiland.

Medardo de Marchena (1899-1968) (foto: collectie L.A. Abraham, Bonaire)

Hij leverde kritiek op het racisme en de hypocrisie van de blanke bovenlaag en het uitbuiten van de Afro-Curaçaose bevolking.
Hij werd als staatsgevaarlijk aangemerkt en tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij gedeporteerd naar een interneringskamp op Bonaire, waar ook nazi-sympathisanten vast werden gehouden.

De vlag

Vlag Curacao
Vlag van Curaçao (1984-heden)

Het Curaçaose bestuurscollege riep in 1981 een commissie in het leven met als doel voor het eerst een eigen eilandvlag te ontwerpen. Hoewel hij er eigenlijk niet mee bezig was, stimuleerde de vader van de toen 20-jarige Martin den Dulk om mee te doen, omdat hij zo creatief was. Hij was nog maar net op tijd: hij leverde zijn ontwerp een halfuur voor de sluiting van de wedstrijd in. Van de maar liefst 1.782 inzendingen kwamen er uiteindelijk 10 bovendrijven, waar uit gekozen moest worden. De ontwerpers van deze 10 vlaggen, konden vervolgens hun ontwerp bij de vlaggencommissie presenteren en ‘verdedigen’.

curacao 02
Links: Ontwerper van de Curaçaose vlag, Martin den Dulk (© meetcuracao.com) / Rechts: Postzegel uit 2010 met kaart, wapen en vlag van Curaçao

Martin was aan het werk in het restaurant van zijn ouders toen de kokkin opgetogen binnenkwam met de Curaçaose krant Èxtra in de hand: groot op de voorpagina het gekozen vlagontwerp. Martin kon zijn ogen niet geloven toen hij zijn eigen ontwerp zag. Op 2 juli 1984 werd de vlag voor het eerst officieel gehesen.

Curaçao, de Handelskade in hoofdstad Willemstad (fotograaf onbekend)

Het blauw bovenin staat voor de lucht, het blauw onderin voor de zee. De gele balk daartussen stelt de zonneschijn voor, maar staat tevens voor de opgewektheid en de levenslust van het eilandbewoners. De grote ster staat voor Curaçao, de kleine voor Klein  Curaçao, een eilandje van drie vierkante kilometer dat zo’n tien kilometer ten zuidoosten van Curaçao ligt. De vijf punten van de sterren staan voor de vijf bevolkingsgroepen van Curaçao.

Luchtfoto van Klein Curaçao (1,9 x 1.1 km) (© dronepicr, 2017)

Gouverneursvlag

De gouverneursvlag van Curaçao (fotograaf foto rechts onbekend)

De gouverneur van Curaçao heeft een eigen vlag. Het is een witte vlag met zowel boven- als onderin drie smalle banen in rood-wit-blauw. In het midden zien we een cirkel met daarin (een gedeelte) van de Curaçaose vlag.

Fort Amsterdam, gebouwd in 1635/1636, het gouverneurspaleis met net zichtbaar naast het torentje de gouverneursvlag (© Niels Karsdorp, 2008)

De vlag wappert boven het gouverneurspaleis Fort Amsterdam. Gouverneur van Curaçao is sinds 4 november 2013 Lucille George-Wout.

Beëdiging van Lucille George-Wout (1950) tot gouverneur van Curaçao op Paleis Noordeinde in Den Haag, 4 november 2013, met links haar echtgenoot Herman George en rechts Koning Willem-Alexander (screenshot)

Dominicaanse Republiek – Día de la Restauración Dominicana / Dominicaanse Restauratiedag (1863)

Drie vlaggen vandaag. Vlag 1:

Restauratiedag is een officiële feestdag in de Dominicaanse Republiek, waarmee de strijd herdacht wordt die uiteindelijk leidde tot de tweede onafhankelijkheid van het land van Spanje.
Het is een dag waarbij mensen deelnemen aan optochten, braderieën en militaire parades.

Affiche voor de Dominicaanse feestdag (publiek domein)

De naam Dominicaanse Restauratiedag impliceert dat er in de geschiedenis van de Dominicaanse Republiek iets te herstellen viel en dat is dan ook zo: vanaf 1863 riep het land voor de tweede keer de onafhankelijkheid uit.

Het eiland Hispaniola wordt verdeeld tussen Haïti in het westen en de Dominicaanse Republiek in het oosten (publiek domein)

Hispaniola, het eiland wat de Dominicaanse Republiek en Haïti delen, was historisch gezien onder vrijwel voortdurende buitenlandse overheersing.
De Spanjaarden claimden Hispaniola voor zichzelf nadat Christoffel Columbus het eiland in december 1492 ‘ontdekte’, om vervolgens gedurende de 18e en begin 19e eeuw schermutselingen en claims tegen de Fransen en Britten te bestrijden.

Haïti, dat de westelijke helft van het eiland inneemt, was sinds 1697 Frans gebied.
Nadat de Haïtianen een door Napoleon gestuurd leger versloegen, riepen ze in 1804 de onafhankelijkheid uit en probeerden ze ook controle te krijgen over de oostkant van Hispaniola, het land dat uiteindelijk de Dominicaanse Republiek zou worden.

Kaart van Hispaniola uit 1822 met Haïti (Hayti op de cartouche) in het westen, de latere Dominicaanse Republiek in het oosten. die toen bekend stond onder de naam Santo Domingo (Saint Domingo op de cartouche), hoewel de kaart suggereert dat het om twee aparte landen of gebieden gaat, was het grootste deel van de oostelijke kant van Hispaniola op dat moment bezet door Haïti (kaart door Fielding Lucas, Jr. (1781-1854 / publiek domein)

Ze voerden een 22 jaar durende militaire bezetting van het grootste deel van het eiland uit, terwijl een aantal door Spanje bezette deelgebieden talloze malen werden aangevallen.

Kaart van Hispaniola (oorspronkelijk La Española) uit 1858, het eiland als geheel stond ook bekend als Santo Domingo (tevens de naam van de Dominicaanse hoofdstad), de inzet onderin de kaart toont de plattegrond van die stad (kaart door Sir Robert Hermann Schomburgk (1804-1865) / publiek domein)

De Dominicanen werden pas in 1844 bevrijd van de Haïtiaanse overheersing, toen rebellen de Haïtianen die hun land bezetten, verdreven, waarna de Dominicanen de onafhankelijkheid uitriepen.
Deze Eerste Republiek, zoals hij tegenwoordig wordt genoemd, was een economisch en politiek instabiele periode in de geschiedenis van de Dominicaanse Republiek, waarbij er ook constant schermutselingen met Haïti waren.

Santiago Rodríguez (1809/1810-1879), portret door een onbekende artiest (publiek domein)

De onafhankelijkheid werd ruw onderbroken in 1861 toen de oude kolonisator Spanje de Dominicaanse Republiek binnenviel en het voor de Spaanse Kroon claimde.
Op 16 augustus 1863, vandaag 161 jaar geleden, voerde een groep Dominicanen onder leiding van Santiago Rodríguez een gewaagde aanval uit op Capotillo bij Dajabón, in het noordwesten van de Dominicaanse Republiek en hees de nationale Dominicaanse vlag op de Capotillo-heuvel. Deze actie, bekend als El grito de Capotillo, was het begin van een twee jaar durende oorlog tegen Spanje.

Artist impression van El grito de Capotillo op 16 augustus 1863 o.l.v. Santiago Rodriguez (1809-1879), hier afgebeeld met sabel (publiek domein)

Het werd een echte guerrillaoorlog, waarbij de meeste dorpen en steden zich van ganser harte aansloten bij de strijd tegen de Spanjaarden.
De Spanjaarden gaven de controle over het eiland in 1865 op na forse financiële en menselijke verliezen.
Het aantal Spaanse doden wordt geschat op zo’n 30.000 tot 40.000, die ofwel werden gedood in de strijd, of het leven lieten door besmettelijke ziektes.
Aan Dominicaanse kant vielen er circa 4.000 doden.

