Vandaag 318 jaar geleden leed de Britse marine (Royal Navy) een van de grootste verliezen uit haar geschiedenis: in slecht weer liepen vier oorlogsschepen op de klippen bij de Scilly-eilanden en zonken. Zo’n 1.400 tot 2.000 mensen verloren hierbij het leven.
Locatie van de Scilly-eilanden (publiek domein)
Grote vloot
De vier schepen waren onderdeel van een aanzienlijke vloot op de terugweg naar Portsmouth. Samen met elf andere Britse linieschepen (drie- of viermasters met meer dan 50 stukken geschut) en zes kleinere vaartuigen, hadden ze deelgenomen aan een belegering van de Franse havenstad Toulon, gelegen aan de Middellandse Zee, tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1713).
Sir Cloudesley Shovell (1650-1707), olieverfschilderij door Michael Dahl (1659-1743) (Collectie Royal Museum Greenwich)
Het betrof hier een gecombineerde belegering zowel op land als op zee van Britse, Oostenrijkse en Nederlandse troepen, onder bevel van generaal Eugenius van Savoye en duurde van 29 juli tot 21 augustus 1707. De Britse vloot stond onder leiding van opperbevelhebber Sir Cloudesley Shovell. Hoewel de Franse vloot schade werd toegebracht, was de operatie in z’n geheel militair geen succes, waarna de Britse vloot orders kreeg terug te keren naar Engeland.
Na eerst de Britse basis Gibraltar, aan de zuidpunt van het Iberisch Schiereiland te hebben aangedaan, vertrok de vloot van 21 schepen op 29 september, met het vlaggenschip HMS Association voorop. De tocht terug werd gehinderd door erg slecht weer, zeker in de beruchte Golf van Biscaje, ten westen van Frankrijk, spookte het behoorlijk. De hele terugreis bleek het vrijwel onmogelijk om goede koersbepalingen uit te voeren.
Op 21 oktober echter kon via dieptepeilingen van 93 tot 130 vadems (zo’n 170 tot 240 m) vastgesteld worden dat men het continentaal plat naderde. ’s Middags op dezelfde dag klaarde het weer eindelijk op en kon een goede plaatsbepaling gemaakt worden: 48° 50–57′ N. Gecombineerd met de dieptemeting schatte men zo’n 200 mijl (320 km) ten westzuidwesten van de Scilly-eilanden te zijn. Dit was de laatste meting, waarna er verder werd gevaren op gegist bestek.
De wind was gedurende de dag gekrompen van noord naar zuidwest, wat gunstig was voor een oostnoordoostelijke koers. Het zicht werd aan het eind van de middag weer slechter. Rond 18.00 u, toen het inmiddels donker was, gaf admiraal Shovell bevel door te varen op de ingeslagen koers. Rond 20.00 u bleek dat men zich misrekend had: het vlaggenschip, samen met verscheidene andere schepen, bleek tussen de rotsen ten zuidwesten van de St. Agnes (het zuidwestelijkste van de Scilly-eilanden) te zijn terechtgekomen. Vier schepen liepen daadwerkelijk op de rotsen en gingen verloren.
De ondergang van de HMS Association (voorgrond) op een gravure uit ca. 1710, getiteld “Sir Cloudesley Shovell in the Association with the Eagle, Rumney and the Firebrand, Lost on the Rocks of Scilly, October 22, 1707”, graveur onbekend (publiek domein)
Het vlaggenschip HMS Association liep rond 20.00 u op de Outer Gilstone Rock, een van de Western Rocks. De HMS St. George, die niet ver achter het vlaggenschip voer, zag de Association in drie à vier minuten ten onder gaan, inclusief de complete bemanning van zo’n 800 man, waaronder admiraal Shovell. Hoewel de St. George ook een aantal rotsen raakte en beschadigd raakte, kon het erger voorkomen. Hetzelfde gold voor HMS Phoenix, dat aan de grond liep tussen Tresco en St. Martin’s, maar het lukte het schip weer los te komen.
HMS Eagle, onder commando van kapitein Robert Hancock stuitte op de Crim Rocks en verging met man en muis. De bemanning werd geschat op zo’n 800 man.
De HMS Eagle (bouwjaar 1677) in betere tijden, olieverfschilderij van Peter Monamy (1681-1749), het schip is hier afgebeeld terwijl het de ankerplaats The Nore bij de monding van de Theems verlaat (privécollectie)
HMS Romney, onder commando van kapitein William Coney, met een bemanning van 290 man, liep op Bishop Rock en ging ten onder, slechts één man, kwartiermeester George Lawrence, kon gered worden.
HMS Firebrand, een brander onder commando van kapitein Francis Perry, raakte Outer Gilstone Rock, net als HMS Association, maar wist drijvende te blijven toen het werd opgelicht door een grote golf. Kapitein Perry slaagde erin het zwaar beschadigde schip langs de zuidzijde van de Western Rocks te manoeuvreren, tussen de eilanden St. Agnes en Annet door, maar strandde alsnog in de Smith Sound, vlakbij Menglow Rock. 28 man verloren hierbij het leven, 12 man konden gered worden.
HMS Royal Anne kon ternauwernood een stranding voorkomen door als de wiedeweerga de topzeilen te hijsen.
The Scilly Naval Disaster, marmeren paneel op het praalgraf vanSir Cloudesley Shovell in de Westminster Abbey te Londen (fotograaf onbekend)
Hoewel het exacte aantal doden niet bekend is, komen we toch zo rond de 2.000 doden uit, als we bovenstaande getallen optellen. Het was zonder meer een van de grootste rampen uit de Britse maritieme geschiedenis.
In de dagen erna spoelden grote aantallen lichamen aan, benevens wrakstukken van de schepen en persoonlijke bezittingen van de zeelui. Het lichaam van admiraal Shovell spoelde op 23 oktober aan bij Porthellick Cove op St. Mary’s, zo’n 11 km van de plek waar HMSAssociation verging.
Praalgraf van Sir Cloudesley Shovell in de Westminster Abbey te Londen (fotograaf onbekend)
In eerste instantie werd hij op St. Mary’s begraven. In opdracht van Koningin Anne werd zijn lichaam later opgegraven, gebalsemd en naar Londen overgebracht, waarna hij op 22 december 1707 bijgezet werd in de Westminster Abbey.
Bij Porthellick Cove is een eenvoudig monument ter nagedachtenis aan Shovell. Veel lichamen spoelden aan op St. Agnes en zij werden dan ook op dit eiland begraven.
Verschillende spullen van de HMS Association werden bij een duikoperatie in 1967 naar boven gehaald, waaronder een kanon (foto: Paul Armiger)
De vlag
Vlag van de Scilly-eilanden(2002-heden)
De Scilly-eilanden, een groep van vijf bewoonde eilanden en ongeveer 140 onbewoonde, vormen een eigen district binnen het ceremoniële graafschap Cornwall. Men zou verwachten dat deze bekende eilandengroep al heel lang een eigen vlag zou voeren, maar dat is niet het geval.
De vlag van de Scilly-eilanden kwam er na een oproep in januari 2002 door de lokale krant Scilly News. Het publiek werd gevraagd vlagontwerpen in te sturen, wat uiteindelijk na drie stemrondes en 400 stemmen in februari een winnaar opleverde: de huidige vlag van de Scilly-eilanden, die onmiddellijk de bijnaam de Scillonian Cross Flag kreeg.
De vlag wordt door een wit liggend kruis in vieren verdeeld, waarbij de bovenste vlakken oranje en de onderste blauw zijn. In het oranje vlak aan het uitwaaiende gedeelte zijn vijf witte pentagrammen (vijfpuntige sterren) geplaatst, één grote en vier kleinere.
De eilanden Gugh (voorgrond) en St. Agnes, die via een landengte (een zogenaamde tombolo) met elkaar zijn verbonden (publiek domein)
The Scilly News legde de symbolische waarden uit: het witte kruis staat voor de Keltische geschiedenis van de eilanden en het nog altijd zichtbare erfgoed in de archipel. De vijf pentagrammen staan voor de vijf bewoonde eilanden die op dezelfde posities ten opzichte van elkaar zijn geplaatst. De pentagrammen hebben verschillende groottes, net als de eilanden die ze symboliseren. Deze vijf bewoonde eilanden zijn van groot naar klein: St. Mary’s, Tresco, St. Martin’s, St. Agnes en Gugh (die als één eiland worden beschouwd) en Bryher.