Kaart van de Dominicaanse Republiek (© freeworldmaps.net)

De vlag

Vlag van de Dominicaanse Republiek (1863-heden)

De vlag van de Dominicaanse Republiek bestaat uit een liggend wit kruis, de vier daardoor ontstane vlakken hebben de kleuren blauw en rood, beide diagonaal ten opzichte van elkaar: het blauw bovenaan de mastzijde en onderin aan het uitwaaiend gedeelte, voor het rood precies andersom.
In het midden van het witte kruis zien we het Dominicaanse staatswapen.
De burgerbevolking gebruikt veelal de civiele versie van deze vlag, zonder het wapen (zie hieronder).

Civiele versie van de Dominicaanse vlag

De kleuren hebben de volgende symbolische betekenis: rood voor “het bloed van de helden” (de strijd tegen de Haïtianen en Spanjaarden), blauw voor vrijheid en wit voor verlossing.

Juan Pablo Duarte (1813-1876) op een bankbiljet van 1 peso, in roulatie tussen 1947 en 1955 (© Banco Central de la República Dominicana)

De vlag is een ontwerp van een van de voorvechters voor de Dominicaanse onafhankelijkheid, Juan Pablo Duarte, die ook bekend staat als Padre de la Patria (Vader des Vaderlands).
Hoewel de vlag officieel werd ingevoerd op 6 november 1863, komt ze eigenlijk voort uit de eerdere vlag die de Dominicanen gebruikten tijdens de Eerste Republiek (zie artikel hierboven) tussen 1844 en 1861.

Vlag van de Eerste Republiek van de Dominicanen (1844-1861)

Die vlag zien we hierboven: het enige verschil is dat beide blauwe vlakken bovenin zijn geplaatst en de rode onderin.
In de korte periode (1861-1865) waarin de Spanjaarden opnieuw bezit hadden genomen van de Dominicaanse Republiek, had het land (toen tijdelijk een Spaanse provincie met als naam Santo Domingo) een totaal andere vlag.

Vlag tijdens de Spaanse bezetting (1861-1865), als de provincie Santo Domingo. met onderin het wapen het motto “Muy leal, muy noble” (“Zeer loyaal, zeer nobel”), loyaal zouden de Dominicanen zeker niet zijn, nog tijdens de inmiddels tanende Spaanse bezetting werd in 1863 de onafhankelijkheid opnieuw uitgeroepen en de nieuwe vlag ingevoerd

Het wapen

Tot slot kijken we nog even naar het staatswapen dat op de vlag is afgebeeld, hieronder kunnen we het in meer detail zien:

Het wapen werd op 6 november 1844 ingevoerd en stamt dus nog uit de tijd van de Eerste Republiek en is tussen toen en nu inmiddels meer dan twintig keer op onderdelen gewijzigd, hoewel het in basis min of meer hetzelfde bleef.
Centraal zien we het hier als achtergrond dienende schild dat dezelfde kleuren als de vlag heeft. Eroverheen zien we zes gouden speren, drie links, drie rechts, waarbij de de vier voorste speren tevens als vlaggenstokken dienen voor evenzoveel Dominicaanse vlaggen die naar beneden hangen en in in het midden bijeengebonden zijn.
Over die onzichtbare knoop heen ligt een bij het evangelie van Johannes 8:31-32, opengeslagen Bijbel, met daarboven een gouden kruis.

Het schild wordt omringd door een lauriertak links en een palmtak rechts, die onderin zijn samengebonden door middel van een rode strik.
Boven het schild zien we een blauwe banderol met het nationale motto in gouden kapitalen: DIOS PATRIA LIBERTAD (GOD VADERLAND VRIJHEID).
Het geheel wordt onderin gecomplementeerd door een rode banderol waarop in eveneens gouden kapitalen de naam van het land in het Spaans: REPUBLICA DOMINICANA.

Liechtenstein – Staatsfeiertag / Nationale Feestdag (1940)

Vier vlaggen vandaag. Vlag 3:

Op 5 augustus 1940 werd de 15e augustus officieel tot Liechtensteinse nationale feestdag uitgeroepen. De keuze voor deze dag had twee redenen: de dag was al een feestdag vanwege Maria Hemelvaart en de dag er na, de 16e dus, was de verjaardag van de toenmalige vorst Franz Josef II (1906-1989).
Na de dood van Franz Josef werd de datum gehandhaafd. In 1990 werd dit nog eens in een wet vastgelegd.

lichtenstein kaart tweede versie
Links: locatie van Liechtenstein, tussen Zwitserland en Oostenrijk / Rechts: kaart van Liechtenstein met zijn elf gemeentes (© netmaas.es)
lichtenstein portretten
Links: Anton Florian von Liechtenstein (1656-1721) door een anonieme  schilder (Collectie Fürstliche Sammlung Liechtenstein) / Rechts: Keizer Karel VI (1685-1740) schilderij uit circa 1735 van Johann Gottfried Auerbach (1697-1753) (Collectie Kunsthistorisches Museum)

Op verzoek van Anton Florian von Liechtenstein verenigde keizer Karel VI op 23 januari 1719 het graafschap Vaduz met de heerlijkheid Schellenberg en verhief de beide gebieden tot het Rijksvorstendom Liechtenstein. Daarmee  werd Anton Florian de eerste vorst van het Huis Liechtenstein van dit gebied.

Ieder jaar op 15 augustus is de Liechtensteinse bevolking welkom voor een hapje en een drankje in de rozentuin van het Schloss Vaduz, het kasteel op een heuvel boven de hoofdstad en de residentie van de vorsten van Liechtenstein.

Schloss Vaduz
Schloss Vaduz, residentie van de vorsten van Liechtenstein (© fotocommunity.de)

Gastheren zijn vader en zoon van de vorstelijk familie Von und zu Liechtenstein: vorst Hans-Adam II en zijn zoon erfprins Aloïs. Op 15 augustus 2004 droeg Hans-Adam zijn taken over aan zijn zoon, zonder echter te abdiceren. Zodoende is Hans-Adam nog steeds het staatshoofd in titel, maar is zoon Aloïs in feite de regent.

De vlag

Vlag Liechtenstein
De vlag van Liechtenstein (1937-heden)

De vlag van Liechtenstein bestaat uit twee horizontale banen, blauw boven, rood onder en een goudgele kroon in de horizontale baan bij de mastzijde.

lichtenstein vlaggen
De Liechtensteinse vlaggen, v.l.n.r.: 1719-1852 / 1852-1921 / 1921-1937

De eerste vlag van Liechtenstein (1719-1852) was een horizontale tweekleur in geel en rood.
De kleuren van de huidige vlag zijn gebaseerd op de oude livrei-kleuren van het vorstenhuis Von und zu Liechtenstein. Vanaf 1852 had de vlag twee verticale banen in rood en blauw. Sinds 5 oktober 1921 werd de vlag linksom gekanteld en werd dus een horizontale tweekleur in blauw en rood, toen nog zonder kroon.

Kennelijk had er niemand bij stil gestaan dat door de kanteling van verticaal naar horizontaal de vlag nu plotseling identiek was aan die van Haïti. De vlag van Haïti bestaat al sinds 1803 en de officiële staatsversie heeft weliswaar het staatswapen midden op de vlag, maar de civiele vlag niet.
In 1936 leidde dit tot enige verwarring tijdens de Olympische Spelen in Berlijn. Toen bij de vlaggenparade kort na de enige deelnemer en vlaggendrager van Haïti de Liechtensteinse ploeg het stadion binnenmarcheerde met precies dezelfde vlag leidde dat tot enige verbazing.
Gelukkig leidde het niet tot twee identieke vlaggen op het erepodium, daar Haïti’s enige atleet zich vlak na de opening afmeldde en de zeskoppige Liechtensteinse ploeg geen eremetaal behaalde.
Het leidde wel tot een aanpassing in de vlag. Op 24 juni 1937 werd de kroon in de blauwe baan opgenomen.

lichtenstein kronen
De kroon van de vlag (links) en de replica van de verloren gegane Liechtensteinse kroon (rechts) (publiek domein)

Wat de kroon op de vlag betreft : die lijkt niet op de historische, verloren gegane kroon van het Huis van Liechtenstein. Deze hertogskroon was vervaardigd in 1623 voor vorst Karl von Liechtenstein (1569-1627). Zo’n 150 jaar later, in 1772, bleek bij dood van vorst Josef Wenzel, dat de kroon zoek was (en bleef, want hij is nooit meer opgedoken).
Een replica van deze kroon werd in 1978 vervaardigd voor vorst Franz Josef II, als geschenk bij zijn 40-jarig jubileum als staatshoofd en hem aangeboden door Himar Ospelt, de burgemeester van Vaduz.