De kleur wit werd gekozen “als sterke en symbolische kleur” en tevens omdat het staat voor “zuiverheid en onschuld”. De kleur oranje symboliseert de zonsondergangen, waar de Scilly-eilanden beroemd om zijn. Blauw tenslotte representeert de oceaan die de eilanden omspoelt.
Het vlagontwerp werd vervolgens voorgelegd aan Graham Bartram, de belangrijkste vexilloloog (vlaggenkundige) van het Britse Flag Institute, die het goedkeurde.
De Seychellen bestaan uit 115 eilanden en vormen tezamen een archipel, maar tevens een eilandstaat, ten oosten van Afrika gelegen. Minder dan eenderde van de eilanden is bewoond door ruim 100.000 inwoners, waarvan 90% op het hoofdeiland Mahé, daarvan 30% in de hoofdstad Victoria. Toerisme is de belangrijkste inkomstenbron.
Strand van Anse Source d’Argent op het eiland La Digue (foto: Tobias Alt, 2008 / publiek domein)
In de Seychellen wordt zowel Engels als Frans gesproken, maar ook het op het Frans gebaseerde Seychellencreools (ook bekend onder de namen Kreol en Seselwa). De Seychellen vieren vandaag 49 jaar onafhankelijkheid.
De Seychellen werden ‘ontdekt’ door de 4e Portugese India Armada onder bevel van zeevaarder Vasco da Gama op 15 maart 1503. Het was de chroniqueur/klerk Thomé Lopes aan boord van de Rui Mendes de Brito die de archipel voor het eerst in het vizier kreeg.
De 4e Portugese India Armada (1502-1503) onder bevel van Vasco da Gama, afgebeeld in het Livro de Lisuarte de Abreu (Collectie Morgan Museum, New York)
De Portugezen landden er niet, maar brachten wel zeven eilanden in kaart en noemden ze As Sete Irmãs(De Zeven Zusters).
Op een uitsnede van een Spaanstalige kaart zien we ‘De zeven zusters’ (‘As Sete Irmãs’) afgebeeld als ‘Las Siete Hermanas’ (publiek domein)
Veel belangstelling voor de eilanden was er kennelijk niet, want het duurde tot januari 1609 tot de eilanden voor het eerst bezocht werden door de opvarenden van het Britse schip Ascension onder bevel van kapitein Alexander Sharpeigh, tijdens de vierde reis van handelsmaatschappij de East India Company. Maar ook de Britten lieten de toen nog onbewoonde eilanden verder met rust.
Links: Bertrand-François Mahé de la Bourdonnais (1699-1753), olieverfschilderij door Antoine Graincourt (1748-1823) (Collectie Musée de la Compagnie des Indes, Port Louis) / Rechts: Herinneringsbord bij Baie Lazare (op het eiland Mahé), waar kapitein Lazare Picault (±1700-1748) voor het eerst aan land ging (fotograaf onbekend)
Uiteindelijk was het de strategische ligging van de archipel ten opzichte van India die de Fransen deed inzien dat dit gebied interessant kon zijn. In 1735 werd op er op Île de France (het tegenwoordige Mauritius) een Franse gouverneur aangesteld: Bertrand-François Mahé de La Bourdonnais. Als officier van de marine was het tevens zijn taak de zeeroute naar India veilig te stellen. In 1742 stuurde hij een expeditie op pad onder commando van Lazare Picault om de archipel, die we nu onder de naam Seychellen kennen, in kaart te brengen. Tijdens deze tocht werd op 21 november 1742 het huidige hoofdeiland Mahé ontdekt (dat dus vernoemd werd naar Picault’s opdrachtgever). De archipel als geheel werd vernoemd naar Jean Moreau de Séchelles, een Frans topambtenaar en politicus.
Luchtopname van Mahé (fotograaf onbekend)
In 1770, kreeg de Franse reder Henri Charles François Brayer du Barre toestemming van de autoriteiten in Île de France om een post op de archipel op te zetten. Het was op maandag 27 augustus 1770 dat het schip de Thélémaque onder bevel van kapitein Leblanc Lécore en zijn tweede kapitein Faucin de Courcelle, 28 personen op het eiland Sainte Anne zette: vijftien blanke mannen, zeven zwarte slaven uit Afrika, vijf Indiërs (eveneens slaven) en een zwarte slavin om daar een gemeenschap te starten. In de jaren daarna werden er grote aantallen creoolse slaven vanuit Île de France (Mauritius) naar de archipel gestuurd: de voorouders van de huidige bevolking.
Postzegelblokje uit 2020 van ieder 12 roepies waarop de landing van de eerste kolonisten op Sainte Anne in 1770 is afgebeeld (Seychelles Postal Services)
Tijdens de Eerste Coalitieoorlog (1792-1797), een militair conflict tussen het revolutionaire Frankrijk en een bondgenootschap van Oostenrijk, Pruisen, De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Groot-Brittannië, Spanje, Portugal, Napels-Sicilië en Piëmont-Sardinië, waren er aan de lopende band conflicten tussen de verschillende partijen. In Frankrijk zelf ging de monarchie ten onder en deed de republiek zijn intrede. Ook buiten Europa zelf leidde dat tot botsingen, zoals in de verschillende koloniale rijken.
Links: Jean-Baptiste Quéau de Quincy (1748-1827), door een onbekende schilder (publiek domein) / Rechts: Liberated Slave Monument van Egbert Marday (1953) uit 2021 bij de Mission Lodge van Sans Souci: het toont twee bevrijde schoolkinderen met hun onderwijzer (fotograaf onbekend)
Op 16 mei 1794 arriveerde het Britse fregat Orpheus onder bevel van kapitein Henry Newcome bij Mahé, gevolgd door de Centurion en de Resistance. Zonder strijd te leveren gaf de Franse kolonie, o.l.v. Jean-Baptiste Quéau de Quincy, zich over aan de Britten. Hoewel nu Brits, bleef het hele Franse systeem in stand, zelfs Quéau de Quincy bleef op Mahé in de rol van vredesrechter. Slavernij werd afgeschaft in 1835. De kolonie werd eerst vanuit Mauritius bestuurd, maar in 1903 werd de archipel een aparte kroonkolonie.
Een ansichtkaart van Port Victoria (tegenwoordig Victoria) op het eiland Mahé uit 1903, het jaar dat de Seychellen een kroonkolonie werden, de postzegel toont het portret van koning Edward VII (publiek domein)
Na de Tweede Wereldoorlog begon de opmaat naar onafhankelijkheid. In 1948 werd de Vakbond voor Belastingbetalers en Producenten opgericht. Twee politieke partijen kwamen uit deze vakbond voort: de Seychelles Democratic Party (SDP) en de Seychelles People’s United Party(SPUP). Beide partijen streefden naar onafhankelijkheid, bij de verkiezingen van 1974 was het zelfs een speerpunt. Dit leidde tot onderhandelingen met de Britse autoriteiten. Het resulteerde in zelfbestuur in 1975 en één jaar later tot volledige onafhankelijkheid. Op 29 juni 1976 werden de Seychellen een republiek binnen het Gemenebest.
Onafhankelijkheidsdag 1976: President James Mancham en premier France-Albert René zij aan zij, één jaar later zou René een coup plegen en zelf president worden (fotograaf onbekend)
James Mancham van de pro-Britse SDP werd president en France-Albert René van de sociaaldemocratische SPUP werd premier. Eén jaar later, op 4 en 5 juni 1977, werd er een coup gepleegd door zes aanhangers van premier René, waarna president Mancham (die op dat moment in het buitenland bij een conferentie was), naar het Verenigd Koninkrijk vluchtte.