Dominicaanse Republiek – Día de la Independencia / Onafhankelijkheidsdag (1844)

Vier vlaggen vandaag. Vlag 4:

Hispaniola, het eiland wat de Dominicaanse Republiek en Haïti delen, was historisch gezien onder vrijwel voortdurende buitenlandse overheersing.
De Spanjaarden claimden Hispaniola voor zichzelf nadat Christoffel Columbus het eiland in december 1492 ‘ontdekte’, om vervolgens gedurende de 18e en begin 19e eeuw schermutselingen en claims tegen de Fransen en Britten te bestrijden.

Haïti, dat de westelijke helft van het eiland inneemt, was sinds 1697 Frans gebied.
Nadat de Haïtianen een door Napoleon gestuurd leger versloegen, riepen ze in 1804 de onafhankelijkheid uit en probeerden ze ook controle te krijgen over de oostkant van Hispaniola, het land dat uiteindelijk de Dominicaanse Republiek zou worden.

Kaart van Hispaniola uit 1822 met Haïti (Hayti op de cartouche) in het westen, de latere Dominicaanse Republiek in het oosten. die toen bekend stond onder de naam Santo Domingo (Saint Domingo op de cartouche), hoewel de kaart suggereert dat het om twee aparte landen of gebieden gaat, was het grootste deel van de oostelijke kant van Hispaniola op dat moment bezet door Haïti (kaart door Fielding Lucas, Jr. (1781-1854 / publiek domein)

Ze voerden een 22 jaar durende militaire bezetting van het grootste deel van het eiland uit, terwijl een aantal door Spanje bezette deelgebieden talloze malen werden aangevallen.

Kaart van Hispaniola (oorspronkelijk La Española) uit 1858, het eiland als geheel stond ook bekend als Santo Domingo (tevens de naam van de Dominicaanse hoofdstad), de inzet onderin de kaart toont de plattegrond van die stad (kaart door Sir Robert Hermann Schomburgk (1804-1865) / publiek domein)

De Dominicanen werden pas in 1844 bevrijd van de Haïtiaanse overheersing, toen rebellen de Haïtianen die hun land bezetten, verdreven, waarna de Dominicanen de onafhankelijkheid uitriepen.
Deze Eerste Republiek, zoals hij tegenwoordig wordt genoemd, was een economisch en politiek instabiele periode in de geschiedenis van de Dominicaanse Republiek, waarbij er ook constant schermutselingen met Haïti waren.

Vlaggen op de Día de la Independencia (fotograaf onbekend)

Culminatie van het carnaval

In de Dominicaanse Republiek houden ze wel van een feestje, want het carnaval wordt er al dagenlang gevierd. Vandaag, op Onafhankelijkheidsdag, is de grand finale.

Kaart van de Dominicaanse Republiek (© freeworldmaps.net)

De vlag

Vlag van de Dominicaanse Republiek (1863-heden)

De vlag van de Dominicaanse Republiek bestaat uit een liggend wit kruis, de vier daardoor ontstane vlakken hebben de kleuren blauw en rood, beide diagonaal ten opzichte van elkaar: het blauw bovenaan de mastzijde en onderin aan het uitwaaiend gedeelte, voor het rood precies andersom.
In het midden van het witte kruis zien we het Dominicaanse staatswapen.
De burgerbevolking gebruikt veelal de civiele versie van deze vlag, zonder het wapen (zie hieronder).

Civiele versie van de Dominicaanse vlag

De kleuren hebben de volgende symbolische betekenis: rood voor “het bloed van de helden” (de strijd tegen de Haïtianen en Spanjaarden), blauw voor vrijheid en wit voor verlossing.

Juan Pablo Duarte (1813-1876) op een bankbiljet van 1 peso, in roulatie tussen 1947 en 1955 (© Banco Central de la República Dominicana)

De vlag is een ontwerp van een van de voorvechters voor de Dominicaanse onafhankelijkheid, Juan Pablo Duarte, die ook bekend staat als Padre de la Patria (Vader des Vaderlands).
Hoewel de vlag officieel werd ingevoerd op 6 november 1863, komt ze eigenlijk voort uit de eerdere vlag die de Dominicanen gebruikten tijdens de Eerste Republiek (zie artikel hierboven) tussen 1844 en 1861.

Vlag van de Eerste Republiek van de Dominicanen (1844-1861)

Die vlag zien we hierboven: het enige verschil is dat beide blauwe vlakken bovenin zijn geplaatst en de rode onderin.
In de korte periode (1861-1865) waarin de Spanjaarden opnieuw bezit hadden genomen van de Dominicaanse Republiek, had het land (toen tijdelijk een Spaanse provincie met als naam Santo Domingo) een totaal andere vlag.

Vlag tijdens de Spaanse bezetting (1861-1865), als de provincie Santo Domingo. met onderin het wapen het motto “Muy leal, muy noble” (“Zeer loyaal, zeer nobel”), loyaal zouden de Dominicanen zeker niet zijn, nog tijdens de inmiddels tanende Spaanse bezetting werd in 1863 de onafhankelijkheid opnieuw uitgeroepen en de nieuwe vlag ingevoerd

Het wapen

Tot slot kijken we nog even naar het staatswapen dat op de vlag is afgebeeld, hieronder kunnen we het in meer detail zien:

Het wapen werd op 6 november 1844 ingevoerd en stamt dus nog uit de tijd van de Eerste Republiek en is tussen toen en nu inmiddels meer dan twintig keer op onderdelen gewijzigd, hoewel het in basis min of meer hetzelfde bleef.
Centraal zien we het hier als achtergrond dienende schild dat dezelfde kleuren als de vlag heeft. Eroverheen zien we zes gouden speren, drie links, drie rechts, waarbij de de vier voorste speren tevens als vlaggenstokken dienen voor evenzoveel Dominicaanse vlaggen die naar beneden hangen en in in het midden bijeengebonden zijn.
Over die onzichtbare knoop heen ligt een bij het evangelie van Johannes 8:31-32, opengeslagen Bijbel, met daarboven een gouden kruis.

Het schild wordt omringd door een lauriertak links en een palmtak rechts, die onderin zijn samengebonden door middel van een rode strik.
Boven het schild zien we een blauwe banderol met het nationale motto in gouden kapitalen: DIOS PATRIA LIBERTAD (GOD VADERLAND VRIJHEID).
Het geheel wordt onderin gecomplementeerd door een rode banderol waarop in eveneens gouden kapitalen de naam van het land in het Spaans: REPUBLICA DOMINICANA.

Dominicaanse Republiek – Día de la Constitución / Grondwetdag (1844)

Twee vlaggen vandaag. Vlag 1:

Een officiële feestdag in de Dominicaanse Republiek, gelegen op het eiland Hispaniola, wat het met Haïti deelt.
Hoewel deze dag refereert aan de invoering van de Grondwet op 6 november 1844, de dag dat het land z’n onafhankelijkheid verkreeg, wordt deze nationale dag meestal niet op 6 november gevierd.
Om de Dominicanen een lang weekend van drie dagen te geven, wordt de Día de la Constitución altijd op de maandag gevierd die het dichtst bij die 6e november ligt.
En vandaag is dat dus de 4e november.

Kaart van het eiland Hispaniola (oorspronkelijk La Española) uit 1858, het eiland als geheel stond ook bekend als Santo Domingo (tevens de naam van de Dominicaanse hoofdstad), de inzet onderin de kaart toont de plattegrond van die stad (kaart door Sir Robert Hermann Schomburgk (1804-1865) / publiek domein)

Wat die Grondwet zelf betreft: sinds 1844 zijn er niet minder dan 39 versies van geweest, maar daar moet dan wel meteen bij aangetekend worden dat het bij de meeste wijzigingen vaak om kleine aanpassingen ging.

De eerste Grondwet van de Dominicaanse Republiek werd in 1844 ondertekend in San Cristóbal (publiek domein)

Van 1844 tot nu wisselde de politieke kleur van de verschillende regeringen nogal eens: van min of meer democratisch tot autoritair, wat deze wijzigingen veroorzaakte.

Affiche voor de Dominicaanse Grondwetdag (publiek domein)

Veel verontwaardiging was er in binnen- en buitenland bij de wijzigingen van 2010 onder president Leonel Fernández, Tegenstanders de Grondwet noemden de nieuwe Grondwet als onrechtvaardig en een stap achteruit voor wat betreft het waarborgen van de mensenrechten in het land, vooral jegens vrouwen en homoseksuelen. Verboden op het homohuwelijk en abortus werden ingevoerd op aandringen van de rooms-katholieke kerk (waartoe 89% van de Dominicanen zich toe rekent) en evangelische christenen.

Een monument op de Plaza de la Constitución de la República Dominicana in de kustplaats San Cristóbal, herinnert aan het invoeren van de Grondwet in 1844 (fotograaf onbekend)

De laatste Grondwetswijziging dateert van 13 juni 2015.

Kaart van de Dominicaanse Republiek (© freeworldmaps.net)

De vlag

Vlag van de Dominicaanse Republiek (1863-heden)

De vlag van de Dominicaanse Republiek bestaat uit een liggend wit kruis, de vier daardoor ontstane vlakken hebben de kleuren blauw en rood, beide diagonaal ten opzichte van elkaar: het blauw bovenaan de mastzijde en onderin aan het uitwaaiend gedeelte, voor het rood precies andersom.
In het midden van het witte kruis zien we het Dominicaanse staatswapen.
De burgerbevolking gebruikt veelal de civiele versie van deze vlag, zonder het wapen (zie hieronder).

Civiele versie van de Dominicaanse vlag

De kleuren hebben de volgende symbolische betekenis: rood voor “het bloed van de helden” (de strijd tegen de Haïtianen en Spanjaarden), blauw voor vrijheid en wit voor verlossing.

Juan Pablo Duarte (1813-1876) op een bankbiljet van 1 peso, in roulatie tussen 1947 en 1955 (© Banco Central de la República Dominicana)

De vlag is een ontwerp van een van de voorvechters voor de Dominicaanse onafhankelijkheid, Juan Pablo Duarte, die ook bekend staat als Padre de la Patria (Vader des Vaderlands).
Hoewel de vlag officieel werd ingevoerd op 6 november 1863, komt ze eigenlijk voort uit de eerdere vlag die de Dominicanen gebruikten tijdens de Eerste Republiek (zie artikel hierboven) tussen 1844 en 1861.

Vlag van de Eerste Republiek van de Dominicanen (1844-1861)

Die vlag zien we hierboven: het enige verschil is dat beide blauwe vlakken bovenin zijn geplaatst en de rode onderin.
In de korte periode (1861-1865) waarin de Spanjaarden opnieuw bezit hadden genomen van de Dominicaanse Republiek, had het land (toen tijdelijk een Spaanse provincie met als naam Santo Domingo) een totaal andere vlag.

Vlag tijdens de Spaanse bezetting (1861-1865), als de provincie Santo Domingo. met onderin het wapen het motto “Muy leal, muy noble” (“Zeer loyaal, zeer nobel”), loyaal zouden de Dominicanen zeker niet zijn, nog tijdens de inmiddels tanende Spaanse bezetting werd in 1863 de onafhankelijkheid opnieuw uitgeroepen en de nieuwe vlag ingevoerd

Het wapen

Tot slot kijken we nog even naar het staatswapen dat op de vlag is afgebeeld, hieronder kunnen we het in meer detail zien:

Het wapen werd op 6 november 1844 ingevoerd en stamt dus nog uit de tijd van de Eerste Republiek en is tussen toen en nu inmiddels meer dan twintig keer op onderdelen gewijzigd, hoewel het in basis min of meer hetzelfde bleef.
Centraal zien we het hier als achtergrond dienende schild dat dezelfde kleuren als de vlag heeft. Eroverheen zien we zes gouden speren, drie links, drie rechts, waarbij de de vier voorste speren tevens als vlaggenstokken dienen voor evenzoveel Dominicaanse vlaggen die naar beneden hangen en in in het midden bijeengebonden zijn.
Over die onzichtbare knoop heen ligt een bij het evangelie van Johannes 8:31-32, opengeslagen Bijbel, met daarboven een gouden kruis.

Het schild wordt omringd door een lauriertak links en een palmtak rechts, die onderin zijn samengebonden door middel van een rode strik.
Boven het schild zien we een blauwe banderol met het nationale motto in gouden kapitalen: DIOS PATRIA LIBERTAD (GOD VADERLAND VRIJHEID).
Het geheel wordt onderin gecomplementeerd door een rode banderol waarop in eveneens gouden kapitalen de naam van het land in het Spaans: REPUBLICA DOMINICANA.

Sint Maarten – Orkaan Irma (2017)

Vandaag is het zeven jaar geleden dat orkaan Irma het eiland Sint Maarten trof.
De orkaan ontstond op 30 augustus uit een tropische storing in de buurt van Kaapverdië, de archipel ten westen van Afrika.
Eén etmaal later was de westwaarts trekkende orkaan al uitgegroeid tot een categorie-2  (op een schaal van 1 tot en met 5) en niet veel later tot een categorie-3.

Cariben map
Het Caribisch gebied (© nationsonline.org)

Op 5 september was Irma inmiddels tot een levensgevaarlijke categorie-5-orkaan gegroeid. De koers van de orkaan was richting de Bovenwindse Eilanden in de Caribische Zee. Op 6 september trok het centrum van de orkaan over de eilanden Barbuda, Sint Maarten en Tortola (één van de Britse Maagdeneilanden).

Orkaan Irma
Orkaan Irma boven de Bovenwindse Eilanden of Kleine Antillen, links het eiland Hispaniola (Dominicaanse Republiek en Haïti) en in het midden Puerto Rico

Ook de nabijgelegen eilanden Saba, Sint Eustatius, Anguilla, Saint-Barthélemy en de overige (negen) Maagdeneilanden kregen een veeg uit de pan.

Kleine Antillen
De Bovenwindse Eilanden of Kleine Antillen (© nationsonline.org)

Na de Britse Maagdeneilanden trok Irma verder langs de noordkusten van Puerto Rico, Hispaniola (Dominicaanse Republiek en Haïti) en Cuba en vervolgens langs de westkust van Florida. Op 13 september loste de inmiddels tot een tropische storm afgezwakte orkaan boven het vasteland van de Verenigde Staten op.

Het uiteindelijke dodental na passage van Irma bedroeg 134, waarvan maar liefst 92 in de Verenigde Staten (10 directe en 82 indirecte slachtoffers).
Sint Maarten had 4 slachtoffers te betreuren. Saint-Martin (de Franse kant van het eiland) telde 8 doden, Saint-Barthélemy 3. Meerder slachtoffers vielen verder o.a. op de Britse Maagdeneilanden (4), Cuba (10), Barbuda (3), Puerto Rico (3) en de Amerikaanse Maagdeneilanden (4).

d170906ge2070
Sint-Maarten, 6 september 2017 foto: Gerben van Es (© Mediacentrum Defensie, Ministerie van Defensie)

De materiële schade was gigantisch: voor alle gebieden samen het astronomisch hoge bedrag van ruim 70 miljard euro. Alleen voor Sint Maarten was het bedrag al 2,7 miljard euro (de Franse zijde niet meegerekend).

Door de algehele verwoesting op het eiland werd er na het wegtrekken van de orkaan geplunderd en waren er gewapende overvallen op hotels. Het duurde even voordat de hulp echt op gang kwam. Nederlandse mariniers hielpen met de ordehandhaving en de assistentie van hulpdiensten en -goederen.

Kaart van Sint Maarten/Saint-Martin (© FrreMapViewer)

Hoewel Nederland met miljoenen over de brug kwam, was de wederopbouw een jaar na de ramp nog niet ver gevorderd, wat tot de nodige kritiek leidde, waardoor de geldstroom vertraging opliep.
Nu, is er inmiddels veel gebeurd, waardoor het eiland weer grotendeels klaar is voor het de aantallen toeristen die het vóór de ramp trok, zij het dat het toerisme daarna natuurlijk ook nog een knauw van de corona-pandemie kreeg.
Dat is anno 2023 grotendeels genormaliseerd (zeker voor toeristen), maar er zijn nog steeds particulieren die bijvoorbeeld kampen met nog te repareren daken.