Links: James Mancham (1939-2017), eerste president van de Seychellen (foto uit 2014, Seychelles News Agency / publiek domein) / Rechts: France-Albert René (1935-2019), eerste premier en tweede president van de Seychellen (foto van Joe Laurence uit 2014, Seychelles News Agency / publiek domein)
France-Albert René volgde hem op als president. De SPUP werd in 1978 met enkele kleine partijen omgevormd tot het Front Progressiste du Peuple Seychellois (FPPS) en werd de enige toegestane partij van de archipel. Hoewel autoritair, was het bewind van president René zeker geen dictatuur en ging de levensstandaard van de inwoners vooruit. Vanaf 1991 werd het éénpartijstelsel weer afgeschaft en keerde de SDP terug, net als ex-president Mancham.
Links: James Alix Michel (1944), derde president van de Seychellen (foto van Amanda Lucidon uit 2014, White House / publiek domein) / Midden: Danny Faure (1962), vierde president van de Seychellen (foto uit 2018, State House Seychelles / publiek domein) / Rechts: Wavel Ramkalawan (1961), vijfde en huidige president van de Seychellen (foto uit 2020, State House Seychelles / publiek domein)
De sociaaldemocratische René trad af in april 2004, partijgenoot James Alix Michel volgde hem op. Een andere partijgenoot, Danny Faure, volgde in 2016. In 2020 echter slaagde de oppositie er voor het eerst in de sociaaldemocraten te verslaan, waarna priester Wavel Ramkalawan de vijfde president van de Seychellen werd.
Viering
Onafhankelijkheidsdag wordt in de hoofdstad Victoria altijd gevierd met een populaire parade, die altijd veel bekijks trekt. Het begint heel officieel met militairen, de president, buitenlandse staatshoofden en het volkslied, maar daarna komen afvaardigingen van eilanden, dorpen, scholen, verenigingen met soms praalwagens aan toe, al met al een vrolijke boel!
Onder het verhaal van de vlag enkele screenshots van de parade van 2023
De vlag
Vlag van de Seychellen (1996-heden)
De vlag van de Seychellen werd ingevoerd op 8 januari 1996, is zeer herkenbaar en zal niet snel verward worden met een andere.
Vanuit één punt van de onderkant van de broeking (mastzijde) divergeren vijf banen in de kleuren donkerblauw, geel, rood, wit en groen. Hoewel de Seychellen pas sinds 1976 onafhankelijk zijn, is dit inmiddels de derde vlag van het land. Met de terugkeer van de democratie in de jaren negentig was het nodig om de tweede vlag, die gebaseerd was op de partijvlag van de SPUP, te vervangen.
Philip Uzice(1968), ontwerper van de vlag van de Seychellen (fotograaf onbekend)
Ontwerper van de vlag is Philip Uzice, die de kleuren van de twee belangrijkste politieke partijen bij elkaar bracht: het rood-wit-groen-geel van de SPUP en het blauw-wit van de SDP.
Volgens Uzice staan de verschillende kleuren voor de lucht en de zee (blauw), de zon die licht en leven geeft (geel), vooruitgang (rood), vrede en harmonie (wit) en het land en de natuurlijke omgeving (groen).
Eerdere vlaggen van de onafhankelijke Seychellen
Zoals gezegd gingen sinds de onafhankelijkheid twee vlaggen de huidige voor. Nummer één zien we hieronder:
Vlag van de Seychellen (1976-1977)
Deze vlag bestaat uit een wit andreaskruis, waarbij de twee driehoeken aan de broeking (mastzijde) en aan de vlucht rood zijn, terwijl de overige twee driehoeken blauw zijn. De kleuren zijn afkomstig van de politieke partijen SDP (blauw en wit), de SPUP (rood en wit) en tevens van de blauw-wit-rode vlaggen van de voormalige kolonisators Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Na de coup van 1977 werd de vlag vervangen door de hieronder afgebeelde:
Vlag van de Seychellen (1977-1996)
De tweede vlag was horizontaal verdeeld in een rood en groen vlak, van elkaar gescheiden door een golvende balk in wit. Het rode vlak was een keer zo breed als het groene. Ook deze vlag was. weer gebaseerd op de kleuren van een politieke partij, in dit geval de socialistische SPUP, die het nu alleen voor het zeggen had. Hoeveel de vlag op die van de partijvlag leek zien we hieronder:
De partijvlag van de Seychelles People’s United Party (SPUP)
Het enige verschil is de gele zon die gedeeltelijk boven die golvende baan is afgebeeld. De partij veranderde overigens driemaal van naam: in 1978 werd het met enkele kleine partijen omgevormd tot het Front Progressiste du Peuple Seychellois (FPPS), in 2009 werd het People’s Party (PP) en in november 2018 United Seychelles (US), de naam die nu in gebruik is.
De koloniale vlaggen
In de tijd als kroonkolonie hadden de Seychellen twee vlaggen: de eerste in 1903 en de tweede in 1961. Beide waren zogenaamde Britse blue ensigns(blauwe vaandels), met de Britse Union Flag of Union Jack in het kanton en een badge op het uitwaaiende gedeelte.
Eerste vlag van de Seychellen als kroonkolonie (1903-1961)
De vlag uit 1903 zien we hierboven, de badge werd ontworpen door generaal-majoor Charles George Gordon. Prominent zien we een van de zes palmboomsoorten die alleen op de Seychellen voorkomen: de coco de mer (creools: koko-d-mer)(Lodoicea maldivica), alsmede een seychellenreuzenschildpad (Aldabrachelys gigentea). Het Latijnse motto op een witte banderol onderin luidt Finis coronat opus (Het einde bekroont het werk).
Links: Charles George Gordon (1833-1885) (foto: Geruzet Frères, Collectie Harvard Art Museum / publiek domein) / Rechts: Seychellenreuzenschildpad (Aldabrachelys gigentea) (Yotcmdr / publiek domein)
Gordon was eind 19e eeuw gestationeerd op Mauritius, waarvandaan de Seychellen bestuurd werden. Hij was een groot voorstander van het ‘loskoppelen’ van de archipel als een separate kroonkolonie, hij was zeer onder de indruk van het natuurschoon van de eilanden. Interessant is dat hij reeds in 1881 een voorschot nam op die aparte status door een vlag voor de Seychellen te ontwerpen die, zoals we nu weten, nooit is ingevoerd. Hieronder zien we deze handgetekende vlag.
Ontwerp van uit augustus 1881 Charles George Gordon voor een vlag van de Seychellen: een Britse Union Jack of Union Flag met daaroverheen in een grote cirkel (een mega-badge?) een reuzenschildpad, een coco de mer waaromheen een slang kronkelt en het Latijnse motto Festina lente (Haast U langzaam) (blogs.kcl.ac.uk)
Het vlagontwerp van Gordon uit 1903 werd echter wél ingevoerd en ging uiteindelijk 58 jaar mee. In 1961 werd de vlag geüpdatet met een ovalen badge ontworpen door de Canadese Patricia McEwen en die zien we hieronder:
Tweede vlag van de Seychellen als kroonkolonie (1961-1976)
De badge is gevat in een sierrand met bovenaan de naam van de kroonkolonie en onderin het gehandhaafde motto Finis coronat opus. De reuzenschildpad kreeg een prominentere plek, daarachter een coco de mer. Curieus genoeg lijken die twee elementen toevalligerwijs veel op het nooit uitgevoerde ontwerp van Charles George Gordon uit 1881. Nieuw echter waren een vissersboot en een hoog uit de oceaan oprijzend eiland.
Coco de mer-palmbomen (fotograaf onbekend)
Screenshots van de Independence Day Parade 2023
Het centrum van Victoria tijdens Independence Day 2023 met nog net zichtbaar de witte punten van het Bicentennial Monument uit 1978 op de rotonde, onder de vlag is Independence Avenue, waar de parade altijd plaatsvindtMilitairen staan aangetreden naast een heel nest van Seychellen-vlaggetjesPresident Wavel Ramkalawan tijdens het spelen van het volkslied “Koste Seselwa” (“Komt allen samen Seychellers”)De militaire parade……wordt gevolgd door burgers in vele uitdossingen……en soms ook in één en dezelfde outfitEen delegatie van het eiland La Digue met als motto “Avançons lentement mais sûrement” (“Laten ons langzaam maar zeker vooruitgaan”)Delegatie uit Mont Buxton, een district van hoofdstad VictoriaNog meer vlaggen!