De vlag

De vlag van Sint Maarten (1985-heden)

Tot 13 juni 1985 werd de vlag van de Nederlandse Antillen op Sint Maarten gebruikt. Vanaf die datum werd er een eigen vlag ingevoerd. Na de omvorming tot een land binnen het koninkrijk werd de vlag gehandhaafd.

Vlaggen Antillen
De twee versies van de vlag van de Nederlandse Antillen. Links met zes sterren (1959-1986) en rechts met vijf sterren na de uittreding van Aruba (1986-2010)

De vlag is een horizontale tweekleur in rood en blauw, met een witte driehoek aan de broekingszijde. De kleuren rood, wit en blauw geven de verbondenheid weer met Nederland.

Het wapen van Sint Maarten (1982-heden)

In de witte driehoek is het wapen van Sint Maarten afgebeeld. Het is een blauw schild, oranje omzoomd (het oranje symboliseert de verbondenheid met het Huis van Oranje-Nassau). Op het schild is een gebouw in zilver afgebeeld: het voormalige Paleis van Justitie in de hoofdstad Philipsburg.
Twee symbolen zijn boven het gebouw afgebeeld: links een boeket van de wisselbloem (lantana camara) in goud (de nationale bloem van Sint Maarten) en rechts het monument van de Frans-Nederlandse vriendschap in zilver.

Twee van de onderdelen uit het wapen van Sint Maarten (en daarmee ook van de vlag): Het Constitutioneel Hof (Courthouse) In Philipsburg, gebouwd in 1793, oorspronkelijk het kantoor van John Philips (1688-1746), een (Schotse) commandeur in Nederlandse dienst, waar de hoofdstad naar vernoemd is, plus rechts het silhouet van een pelikaan (foto links: Richie Diesterheft / foto rechts: publiek domein)

Boven het schild is een ondergaande zon te zien met daarvoor een bruine pelikaan in vlucht.
Een gouden banderol omkranst de onderkant van het schild met daarop in groene kapitalen de wapenspreuk van Sint Maarten: Semper progrediens (Altijd op weg). Het wapen werd vastgesteld op 17 november 1982.
De vlag werd ontworpen door de toen 17-jarige Roselle Richardson.

Roselle Richardson (1968), ontwerpster van de vlag van Sint Maarten, foto uit 2020 (fotograaf onbekend)

Saint-Martin

Om nog kort iets te zeggen over de Franse kant van het eiland: de officiële vlag hier is de Franse tricolore. Lokaal wordt er een onofficiële logo-vlag gevoerd.

De Franse tricolore en de logo-vlag van Saint-Martin

Op het internet circuleert verder een vlag die, hoewel zeker niet officieel is, inmiddels her en der op het Franse Saint-Martin wordt aangetroffen. Waarschijnlijk heeft iemand zich vexillologisch vermaakt met het ontwerpen van een vlag.

Vlag Saint Martin
Een hoax?

Vlaggen-afficionado Hernán Bustelo had de volgende theorie in 2012 over deze mysterieuze vlag: “Het vlagontwerp lijkt op een wit martini-glas tegen een blauwe achtergrond met daarin een rode vloeistof en een schijfje citroen erboven. Ik vermoed dat iemand met de naam (Saint)-Martin en Martini speelde en zo met een eigen ontwerp kwam.”

De bewuste vlag in actie! (publiek domein)

Curaçao – Dia di Lucha pa Libertat / Dag van de Vrijheidsstrijd (1795)

Deze dag herdenkt de Curaçaose slavenopstand van 1795 en meer in het bijzonder Tula, de leider van de opstand. Hij werd in 2010 uitgeroepen tot nationale held van Curaçao.

Kaart van Curaçao (© freeworldmaps.net)

Van Tula’s leven vóór 1795 weten we zo goed als niets, zo weten we ook niet waar en wanneer hij geboren werd. Hij werkte als slaaf op plantage Knip in het westen van Curaçao. De plantage was genoemd naar het (nog steeds bestaande) landhuis op het terrein. De naam komt van de knippavrucht die hier verbouwd werd. In het Papiaments staat de  vrucht bekend als kenepa, en daarom is de plantage onder deze naam ook bekend.

curacao 02 huis
Links: Landhuis de Knip (© sufvlindertje.wordpress.com) / Rechts: Knippavruchten (Melicoccus bijugatus) (© frutalestropicales.com)

Het jaar 1795 was een jaar van grote veranderingen in Europa door de gebiedsuitbreidingen van Napoleon. In dat jaar werd Nederland een vazalstaat van Frankrijk onder de naam Bataafse Republiek, wat als verder gevolg had dat de Nederlandse Antillen ook onder Frans gezag kwamen.

Tula moet behoorlijk op de hoogte geweest zijn. Het gerucht dat in de Franse kolonie Haïti de slavernij was afgeschaft had ook hem bereikt. En dat was inderdaad het geval: op 4 april 1792 werd de slavernij door Frankrijk hier afgeschaft (overigens voerde Napoleon het in 1802 weer in).

curacao 07 tula kaart
Links: Er zijn geen portretten van Tula uit zijn tijd bekend, zijn portret hierboven uit 2005 is dan ook een artist’s impression van Edsel Selberie (1956) (© werkgroepcaribischeletteren.nl) / Rechts: Kaart van de Cariben met Haïti in het midden in geel en Curaçao net boven de Zuid-Amerikaanse kust  (© storyjumper.com)

De situatie voor slaven op Curaçao was vanwege de verslechterde omstandigheden niet benijdenswaardig. Hoewel slavenhouders zich aan het Slavenreglement dienden te houden, wat o.a. inhield dat ze slaven dienden te voeden, pakte dat in de praktijk anders uit: op hun enige rustdag, de zondag, moesten ze óók werken om hun eigen voedsel te bekostigen, wat ook nog eens duur en schaars was.

Dit, en de aanhoudende verhalen over het relatief dichtbij gelegen Haïti, zorgde ervoor dat bij Tula de overtuiging postvatte dat de tijd rijp was om voor hun vrijheid te vechten. Met twee medestanders, Bastiaan Carpata en Pedro Wacao, begon hij bijeenkomsten te organiseren en het duurde niet lang voordat hij een legertje van zo’n 40 tot 50 gelijkgestemden had verzameld, die bereid waren in opstand te komen.

Op 17 augustus 1795 weigerden deze slaven aan het werk te gaan en Tula eiste een onderhoud met hun meester, Caspar Lodewijk van Uytrecht. Deze wist kennelijk niet goed wat hij hier mee aan moest en verwees ze naar gouverneur Johannes de Veer, in Willemstad.

curacao 05 kaart
Links: Kaart van Curaçao door Gerard van Keulen, kopergravure van Thomas Jefferys, uitgave Laurie & Whittle, Londen, 1794 (© raremaps.com) / Rechts: Gouverneur Johannes de Veer (1738-1796) (© geheugenvannederland.nl)

De groep vertrok vervolgens naar Willemstad. Onderweg kwamen ze langs verschillende plantages, zoals Lagun, Santa Cruz, Porto Marie, San Nicolas, Santa Martha en San Juan, waarbij telkens meer slaven zich aansloten. De groep groeide tot zo’n 2.000 slaven uit en wist uiteindelijk ook aan wapens te komen.

De Koloniale Raad stuurde verschillende gezanten naar het slavenleger en probeerde hen te overreden terug te keren naar hun plantages. Van sommige van deze pogingen zijn geschreven bronnen bewaard gebleven, zodat we weten dat Tula als leider werd gezien en er dus ook met hem onderhandeld werd.