Beelden van de SBC (Seychelles Broadcasting Corporation)
Daar namen als Engeland, Verenigd Koninkrijk, Britse Eilanden en Groot-Brittannië heel vaak door elkaar gebruikt worden, is het wellicht een goed idee te beginnen met het ontwarren van al die geografische namen, ook al zullen ze tot in lengte der dagen ongetwijfeld door elkaar gebruikt blijven worden. Er gaat niets boven een duidelijke afbeelding in dit geval en die zien we hieronder.
Als we met het plaatje rechtsonder beginnen: daar zien we alles blauw gekleurd, de twee eilanden samen worden de Britse Eilanden (British Isles) genoemd. Linksboven zien we het grootste eiland blauw gekleurd: de naam van dit eiland is Groot-Brittannië (en bestaat dus uit Engeland, Schotland en Wales). Rechtsboven zien we het Verenigd Koninkrijk in blauw, waartoe dus Noord-Ierland behoort en het gehele eiland Groot-Brittannië. Linksonder tenslotte is het eiland Ierland, dat bestaat uit de Ierse Republiek en Noord-Ierland (dat tot het Verenigd Koninkrijk behoort).
Engeland beslaat met 62% landoppervlak het grootste deel van het eiland Groot-Brittannië.
Sint Jorisdag
Sint-Jorisdag is de feestdag van Sint-Joris, gevierd door christelijke kerken, landen, regio’s en steden waarvan hij de beschermheilige is, waaronder (naast Engeland) Albanië, Bulgarije, Ethiopië, Griekenland, Georgië, Portugal, Roemenië, Syrië, Palestina, Libanon, Castilië en León, Catalonië, Alcoy, Aragón, Genua en Rio de Janeiro. Sint-Joris heeft alles met de vlag van Engeland te maken, zoals we verderop zullen zien.
Op verschillende plaatsen in Engeland wordt Saint George’s Day gevierd met re-enactments van toernooien, zoals hier in Temworth, Staffordshire in 2024, waarbij de kleuren en de vlag van Sint-Joris niet ontbreken (fotograaf onbekend)
Sint-Jorisdag wordt gevierd op 23 april, de traditioneel aanvaarde datum van de dood van de heilige tijdens de ‘Diocletianus-vervolgingen’. Voor zover na te gaan lijkt Sint-Jorisdag in ieder geval sinds het begin van de 15e eeuw algemeen te zijn geworden In Engeland wordt het sinds die tijd gevierd, hoewel het geen officiële feestdag is. Recentelijk zijn er wel pogingen ondernomen om er een ‘public holiday’ van te maken, zo was het tijdens de algemene verkiezingen van 2017 en 2019 een van de campagnepunten van Labour.
Jorisvan Cappadocië
Zoals bij wel meer heiligen uit de vroegste periode is er maar weinig zeker over Sint-Joris en er zijn ook theorieën die er vanuit gaan dat Joris nooit bestaan heeft. De theorieën die er vanuit gaan dat hij wel degelijk bestaan heeft, houden het erop dat hij in de tweede helft van de 2e eeuw in Cappadocië (Griekenland) werd geboren en soldaat geweest zou zijn in het Romeinse leger. Hij zou gediend hebben bij de pretoriaanse garde, een speciale militaire eenheid gevormd door de Romeinse militaire elite die de keizerlijke lijfwacht vormde.
Vanwege het niet willen afzweren van zijn christelijke geloof zou Joris door Keizer Diocletianus ter dood zijn veroordeeld op 23 april 303. Joris was toen in Palestina, in de stad Lod (Lydda). Of dit echter ook daadwerkelijk gebeurd is weten we niet. Wat wél vaststaat is dat de keizer in 303 een edict uitvaardigde voor christenvervolgingen. Deze bloedige jacht op christenen duurde in het westen van het Romeinse Rijk tot 306 en in het oosten tot 313. In dat jaar proclameerde Keizer Costantijn de Grote het Edict van Milaan, waarbij godsdienstvrijheid werd ingevoerd.
17e eeuws marmeren borstbeeld van Diocletianus (244-311), Romeins keizer van 22 december 244 tot 3 december 311) (Collectie Château de Vaux-le-Vicomte, Frankrijk / publiek domein)
Dit niet willen afzweren van zijn christelijke geloof leidde in de 4e of 5e eeuw tot verering van Joris als christelijk martelaar, waarbij de verhalen rondom de persoon van Joris van Cappadocië steeds verder werden verfraaid en aangedikt.
Sint-Joris en de draak
Het bekendste verhaal over Joris is zonder enige twijfel dat over zijn overwinning op een draak, dat we gezien het feit dat draken niet bestaan zonder meer naar het rijk der fabelen kunnen verwijzen. Volgens het verhaal had deze draak het voorzien op het vee en de bezittingen van dorpelingen uit Cappadocië. Toen die na verloop van tijd niet meer voorhanden waren, eiste de draak dagelijks een menselijke offer.
‘Sint-Joris en de draak‘, schilderij van Vittore Carpaccio (1456-1526)(Collectie Scuola di San Giorgio degli Schiavoni, Venetië / publiek domein)
Op een dag werd prinses Sabra van het gebied gekozen als het volgende mensenoffer. Terwijl ze naar de drakengrot liep, zag Sint-Joris haar en vroeg haar waarom ze huilde. De prinses vertelde de heilige over de wreedheden van de draak en vroeg hem onmiddellijk te vluchten, uit angst dat hij ook gedood zou worden. Maar de heilige weigerde te vluchten, doodde de draak en redde de prinses.
Links: ‘Saint Georges terassant le dragon’, 14e eeuwse miniatuur uit het ‘Livre d’heures’, met een wel heel klein draakje (Collectie British Library / publiek domein) / Rechts: Sint-Joris op het wapen van de oblast Kiev, Oekraïne
En hoewel het verhaal zich oorspronkelijk voor het eerst afspeelde in Griekenland in de vroegste bronnen van de 11e en 12e eeuw, speelt het in de 13e-eeuwse Legenda aurea (een middeleeuwse verzameling over heiligenlevens) zich af in Libië.
‘San Giorgio e il drago‘, circa 1430/35 door Paolo Uccello (1397-1475), let op Joris’ kleuren: een rood kruis op een wit veld (Collectie Musée Jacquemart-André, Parijs / publiek domein)
Vanaf de 13e eeuw werd het verhaal over het verslaan van de draak door Sint-Joris een ‘hit’ zou je kunnen zeggen, want het heeft alle eeuwen overleefd, tot op de dag van vandaag.
De vlag
Vlag van Engeland (circa 1190-heden)
Hoewel de exacte herkomst. van de Engelse vlag -een rood kruis op een wit veld- niet te achterhalen is, staat wel vast dat dit een van de oudste nationale vlaggen is. De vlag zou zijn oorsprong kunnen vinden in de kruistochten naar het Heilige Land tussen 1095 en 1291, waarbij het doel was Jeruzalem en omgeving ge bevrijden van de islamitische overheersing, in opdracht van de Katholieke Kerk in samenwerking met wereldlijke Europese vorsten.
Vlaggen met symbolen van heiligen kwamen tijdens de kruistochten veel voor, waarvan de bekendste die van Edmond, Eduard de Belijder en Joris van Cappadocië (Sint-Joris) waren. De vlag van Sint-Joris, wit met een rood kruis, kwam als populairste uit de bus rollen bij gewone soldaten. In 1190 kwamen witte vlaggen met een rood kruis naar het schijnt voor bij Engelse schepen die de Middellandse Zee binnenvoeren om te profiteren van de bescherming van de Genuese vloot. De toenmalige Republiek Genua voerde een dergelijke vlag al eerder, wellicht al in 1113 (tegenwoordig de stadsvlag van Genua). De Engelse koning betaalde de doge van Genua jaarlijks voor dit voorrecht.