Eén van de onderhandelaars was de franciscaner pater Jacobus Schinck. Hij schreef o.a. het volgende over zijn ontmoeting op 7 september:

“Toen ik het huis binnentrad, trof ik een neger genaamd Tula, voorzien van een degen en men noemde hem kapitein. Veel negers kwamen rondom mij staan. Tula begon te spreken: ‘Wij zijn al te erg mishandeld. Wij willen niemand kwaad doen, maar we willen onze vrijheid. De Franse negers hebben hun vrijheid gekregen, Holland is ingenomen door de Fransen en daarom moeten wij ook hier vrij zijn'”.

curacao 07 documenten
Links: Verslag van de ontmoeting tussen pater Schinck en Tula in de Notulen Extraordinaire Politie Raad nr.69 de dato 10 september 1795 / Rechts: Beschrijving van de straf en de executie van Tula in de Memorie van P.Th. van Teylingen (© beiden: Nationaal Archief)

De Koloniale Raad dacht hier anders over en dat leidde in de weken daarna tot een aantal bloedige slagen met het koloniale leger, nog voordat men Willemstad kon bereiken. Op 18 september werd Tula gevangen genomen, waarna hij na marteling gedwongen werd een verklaring af te leggen dat het zijn doel geweest was om alle blanken op Curaçao te vermoorden.

Vanwege zijn zogenaamde ‘bekentenis’ werd er niet geschroomd om hem op afschuwelijke wijze te executeren: bij het galgeveld te Rif werd hij op een kruis vastgebonden, waarna met een ijzeren staaf de botten van zijn ledematen kapot werden geslagen, een vorm van radbraken dus. Daarna werd met fakkels zijn gezicht verbrand en uiteindelijk werd hij onthoofd.

Ook zijn ‘adjudanten’ Bastiaan Carpata en Pedro Wacao moesten het ontgelden. Carpata moest eerst de executie van Tula bijwonen om daarna hetzelfde lot te ondergaan. Wacao werd aan zijn voeten gebonden, rond het schavot gesleept, waarna zijn handen werden afgehakt en zijn hoofd met een moker verbrijzeld. De afgehakte hoofden van Tula en Carpata werden als afschrikmiddel bij het galgeveld op staken gezet, terwijl hun lichamen met die van Wacao in zee werden gegooid. Nog eens 29 slaven werden opgehangen.

Hoewel de slavenopstand was neergeslagen, leidde het toch tot aanpassingen. De autoriteiten eisten van de planters strenge naleving van de het Slavenreglement, waarvan op 20 november een herziene versie verscheen. Naast de verplichte zondag vrijaf, werd er een maximale werktijd in opgenomen en kwam er een minimale verstrekking van kleding en voedsel. Pas veel later, in 1863, werd de slavernij afgeschaft.

Nog langer duurde het voordat het belang van Tula en de slavenopstand van 1795 hun plek in de geschiedenis kregen die ze verdienden. Van Nederlandse zijde werden hij en zijn medestanders als een stelletje misdadigers weggezet. Op school in Curaçao werd er niet over gesproken en als dat al gebeurde werd dat afgedaan als bloeddorstige rebellie. Pas in de jaren zestig van de vorige eeuw begon dat beeld te kantelen door twee boeken en een toneelstuk. De boeken werden in het Papiaments uitgegeven. De eerste is E rais ku no ke muri (De onsterfelijke wortel) van Guillermo Rosario uit 1968, een roman waarin het leven van Tula (in het boek Kato geheten) deels fictief ten tonele wordt gevoerd (inclusief jeugd). De sociale bewogenheid van Tula/Kato speelt hier een belangrijke rol.

curacao 08 portretten
Links: Guillermo Rosario (1917-2003) / Rechts: Pierre Lauffer (1920-1981) (© werkgroepcaribischeletteren.nl)

De tweede, Kuenta pa kaminda van Pierre Lauffer, uit 1969, is een verhalenbundel. In het verhaal Tula krijgt de hoofdpersoon eindelijk de plek in de geschiedenis die hem toekomt. Zijn gedachtegoed, geënt op de vrijheidsidealen van de Franse Revolutie, komt goed uit verf.

Het toneelstuk Tula, e Rebelion di 1795 (Tula en de Opstand van 1795) van Pacheco Domaccassé uit 1971 complementeerde het eerherstel van Tula. Het liet het publiek kennis maken met de eigen geschiedenis. Het zorgde voor een omslag in de perceptie van deze periode en voor een antikoloniale bewustwording.

Net na de twee boeken, maar nog vóór het toneelstuk, werd er op Curaçao een standbeeld van Tula onthuld van de Nederlandse beeldhouwster Toos Hagenaars. Het beeld werd toen door een deel van de bevolking nog als controversieel ervaren (dat het een naakt was hielp ook niet) en het beeld keerde terug naar Nederland, waar het eerst in de voortuin van de beeldhouwster in Winschoten stond. Hierna verhuisde het naar Theater de Tramwerkplaats en daarna naar Cultuurhuis de Klinker.

curacao 03 Tula
Het beeld van Tula door Toos Hagenaars (1932) in haar voortuin (links) en in Cultuurhuis de Klinker (© renesmurf.nl)

Een nieuw slavernijmonument, van Narcisio (Nel) Simon, een zuil waarop een vuist met een gebroken keten, werd in 1997 onthuld op de plek van het vroegere galgeveld. Tegenover de zuil is een beeldengroep van drie personen, waarvan de middelste persoon met een hamer en beitel de op het punt staat de ketenen van de andere twee personen kapot te slaan.

Curacao 01 monument
Slavernijmonument op Curaçao, door Nel Simon (links: © edu.mappingslavery.nl/rechts: © werkgroepcaribischeletteren.nl)

Een kopie van de zuil met de vuist is te zien bij de voormalige plantage Knip. Het landhuis is tegenwoordig een Tula- en slavernij-museum.

curacao 06 knip
Links: Kopie van het ‘vuist’-monument bij Landhuis de Knip (foto © Charles Hoffman, 2010) / Rechts: Narcisio (Nel) Simon (1938) (© nelsimon.nl)

Op 25 juni 2013 ging de film Tula, the revolt in het Tropenmuseum in Amsterdam in première (op Curaçao, waar de film ook was opgenomen, was dat op 11 juli). De regie was van Jeroen Leinders. Tula wordt in de film vertolkt door Oba Abili.

curacao 04 film
Links: Oba Abili als Tula, scènefoto uit Tula, the revolt (© caribischnetwerk.ntr.nl) / Rechts: Jeroen Krabbé als gouverneur Johannes de Veer, screenshot uit Tula the revolt (© Fisheye Feature Films, Inspire Pictures & VMI Worldwide)

De uiteindelijke rehabilitatie van Tula in Nederland kwam in stappen: toen op 19 december 2022 premier Rutte namens de Nederlandse regering excuses aanbood voor het slavernijverleden, noemde hij Tula met name.
Op 4 oktober 2023 volgde een verder eerherstel toen staatssecretaris van Koninkrijksrelaties Alexandra van Huffelen hem “een held voor ons allemaal” noemde, “…het was een man die streed voor vrijheid, gelijkheid en broederschap”.

Medardo de Marchena

Bij de Tula-lezing van vanmiddag in Rotterdam werd er gepleit voor nóg een rehabilitatie: die van de Curaçaose verzetsheld Medardo de Marchena (1899-1968).
Gedurende de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw was hij een uitgesproken criticus ten opzichte van de koloniale Nederlandse regering, de kerk en oliebedrijf Shell, de grootste werkgever op het eiland.

Medardo de Marchena (1899-1968) (foto: collectie L.A. Abraham, Bonaire)

Hij leverde kritiek op het racisme en de hypocrisie van de blanke bovenlaag en het uitbuiten van de Afro-Curaçaose bevolking.
Hij werd als staatsgevaarlijk aangemerkt en tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij gedeporteerd naar een interneringskamp op Bonaire, waar ook nazi-sympathisanten vast werden gehouden.

De vlag

Vlag Curacao
Vlag van Curaçao (1984-heden)

Het Curaçaose bestuurscollege riep in 1981 een commissie in het leven met als doel voor het eerst een eigen eilandvlag te ontwerpen. Hoewel hij er eigenlijk niet mee bezig was, stimuleerde de vader van de toen 20-jarige Martin den Dulk om mee te doen, omdat hij zo creatief was. Hij was nog maar net op tijd: hij leverde zijn ontwerp een halfuur voor de sluiting van de wedstrijd in. Van de maar liefst 1.782 inzendingen kwamen er uiteindelijk 10 bovendrijven, waar uit gekozen moest worden. De ontwerpers van deze 10 vlaggen, konden vervolgens hun ontwerp bij de vlaggencommissie presenteren en ‘verdedigen’.

curacao 02
Links: Ontwerper van de Curaçaose vlag, Martin den Dulk (© meetcuracao.com) / Rechts: Postzegel uit 2010 met kaart, wapen en vlag van Curaçao

Martin was aan het werk in het restaurant van zijn ouders toen de kokkin opgetogen binnenkwam met de Curaçaose krant Èxtra in de hand: groot op de voorpagina het gekozen vlagontwerp. Martin kon zijn ogen niet geloven toen hij zijn eigen ontwerp zag. Op 2 juli 1984 werd de vlag voor het eerst officieel gehesen.