De vlag van de Republiek Genua, gepubliceerd in ‘Bandiere usate in mare da diverse nazioni sopra i legni da guerra e mercantili’, een Napolitaans handschrift uit 1667 (Collectie John Carter Brown Library, Providence, Rhode Isand / publiek domein)
Er zijn voldoende aanwijzingen uit 1249 en 1277 om aan te nemen dat in Engeland het rode kruis met witte ondergrond op schilden en vlaggen voorkwam, maar het werd pas ‘officieel’, zou je kunnen zeggen, bij het stichten van de Orde van de Kousenband (The Most Noble Order of the Garter) door Koning Eduard III in 1348, waarbij Sint-Joris de patroon van de orde werd. Het wapen van de orde is een schild in wit met rood kruis, met daaromheen de kousenband met het devies van de orde Honi soit qui mal y pense (Schande over hem die er kwaad van denkt).
Koning Eduard III (1312-1377), stichter van de Orde van de Kousenband: we zien hem hier afgebeeld met de badge van de orde op zijn blauwe mantel, miniatuur uit circa 1430-1440 uit het ‘Bruges Garter Book’ door William Bruges (1375-1450) (Collectie British Library, Stowe 594 ff. 7v / publiek domein)
De positie van het rode kruis op witte ondergrond werd nog verstevigd tijdens de overwinning van de Engelsen op de Fransen in de Slag bij Azincourt in 1415, tijdens de Honderdjarige Oorlog, onder aanvoering van Koning Hendrik V, met (volgens Shakespeare) het aanroepen van Sint-Joris. De koning bepaalde dat soldaten voortaan een Sint-Joris-armband dienden te dragen, zodat er geen verwarring op het slagveld kon ontstaan. Hij voegde daaraan toe: “…dat geen van onze tegenstanders dit teken van Sint-Joris mag dragen […] op straffe des doods”.
Illustratie uit circa 1470 uit Jean Froissart’s “Chronicles” waarop priester John Ball centraal is afgebeeld, aan weerszijden zien we soldaten met zowel de koninklijke banieren van Koning Hendrik IV als de Sint-Jorisvlag (Collectie British Library manuscript “Royal 18 E. I f.165v” / publiek domein)
De Sint-Jorisvlag werd daarna algemeen op Engelse schepen in combinatie met de koninklijke banieren.
Union of the Crowns
In 1603 werden de de koninkrijken Engeland en Schotland onder één kroon verenigd onder de Schotse Koning James VI, die in Engeland regeerde onder de naam James I. Door deze unificatie, de Union of the Crowns, werden de de Sint-Jorisvlag van Engeland en en de Sint-Andreasvlag (St. Andrew’s Cross) van Schotland (een blauw veld met een wit schuinkruis) gecombineerd tot één vlag, de Union Flag.
Union Flag: de samenkomst van de vlaggen van Engeland en Schotland (1606-1707), vanaf 1707 tot 1801 onder de naam Kingdom of Great Britain
De laatste verandering die deze vlag onderging was in 1801, toen Ierland een onderdeel van het Engels/Schotse koninkrijk werd. Het Ierse rode schuinkruis op een witte ondergrond (St. Patrick’s Saltire) werd gecombineerd met de Union Flag van 1606, zodat de Union Flag of Union Jack, zoals we haar nu nog kennen het licht zag.
De Britse Union Flag of Union Jack (1801-heden)
Het grootste deel van Ierland werd vanaf 1921 onafhankelijk, maar Noord-Ierland bleef Brits, waardoor het Ierse schuinkruis in de vlag bleef.
De vlag nu
Hoewel vanaf 1606 de nationale vlag dus gecombineerd werd met eerst Schotland en vanaf 1801 met Ierland (Wales werd als onderdeel van Engeland beschouwd en werd dus niet vertegenwoordigd op de vlag), bleef de vlag van Engeland in eerste instantie op zee nog gecombineerd worden met de Union Flag, tot halverwege de 17e eeuw. Uiteraard bleef de vlag in Engeland zelf altijd wat ze was: de vlag van het land Engeland.
Engelse fans tijdens een cricket-wedstrijd (fotograaf onbekend)
Meer en meer identificeerden Engelsen zich echter met de nationale vlag van het Verenigd Koninkrijk en dat is eigenlijk heden ten dage nog steeds zo, met één grote uitzondering: de sportwereld. De vlag maakte uiteindelijk een glorieuze ‘comeback’ bij landenteams voor rugby, voetbal en cricket.
Kirby Estate in de Londense wijk Bermondsey staat erom bekend tijdens belangrijke voetbalwedstrijden van het nationale team voluit te gaan qua versiering (screenshot)
Ook op een dag als vandaag zou nationaal in Engeland de rood-witte vlag kunnen wapperen, maar wellicht is dat voor nu nog even toekomstmuziek.
De tweede vlag van vandaag is een koninklijke standaard en wel een historische. Vandaag is het 336 jaar geleden dat stadhouder Willem III en zijn vrouw, de Engelse prinses Mary Stuart, tot koning en koningin van Engeland, Ierland en Schotland werden gekroond, waarmee Willem een dubbelfunctie kreeg, naast koning over de Britse Eilanden, bleef hij ook stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Koning-Stadhouder Willem III, portret door Jan-Hendrik Brandon (1660-1714) naar het voorbeeld van Sir Godfrey Kneller (1646-1723) (Collectie Landgoed Fraeylemaborg, Slochteren)
De levensloop van Prins Willem III uit het Huis van Oranje-Nassau was op z’n zachtst gezegd bijzonder. Hoe een stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden het tot koning van Engeland, Ierland en Schotland schopte.
Sinds zijn voorvader Prins Willem van Oranje (Willem de Zwijger) was het stadhouderschap in de Republiek in de belangrijkste gewesten Holland, Zeeland en Utrecht, steeds uitgeoefend door een prins uit het Huis van Oranje-Nassau, hoewel de positie niet erfelijk was en er dus een benoeming voor nodig was, iets waar de gewesten zelf over gingen.
Huwelijksportret uit 1641 van Willem II, Prins van Oranje en Mary Stuart, Princess Royal, door Anthony van Dyck (1599-1641), het was een politiek huwelijk, gesloten op 2 mei 1641 in de Chapel Royal van Whitehall Palace in Londen, zij was 9 jaar, hij 15 jaar oud (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
De geboorte van erfprins Willem Hendrik van Oranje in Den Haag op 14 november 1650 vond plaats acht dagen na het overlijden (aan de pokken) van zijn 24-jarige vader, stadhouder Willem II. Zijn moeder was Mary Stuart, dochter van de Engelse koning Charles I van Engeland, Schotland en Ierland. Ze was de eerste Engelse prinses die de titel van Princess Royal voerde.
Eerste Stadhouderloze Tijdperk
Door het plotselinge wegvallen van Willem II werd door de regentenpartij onder leiding van Cornelis de Graeff en Andries Bicker van de gelegenheid gebruik gemaakt om het Eerste StadhouderlozeTijdperk (1650-1672) uit te roepen. Gedurende deze periode waarin Prins Willem opgroeide was Johan de Witt (vanaf 1652) raadspensionaris van het belangrijkste gewest Holland en daarmee de machtigste politicus in de Republiek.
Willem III op jeugdige leeftijd, portret uit circa 1662, hoofd door Jan Vermeer van Utrecht (1630-±1696), guirlandes door Jan Davidsz. de Heem (1606-1683/84) (Collectie Musée des Beaux Arts, Lyon)
Op 5 augustus 1667 werd de bijna 17-jarige prins middels het EeuwigEdict aan de kant geschoven door de Staten van Holland. Met het edict werd het stadhouderschap afgeschaft, waardoor de Staten die functie(s) zelf konden uitvoeren. Holland verzocht de andere zes, grotendeels zelfstandige gewesten om het stadhouderschap onverenigbaar te laten verklaren met het kapitein-generaalschap (de titel van militair bevelhebber in de Republiek). Vanuit de Staten van Holland was dit een zet die de Oranjepartij, die Willem aan de macht wilde brengen, de pas afsneed.
De andere zes gewesten (Zeeland, Utrecht, Friesland, Gelderland, Stad en Lande (Groningen) en Overijssel) zouden op 31 mei 1670 met de Akte van Harmonie de algemene strekking van het Eeuwig Edict onderschrijven. Uiteindelijk schaften Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel het stadhouderschap helemaal af. Een militaire loopbaan lag dus wel voor Willem open.
Mezzotint van een nog vrij jonge Willem III door Jacob de Later (±1680-1728) (Collectie Boijmans van Beuningen, Rotterdam)
Geheim verdrag
Voordat het zover was, wezen de Staten van Zeeland in 1668 Willem aan als eerste edele, een belangrijke politieke benoeming, waarmee hij de voornaamste vertegenwoordiger werd van het na Holland machtigste gewest. In 1670 werd hij lid van de Raad van State, het belangrijkste nationale adviesorgaan, met vol stemrecht.
Links: Charles II (1630-1685), portret uit circa 1680, toegeschreven aam Thomas Hawker (1641-1722) (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: Lodewijk XIV (1638-1715), portret uit circa 1700/1701 door Hyacinthe Rigaud (1659-1743) (Collectie Musée du Louvre, Parijs)
Datzelfde jaar werd er door Willem’s oom, Koning Charles II van Engeland, Schotland en Ierland, een geheim verdrag gesloten met zijn Franse collega, Koning Lodewijk XIV. In dit Verdrag van Dover werd overeengekomen dat Engeland en Frankrijk samen de Republiek omver zouden werpen en Willem als soeverein prins van een Hollandse vazalstaat zouden maken.
Het Rampjaar
Dit leidde uiteindelijk in 1672 tot het zogenaamde Rampjaar, wat sommigen onder ons zich wellicht nog herinneren uit de lessen Vaderlandse Geschiedenis. Het was het jaar waarin de Republiek werd aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen van Münster en Keulen. Het conflict met Engeland werd bekend onder de naam van de DerdeEngels-Nederlandse Oorlog (1672-1674). De Fransen noemden hun oorlog met de Republiek de Hollandse Oorlog (1672-1679).
Het Rampjaar duurde langer dan een jaar, namelijk 17 maanden, een periode waarin banken, scholen, winkels, rechtbanken en schouwburgen werden gesloten. Kunsthandelaren en -schilders gingen failliet als gevolg van deze ernstige crisis. Het zou te ver voeren om dit tijdelijke dieptepunt in de geschiedenis van de Republiek uit te diepen, daarom de korte versie.
Toch stadhouder
Prins Willem werd in februari 1672 benoemd tot kapitein-generaal, toen hij 21 jaar oud was. In eerste instantie waren hij en zijn troepen niet erg succesvol en de Fransen stootten door tot halverwege het land. Deze nationale ramp zorgde die zomer voor een volksoproer, waardoor de Oranjepartij zijn kans schoon zag en de macht greep. Op 4 juli werd Willem tot stadhouder van Holland benoemd, waarna Zeeland op 16 juli volgde. Een verdere Franse opmars werd tot staan gebracht door de overstromingen wegens het inzetten van de Hollandse Waterlinie op 7 juli. Hert volk werd tegen raadspensionaris Johan de Witt opgezet en hij en zijn broer Cornelis werden op 20 augustus door een orangistische burgerwacht gelyncht. Het is niet onmogelijk dat Willem een rol speelde in dit moordcomplot.
De Slag bij Kijkduin, 11 augustus 1673, de laatste zeeslag tijdens de Derde Engels-Nederlandse Oorlog, een werk van Willem van de Velde, de Jonge (1633-1707) uit 1687, centraal zien we de Gouden Leeuw, het vlaggenschip van luitenant-admiraal Cornelis Tromp (Collectie Royal Museums Greenwich)
Voor wat de Engelsen (en Fransen) op zee betreft: die oorlog verliep gunstig voor de Republiek, waarbij admiraal Michiel de Ruyter vier zeeslagen wist te winnen (1672/1673). Twee andere commandanten, Cornelis Tromp en Adriaen Banckert lieten zich ook niet onbetuigd in deze oorlog. Engeland gaf wegens geldgebrek de strijd op en tekende op 19 februari 1674 de Vrede van Westminster.
Het Engelse parlement had inmiddels lucht gekregen van het geheime Verdrag van Dover, wat Charles II met Lodewijk XIV had gesloten. Hieruit bleek dat Charles sympathiseerde met het katholicisme, iets wat in het protestantse (Anglicaanse) Engeland niet goed viel, waardoor er een groeiende oppositie tegen Charles ontstond.
Het Beleg van Bonn door Willem III in 1573, kopergravure van Romeyn de Hooghe (1645-1708) (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
In 1673 boekte Willem succes bij de omsingeling van Bonn, de regeringsstad van de keurvorst van Keulen, met een leger van 12.000 man, waarna deze capituleerde. Dit had tot gevolg dat Frankrijk zich terugtrok, omdat de aanvoerlinies via de Rijn waren afgesneden en Keulen en Münster werden tot vrede gedwongen. Zo kwam er een einde aan het Rampjaar, waarbij de Republiek al zijn grondgebied terug had op Grave en Maastricht na. Hierna werd Willem ook stadhouder van Utrecht en Overijssel.
Huwelijk
In vorstelijke kringen werd er vaak politiek getrouwd en bij Willem was het niet anders. Op 4 november 1677 trad hij in Londen in het huwelijk met zijn nicht Mary Stuart (die dus de zelfde naam had als zijn moeder, daarom wordt ze ook wel Mary Stuart II genoemd). Ze was een Engelse prinses en de dochter van James, de jongere broer van de Engelse koning Charles II, die we al eerder tegenkwamen.
Het huwelijk van Willem III met zijn nichtje Mary Stuart te Londen op een ets getiteld ‘Afbeeldinge van het Houwelyk van syn Hoogheyt den Heere Prince van Oranje met Princes Maria ouste dochter van den Hartogh van Jorck voltrocken op Withal den 14 November 1677, zynde de Geboorte dagh van syn Hoogheydt den Heere Prince van Oranjen’ (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Willem was bijna 27 toen hij trouwde, terwijl Mary nog maar 15 was. Hij was uiterlijk niet een heel aantrekkelijke partij: hij had een lichte bochel en een nogal lang gezicht met een grote kromme neus. Hij was ook astmatisch en nukkig van karakter. Mary was daarentegen een knappe verschijning en zeer levendig. Ze verhuisde van Engeland naar de Republiek en hoewel Mary toegewijd was aan haar man, was hij vaak onvriendelijk tegen haar. Dynastieke belangen waren belangrijk, maar helaas liepen drie zwangerschappen uit op miskramen en één keer op een doodgeboren kind. Desalniettemin bleef het paar getrouwd en in latere jaren ontstond er alsnog een diepe genegenheid tussen de twee.
De Engelse Koning Charles II was kort voor zijn dood in 1685 katholiek geworden en werd na zijn dood opgevolgd door zijn broer James, Willem’s schoonvader dus. Hij was tot onvrede van de Anglicaanse kerk óók katholiek en dat zou hem drie jaar later opbreken. Als Koning James II trachtte hij de absolute monarchie opnieuw in te voeren en daarmee het parlement te verzwakken. Tevens streefde hij naar een versoepeling jegens het katholicisme door godsdienstvrijheid te bepleiten. Het Engelse parlement was hierop tegen.
The Glorious Revolution
Toen James’ tweede vrouw, de eveneens katholieke Koningin Maria van Modena, hem in 1688 een zoon baarde, wat dynastiek van belang was, waren de rapen gaar. James’ protestante tegenstanders vreesden voor een katholieke dynastie. Dit leidde tot een samenzwering, de zogenaamde Glorious Revolution, met het doel James te vervangen door zijn protestantse dochter Mary, de vrouw van stadhouder Willem III.