Curaçao, de Handelskade in hoofdstad Willemstad (fotograaf onbekend)

Het blauw bovenin staat voor de lucht, het blauw onderin voor de zee. De gele balk daartussen stelt de zonneschijn voor, maar staat tevens voor de opgewektheid en de levenslust van het eilandbewoners. De grote ster staat voor Curaçao, de kleine voor Klein  Curaçao, een eilandje van drie vierkante kilometer dat zo’n tien kilometer ten zuidoosten van Curaçao ligt. De vijf punten van de sterren staan voor de vijf bevolkingsgroepen van Curaçao.

Luchtfoto van Klein Curaçao (1,9 x 1.1 km) (© dronepicr, 2017)

Gouverneursvlag

De gouverneursvlag van Curaçao (fotograaf foto rechts onbekend)

De gouverneur van Curaçao heeft een eigen vlag. Het is een witte vlag met zowel boven- als onderin drie smalle banen in rood-wit-blauw. In het midden zien we een cirkel met daarin (een gedeelte) van de Curaçaose vlag.

Fort Amsterdam, gebouwd in 1635/1636, het gouverneurspaleis met net zichtbaar naast het torentje de gouverneursvlag (© Niels Karsdorp, 2008)

De vlag wappert boven het gouverneurspaleis Fort Amsterdam. Gouverneur van Curaçao is sinds 4 november 2013 Lucille George-Wout.

Beëdiging van Lucille George-Wout (1950) tot gouverneur van Curaçao op Paleis Noordeinde in Den Haag, 4 november 2013, met links haar echtgenoot Herman George en rechts Koning Willem-Alexander (screenshot)

Dominicaanse Republiek – Día de la Restauración Dominicana / Dominicaanse Restauratiedag (1863)

Twee vlaggen vandaag. Vlag 2:

Restauratiedag is een officiële feestdag in de Dominicaanse Republiek, waarmee de strijd herdacht wordt die uiteindelijk leidde tot de tweede onafhankelijkheid van het land van Spanje.
Het is een dag waarbij mensen deelnemen aan optochten, braderieën en militaire parades.

Affiche voor de Dominicaanse feestdag (publiek domein)

De naam Dominicaanse Restauratiedag impliceert dat er in de geschiedenis van de Dominicaanse Republiek iets te herstellen viel en dat is dan ook zo: vanaf 1863 riep het land voor de tweede keer de onafhankelijkheid uit.

Het eiland Hispaniola wordt verdeeld tussen Haïti in het westen en de Dominicaanse Republiek in het oosten (publiek domein)

Hispaniola, het eiland wat de Dominicaanse Republiek en Haïti delen, was historisch gezien onder vrijwel voortdurende buitenlandse overheersing.
De Spanjaarden claimden Hispaniola voor zichzelf nadat Christoffel Columbus het eiland in december 1492 ‘ontdekte’, om vervolgens gedurende de 18e en begin 19e eeuw schermutselingen en claims tegen de Fransen en Britten te bestrijden.

Haïti, dat de westelijke helft van het eiland inneemt, was sinds 1697 Frans gebied.
Nadat de Haïtianen een door Napoleon gestuurd leger versloegen, riepen ze in 1804 de onafhankelijkheid uit en probeerden ze ook controle te krijgen over de oostkant van Hispaniola, het land dat uiteindelijk de Dominicaanse Republiek zou worden.

Kaart van Hispaniola uit 1822 met Haïti (Hayti op de cartouche) in het westen, de latere Dominicaanse Republiek in het oosten. die toen bekend stond onder de naam Santo Domingo (Saint Domingo op de cartouche), hoewel de kaart suggereert dat het om twee aparte landen of gebieden gaat, was het grootste deel van de oostelijke kant van Hispaniola op dat moment bezet door Haïti (kaart door Fielding Lucas, Jr. (1781-1854 / publiek domein)

Ze voerden een 22 jaar durende militaire bezetting van het grootste deel van het eiland uit, terwijl een aantal door Spanje bezette deelgebieden talloze malen werden aangevallen.

Kaart van Hispaniola (oorspronkelijk La Española) uit 1858, het eiland als geheel stond ook bekend als Santo Domingo (tevens de naam van de Dominicaanse hoofdstad), de inzet onderin de kaart toont de plattegrond van die stad (kaart door Sir Robert Hermann Schomburgk (1804-1865) / publiek domein)

De Dominicanen werden pas in 1844 bevrijd van de Haïtiaanse overheersing, toen rebellen de Haïtianen die hun land bezetten, verdreven, waarna de Dominicanen de onafhankelijkheid uitriepen.
Deze Eerste Republiek, zoals hij tegenwoordig wordt genoemd, was een economisch en politiek instabiele periode in de geschiedenis van de Dominicaanse Republiek, waarbij er ook constant schermutselingen met Haïti waren.

Santiago Rodríguez (1809/1810-1879), portret door een onbekende artiest (publiek domein)

De onafhankelijkheid werd ruw onderbroken in 1861 toen de oude kolonisator Spanje de Dominicaanse Republiek binnenviel en het voor de Spaanse Kroon claimde.
Op 16 augustus 1863, vandaag 161 jaar geleden, voerde een groep Dominicanen onder leiding van Santiago Rodríguez een gewaagde aanval uit op Capotillo bij Dajabón, in het noordwesten van de Dominicaanse Republiek en hees de nationale Dominicaanse vlag op de Capotillo-heuvel. Deze actie, bekend als El grito de Capotillo, was het begin van een twee jaar durende oorlog tegen Spanje.

Artist impression van El grito de Capotillo op 16 augustus 1863 o.l.v. Santiago Rodriguez (1809-1879), hier afgebeeld met sabel (publiek domein)

Het werd een echte guerrillaoorlog, waarbij de meeste dorpen en steden zich van ganser harte aansloten bij de strijd tegen de Spanjaarden.
De Spanjaarden gaven de controle over het eiland in 1865 op na forse financiële en menselijke verliezen.
Het aantal Spaanse doden wordt geschat op zo’n 30.000 tot 40.000, die ofwel werden gedood in de strijd, of het leven lieten door besmettelijke ziektes.
Aan Dominicaanse kant vielen er circa 4.000 doden.

Kaart van de Dominicaanse Republiek (© freeworldmaps.net)

De vlag

Vlag van de Dominicaanse Republiek (1863-heden)

De vlag van de Dominicaanse Republiek bestaat uit een liggend wit kruis, de vier daardoor ontstane vlakken hebben de kleuren blauw en rood, beide diagonaal ten opzichte van elkaar: het blauw bovenaan de mastzijde en onderin aan het uitwaaiend gedeelte, voor het rood precies andersom.
In het midden van het witte kruis zien we het Dominicaanse staatswapen.
De burgerbevolking gebruikt veelal de civiele versie van deze vlag, zonder het wapen (zie hieronder).

Civiele versie van de Dominicaanse vlag

De kleuren hebben de volgende symbolische betekenis: rood voor “het bloed van de helden” (de strijd tegen de Haïtianen en Spanjaarden), blauw voor vrijheid en wit voor verlossing.

Juan Pablo Duarte (1813-1876) op een bankbiljet van 1 peso, in roulatie tussen 1947 en 1955 (© Banco Central de la República Dominicana)

De vlag is een ontwerp van een van de voorvechters voor de Dominicaanse onafhankelijkheid, Juan Pablo Duarte, die ook bekend staat als Padre de la Patria (Vader des Vaderlands).
Hoewel de vlag officieel werd ingevoerd op 6 november 1863, komt ze eigenlijk voort uit de eerdere vlag die de Dominicanen gebruikten tijdens de Eerste Republiek (zie artikel hierboven) tussen 1844 en 1861.