Links: James II (1633-1701), broer van Charles II, vader van Mary Stuart en schoonvader van Willem III, portret uit circa 1690 door een onbekende schilder (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: Maria van Modena (1658-1718), tweede vrouw van James II, portret uit 1685 door Willem Wissing (1656-1687) (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Zeven Engelse protestantse Lagerhuisleden en kerkleiders onder leiding van Robert Spencer, de tweede graaf van Sunderland, vroegen Willem middels een uitnodigingsbrief om hulp. Willem (en Mary) stemden toe in het plan om James van de troon te stoten. Begin november 1688 vertrok Willem met een grote vloot richting Engeland met een leger van naar schatting 21.000 man, waarvan 14.000 Nederlanders, en 7.000 buitenlandse soldaten (in die tijd niet ongebruikelijk): Engelsen, Schotten, Duitsers, Denen, Fransen, Zweden, Finnen (in berenvellen), Polen, Grieken en Zwitsers.
‘Het Lande van syn K Hoogh in Engelant’, ets van Bastiaen Stoopendal (1637-1707) uit het boek ‘Engelands gods-dienst en vryheid hersteldt’ uit 1689, waarop de landing van Willem en zijn troepen bij Torbay wordt afgebeeld (publiek domein)
De armada van maar liefst 500 schepen vertrok uit Hellevoetsluis en landde in Brixham en Torbay, aan de Engelse zuidkust, tegenover Torquay. Vanaf de kust trok men op richting Londen. Uiteraard was James inmiddels op de hoogte van wat er op hem afkwam en al gauw kwam zijn leger in gevecht met dat van Willem. Hoewel de Engelse troepen in eerste instantie successen boekten, keerde het tij vrij snel, zeker toen protestantse officieren uit James’ leger overliepen naar Willem, waaronder John Churchill, de latere (en eerste) Hertog van Marlborough.
Willem vaardigde een bevel uit aan alle troepen in en rond Londen, om zich terug te trekken, wat de meeste ook deden. Op 11 december probeerde James te vluchten naar Frankrijk. Op zijn vlucht wierp hij het Grootzegel van het Koninkrijk in de Theems. Hij werd opgepakt in Kent voordat hij het land kon verlaten en in Londen onder huisarrest geplaatst. Op 18 december trokken Willem en Mary Londen binnen, waarna de stad maandenlang door Nederlandse troepen werd bezet. Willem liet James vervolgens ontsnappen op 23 december, omdat hij geen martelaar van hem wilde maken. Eenmaal in Frankrijk kreeg hij van Koning Lodewijk XIV een paleis aangeboden en een pensioen.
Koning en Koningin
Op 28 januari 1689 besloot het parlement dat James met zijn vlucht afstand had gedaan van de troon en dat Willem en Mary hem wettig konden opvolgen. Op 13 februari aanvaardden ze beiden de Kronen van Engeland, waarmee ze dus allebei regerend koning en koningin werden. Op 11 april werden ze gekroond in Westminster Abbey, vandaag 334 jaar geleden.
Koningin Mary II en Koning William III afgebeeld als gezamenlijk vorstenpaar, detail van een plafondstuk uit The Painted Hall, Royal Hospital, Greenwich, door Sir James Thornhill (1675-1734) (publiek domein)
Op diezelfde dag stemde het Schotse parlement in met de troonswissel, waarna Willem en Mary op 11 mei ook de Schotse troon aanvaardden. Hoewel Willem in Engeland King William III heette, regeerde hij in Schotland onder de naam King William II (Engeland had twee Wiiliams als koning gehad en Schotland één).
Frontispice uit het boek ‘The new state of England’ van Guy Miège (1644-±1788) met een afbeelding van Willem en Mary als koningskoppel, circa 1691-1693 (publiek domein)
Bill of Rights / Slag bij de Boyne
In december 1689 accepteerde het parlement een van de belangrijkste constitutionele documenten in de Engelse geschiedenis: de Bill of Rights, een wettelijk document dat de basis vormde voor de democratische parlementaire monarchie in het land.
De Bill of Rights wordt aangeboden aan Koning William III en Koningin Mary II, getekend door Samuel Wale (1721-1786), gegraveerd door J. Carey in 1783 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Overigens was er nog steeds heel wat steun voor Willem’s verdreven schoonvader James, vooral in Ierland en Schotland, maar ook in Engeland, zo zeer zelfs dat Willem en Mary zich slechts konden handhaven dankzij de buitenlandse troepen. Dit veranderde op 11 juli 1690, toen Willem opnieuw de strijd aanging met zijn schoonvader, nu in Ierland, in de zogenaamde Slag aan de Boyne. Deze slag werd overtuigend gewonnen door de troepen van Willem en maakte een einde aan de aspiraties van James om zijn troon te heroveren. Hij vluchtte opnieuw naar Frankrijk, waar hij de laatste 11 jaar van zijn leven in het koninklijk paleis van Saint-Germain-en-Laye sleet. Hij overleed op 16 september 1701 aan een hersenbloeding.
‘Battle of the Boyne between James II and William III, 11 June 1690’, ongedateerd olieverfschilderij van Jan van Huchtenburgh (1647-1733) (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Koning/Stadhouder
De nieuwe positie zorgde ervoor dat Willem in feite twee ‘banen’ had: koning van Engeland, Ierland en Schotland en stadhouder in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hoewel Willem en Mary beiden regerend vorst en vorstin van de Britse Eilanden waren, regeerde Willem grotendeels alleen. Als hij echter in de Republiek was als stadhouder, nam Mary de regeringstaak van hem over, als Queen Mary II.
Koningin Mary II (1662-1694), schilderij uit circa 1677-1680 van Peter Lely (1618-1680) (Collectie James Stunt)
Mary
Ze was een kundige staatsvrouw en schrok er niet voor terug haar eigen oom Henry Hyde, de tweede Graaf van Clarendon, te laten arresteren. Hij werd ervan beschuldigd in een complot te zitten om haar vader, ex-Koning James II, terug op de troon te krijgen. In 1692 beschadigde ze haar relatie met haar zuster Anne, toen ze de invloedrijke John Churchill, de Hertog van Marlborough ontsloeg, wiens vrouw Sarah een goede vriendin was van Anne. Ze stierf op 28 december 1694 op slechts 32-jarige leeftijd op Kensington Palace aan de pokken.
Vriendenkring
Hierna stond Willem er dus alleen voor, hoewel hij een kleine club van trouwe vrienden om zich had, waar hij sterk aan gehecht was, waaronder Hans Willem Bentinck en Arnold Joost van Keppel. Het staat niet onomstotelijk vast, maar het lijkt niet onmogelijk dat Willem met sommige van zijn vrienden seksuele relaties onderhield.
Links: Hans Willem Bentinck (1649-1709), eerste Graaf van Portland, portret uit circa 1698/99 door Hyacinthe Rigaud (1698-1743) (Portland Collection, Harley Gallery, Welbeck, Nottinghamshire) / Rechts: Arnold Joost van Keppel (1669-1718), eerste Graaf van Albemarle, portret uit 1701 door Sir Godfrey Kneller (1646-1723) (Collectie National Trust)
Vast staat dat ze doorgaans beloond werden met invloedrijke posities en titels, zo werd Bentinck de eerste Graaf van Portland en Van Keppel de eerste Graaf van Albemarle.
Willem III te paard door een onbekende schilder, circa 1690 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Dood
Op 20 februari 1702 brak Willem zijn sleutelbeen bij Hampton Court Palace, toen zijn paard struikelde over een molshoop. Hij werd overgebracht naar Kensington Palace, waar hij longontsteking kreeg. Hij kreeg hevige koorts en overleed op 8 maart.
Hij werd naast zijn vrouw Mary begraven in de Westminster Abbey in Londen. De graven zijn ongewoon sober: slechts twee tegels in de vloer met hun namen en jaar van overlijden. Willem is daarmee een van de weinige Oranjes die niet zijn begraven in de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft.
Opvolging Engeland, Ierland en Schotland
Omdat Willem en Mary kinderloos waren gebleven, werd hij door zijn 37-jarige schoonzuster Anne opgevolgd. Omdat haar laatste levende kind (William, de Hertog van Gloucester) al in 1700 was overleden, ontstond er opnieuw een toekomstig opvolgingsprobleem. Hierdoor werd door het parlement de Act of Settlement in het leven geroepen, die regelde dat na Anne’s dood het dichtstbijzijnde protestantse familielid, Sophia van de Palts en haar nakomelingen de nieuwe troonopvolgers zouden worden.