Vlag van de Eerste Republiek van de Dominicanen (1844-1861)

Die vlag zien we hierboven: het enige verschil is dat beide blauwe vlakken bovenin zijn geplaatst en de rode onderin.
In de korte periode (1861-1865) waarin de Spanjaarden opnieuw bezit hadden genomen van de Dominicaanse Republiek, had het land (toen tijdelijk een Spaanse provincie met als naam Santo Domingo) een totaal andere vlag.

Vlag tijdens de Spaanse bezetting (1861-1865), als de provincie Santo Domingo. met onderin het wapen het motto “Muy leal, muy noble” (“Zeer loyaal, zeer nobel”), loyaal zouden de Dominicanen zeker niet zijn, nog tijdens de inmiddels tanende Spaanse bezetting werd in 1863 de onafhankelijkheid opnieuw uitgeroepen en de nieuwe vlag ingevoerd

Het wapen

Tot slot kijken we nog even naar het staatswapen dat op de vlag is afgebeeld, hieronder kunnen we het in meer detail zien:

Het wapen werd op 6 november 1844 ingevoerd en stamt dus nog uit de tijd van de Eerste Republiek en is tussen toen en nu inmiddels meer dan twintig keer op onderdelen gewijzigd, hoewel het in basis min of meer hetzelfde bleef.
Centraal zien we het hier als achtergrond dienende schild dat dezelfde kleuren als de vlag heeft. Eroverheen zien we zes gouden speren, drie links, drie rechts, waarbij de de vier voorste speren tevens als vlaggenstokken dienen voor evenzoveel Dominicaanse vlaggen die naar beneden hangen en in in het midden bijeengebonden zijn.
Over die onzichtbare knoop heen ligt een bij het evangelie van Johannes 8:31-32, opengeslagen Bijbel, met daarboven een gouden kruis.

Het schild wordt omringd door een lauriertak links en een palmtak rechts, die onderin zijn samengebonden door middel van een rode strik.
Boven het schild zien we een blauwe banderol met het nationale motto in gouden kapitalen: DIOS PATRIA LIBERTAD (GOD VADERLAND VRIJHEID).
Het geheel wordt onderin gecomplementeerd door een rode banderol waarop in eveneens gouden kapitalen de naam van het land in het Spaans: REPUBLICA DOMINICANA.

Liechtenstein – Staatsfeiertag / Nationale Feestdag (1940)

Vier vlaggen vandaag. Vlag 3:

Op 5 augustus 1940 werd de 15e augustus officieel tot Liechtensteinse nationale feestdag uitgeroepen. De keuze voor deze dag had twee redenen: de dag was al een feestdag vanwege Maria Hemelvaart en de dag er na, de 16e dus, was de verjaardag van de toenmalige vorst Franz Josef II (1906-1989).
Na de dood van Franz Josef werd de datum gehandhaafd. In 1990 werd dit nog eens in een wet vastgelegd.

lichtenstein kaart tweede versie
Links: locatie van Liechtenstein, tussen Zwitserland en Oostenrijk / Rechts: kaart van Liechtenstein met zijn elf gemeentes (© netmaas.es)
lichtenstein portretten
Links: Anton Florian von Liechtenstein (1656-1721) door een anonieme  schilder (Collectie Fürstliche Sammlung Liechtenstein) / Rechts: Keizer Karel VI (1685-1740) schilderij uit circa 1735 van Johann Gottfried Auerbach (1697-1753) (Collectie Kunsthistorisches Museum)

Op verzoek van Anton Florian von Liechtenstein verenigde keizer Karel VI op 23 januari 1719 het graafschap Vaduz met de heerlijkheid Schellenberg en verhief de beide gebieden tot het Rijksvorstendom Liechtenstein. Daarmee  werd Anton Florian de eerste vorst van het Huis Liechtenstein van dit gebied.

Ieder jaar op 15 augustus is de Liechtensteinse bevolking welkom voor een hapje en een drankje in de rozentuin van het Schloss Vaduz, het kasteel op een heuvel boven de hoofdstad en de residentie van de vorsten van Liechtenstein.

Schloss Vaduz
Schloss Vaduz, residentie van de vorsten van Liechtenstein (© fotocommunity.de)

Gastheren zijn vader en zoon van de vorstelijk familie Von und zu Liechtenstein: vorst Hans-Adam II en zijn zoon erfprins Aloïs. Op 15 augustus 2004 droeg Hans-Adam zijn taken over aan zijn zoon, zonder echter te abdiceren. Zodoende is Hans-Adam nog steeds het staatshoofd in titel, maar is zoon Aloïs in feite de regent.

Screenshots van de viering op 15 augustus 2024

Optocht van het slot naar de grote weide iets lager de heuvel af; wat vlaggen betreft: de geel-witte vlag links is de vlag van het prinsdom, de geel-zwarte vlag is de gemeentevlag van Schellenberg, die met het wit en het groen is van de gemeente Planken, rechtsvoor de nationale vlag, met daarachter de rood-witte vlag van de gemeente (en tevens hoofdstad) Vaduz
Bijeenkomst van de Liechtensteiners op hun national feestdag, links Schloss Vaduz
Erfprins Aloïs houdt een toespraak, geflankeerd door de gemeentevlaggen. van Eschen (links) en Triesenberg (rechts)
Verpozing na het officiële gedeelte in de rozentuin van Schloss Vaduz
De sfeer lijkt prima op deze zomerse dag
Dames in traditioneel kostuum
Erfprins Aloïs druk in gesprek
En ook vorst Hans Adam II, staatshoofd van Liechtenstein, is van de partij (midden boven)

De vlag

Vlag Liechtenstein
De vlag van Liechtenstein (1937-heden)

De vlag van Liechtenstein bestaat uit twee horizontale banen, blauw boven, rood onder en een goudgele kroon in de horizontale baan bij de mastzijde.

lichtenstein vlaggen
De Liechtensteinse vlaggen, v.l.n.r.: 1719-1852 / 1852-1921 / 1921-1937

De eerste vlag van Liechtenstein (1719-1852) was een horizontale tweekleur in geel en rood.
De kleuren van de huidige vlag zijn gebaseerd op de oude livrei-kleuren van het vorstenhuis Von und zu Liechtenstein. Vanaf 1852 had de vlag twee verticale banen in rood en blauw. Sinds 5 oktober 1921 werd de vlag linksom gekanteld en werd dus een horizontale tweekleur in blauw en rood, toen nog zonder kroon.

Kennelijk had er niemand bij stil gestaan dat door de kanteling van verticaal naar horizontaal de vlag nu plotseling identiek was aan die van Haïti. De vlag van Haïti bestaat al sinds 1803 en de officiële staatsversie heeft weliswaar het staatswapen midden op de vlag, maar de civiele vlag niet.
In 1936 leidde dit tot enige verwarring tijdens de Olympische Spelen in Berlijn. Toen bij de vlaggenparade kort na de enige deelnemer en vlaggendrager van Haïti de Liechtensteinse ploeg het stadion binnenmarcheerde met precies dezelfde vlag leidde dat tot enige verbazing.
Gelukkig leidde het niet tot twee identieke vlaggen op het erepodium, daar Haïti’s enige atleet zich vlak na de opening afmeldde en de zeskoppige Liechtensteinse ploeg geen eremetaal behaalde.
Het leidde wel tot een aanpassing in de vlag. Op 24 juni 1937 werd de kroon in de blauwe baan opgenomen.

lichtenstein kronen
De kroon van de vlag (links) en de replica van de verloren gegane Liechtensteinse kroon (rechts) (publiek domein)

Wat de kroon op de vlag betreft : die lijkt niet op de historische, verloren gegane kroon van het Huis van Liechtenstein. Deze hertogskroon was vervaardigd in 1623 voor vorst Karl von Liechtenstein (1569-1627). Zo’n 150 jaar later, in 1772, bleek bij dood van vorst Josef Wenzel, dat de kroon zoek was (en bleef, want hij is nooit meer opgedoken).
Een replica van deze kroon werd in 1978 vervaardigd voor vorst Franz Josef II, als geschenk bij zijn 40-jarig jubileum als staatshoofd en hem aangeboden door Himar Ospelt, de burgemeester van Vaduz.