Links: Anne (1665-1714), zuster van Mary II en de laatste monarch uit het Huis Stuart, portret uit 1705 door Michael Dahl (1659-1743) (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: George I (1660-1727) eerste koning uit het Huis Hannover, portret uit de Studio van Sir Godfrey Kneller, circa 1714-1725, naar een origineel uit 1714 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Toen Anne in 1714 overleed, werd ze opgevolgd door Sophia’s zoon Georg, die als Koning George I zou regeren, als eerste koning uit het Huis Hannover, waar de huidige Britse koninklijke familie vanaf stamt.
Opvolging Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Ook in de Republiek was er in 1702 geen opvolger voorhanden, waardoor Het Tweede Stadhouderloze Tijdperk ontstond. Omdat de gewesten nog steeds veelal hun eigen zaken regelden, verschilt de tijdsduur van dit tijdperk per gewest. Voor Holland, Zeeland en Utrecht en Overijssel van 1702 tot 1747, voor Gelderland en Drenthe van 1702 tot 1722, voor Groningen (Stad en Lande) van 1711 tot 1718, en voor Friesland van 14 juli tot 1 september 1711.
Erfstadhouder Willem IV (1711-1751), door een onbekende schilder, circa 1750 (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Het tijdperk eindigde met het instellen van het erfelijk stadhouderschap. De eerste stadhouder van een zijlijn (de Friese tak) van de Oranje Nassau’s, was Willem IV. Hij werd (per gewest opnieuw verschillend) de eerste erfstadhouder van de Republiek. Het huidige koningshuis in Nederland stamt van hem af.
De standaard
Koninklijke standaard van Koning Willem III
Om eerst iets te zeggen over de naam van het koninkrijk waar Willem en Mary over regeerden: hoewel ze koning en koningin van Engeland (inclusief Wales), Schotland en Ierland waren, heette het land nog niet het Verenigd Koninkrijk (United Kingdom). Het werd doorgaans aangeduid als het Koninkrijk van Engeland, Ierland en Schotland, maar ook als Koninkrijk van Engeland, Schotland en Ierland.
Het was in 1707, tijdens de regeringsperiode van Koningin Anne (Willem’s opvolgster), dat de Acts of Union werden gesloten. waarbij de parlementen van Engeland en Schotland de vereniging van beide koninkrijken regelden, waardoor de nationale parlementen werden vervangen door een Brits parlement. Vanaf 1707 is de naam van het land Het Koninkrijk Groot-Brittannië, maar ook wel als Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië.
Het Koninkrijk Ierland, viel daar dus niet onder, hoewel het in een personele unie met het nieuw gevormde koninkrijk dezelfde koningen en koninginnen deelde (een situatie die al bestond sinds 1541). Een nieuwe Act of Union uit 1800 (die inging in 1801) zorgde ervoor dat ook Ierland onderdeel werd van het geheel, waarmee het Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanniëen Ierland werd gevormd. De huidige situatie ontstond in 1921 toen Ierland zich afscheidde (minus Noord-Ierland) en een republiek werd.
Huis Stuart
Koninklijke Standaard van het Huis Stuart
Toen Willem III koning van Engeland, Ierland en Schotland werd, werd hem ook een koninklijke standaard verleend. De basis van deze standaard is de banier die we hierboven zien: die van het Huis Stuart (waaruit zijn vrouw Mary dus ook afkomstig was). Het Koninklijk Huis van Stuart volgde het Huis van Tudor op in 1603, toen Koningin Elizabeth I kinderloos overleed en er uitgeweken werd naar de dichtstbijzijnde familiale zijtak. De eerste koning van het Huis Stuart was James I (die in Schotland James VI heette).
Kwartieren
De Stuart-standaard is gevierendeeld. De kwartieren I en III zijn op hun beurt ook weer gevierendeeld en gelijk aan elkaar. Zodoende zien we vier maal drie zogenaamde gaande leeuwen van goud op een rood veld, het symbool van Engeland, ze zijn afkomstig van Willem de Veroveraar (zie ook Normandië). Het andere symbool is de gouden fleur-de-lys op een blauw veld (ook weer vier maal drie), deze staan symbool voor Frankrijk. Dit heeft eveneens met Willem de Veroveraar te maken die in 1066 vanuit Normandië Engeland veroverde. De koningen die na hem kwamen hebben theoretisch altijd een claim behouden op de Franse troon. Die claim werd pas ingetrokken in 1800, waardoor de fleur-de-lys-symbolen van de koninklijke standaarden verdwenen.
Kwartier II is het wapen van Schotland, bestaande uit een klimmende leeuw van keel (rood), met nagels en tong van azuur (blauw), op een veld van goud binnen een dubbelgebloemde en tegengebloemde smalle binnenzoom. Dit wapen stamt uit de 13e eeuw.
Kwartier III is het wapen van Ierland, een gouden harp met zilveren snaren op een blauw veld, door Koning Hendrik VIII (1491-1547) gekozen, maar pas in het koninklijk wapen opgenomen in 1603.
Willem’s versie
Dit is de koninklijke standaard die Willem’s schoonvader James II voerde. Toen Willem hem echter samen met zijn vrouw Mary opvolgde in 1588 moest zijn dynastie ook op de standaard vertegenwoordigd worden. Het toevoegen van een hartschild over het midden van de banier was de simpelste methode en zo geschiedde.
Over de koninklijke standaard van het Huis van Stuart werd Willem’s wapenschild van het Huis van Nassau aangebracht: een naar rechts gewende gouden leeuw met een tong, kroon, en nagels van keel (rood) in een azuur (blauw) veld, dat bezaaid is met blokjes van goud. Daarmee was (en is) deze banier een unicum: het is de enige die de symbolen van Engeland, Schotland, Ierland, Frankrijk en Nederland combineert.
De tweede vlag van vandaag is een koninklijke standaard en wel een historische. Vandaag is het 323 jaar geleden dat Koning-Stadhouder Willem III overleed.
Koning-Stadhouder Willem III, portret door Jan-Hendrik Brandon (1660-1714) naar het voorbeeld van Sir Godfrey Kneller (1646-1723) (Collectie Landgoed Fraeylemaborg, Slochteren)
De levensloop van Prins Willem III uit het Huis van Oranje-Nassau was op z’n zachtst gezegd bijzonder. Hoe een stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden het tot koning van Engeland, Ierland en Schotland schopte.
Sinds zijn voorvader Prins Willem van Oranje (Willem de Zwijger) was het stadhouderschap in de Republiek in de belangrijkste gewesten Holland, Zeeland en Utrecht, steeds uitgeoefend door een prins uit het Huis van Oranje-Nassau, hoewel de positie niet erfelijk was en er dus een benoeming voor nodig was, iets waar de gewesten zelf over gingen.
Huwelijksportret uit 1641 van Willem II, Prins van Oranje en Mary Stuart, Princess Royal, door Anthony van Dyck (1599-1641), het was een politiek huwelijk, gesloten op 2 mei 1641 in de Chapel Royal van Whitehall Palace in Londen, zij was 9 jaar, hij 15 jaar oud (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
De geboorte van erfprins Willem Hendrik van Oranje in Den Haag op 14 november 1650 vond plaats acht dagen na het overlijden (aan de pokken) van zijn 24-jarige vader, stadhouder Willem II. Zijn moeder was Mary Stuart, dochter van de Engelse koning Charles I van Engeland, Schotland en Ierland. Ze was de eerste Engelse prinses die de titel van Princess Royal voerde.
Eerste Stadhouderloze Tijdperk
Door het plotselinge wegvallen van Willem II werd door de regentenpartij onder leiding van Cornelis de Graeff en Andries Bicker van de gelegenheid gebruik gemaakt om het Eerste StadhouderlozeTijdperk (1650-1672) uit te roepen. Gedurende deze periode waarin Prins Willem opgroeide was Johan de Witt (vanaf 1652) raadspensionaris van het belangrijkste gewest Holland en daarmee de machtigste politicus in de Republiek.
Willem III op jeugdige leeftijd, portret uit circa 1662, hoofd door Jan Vermeer van Utrecht (1630-±1696), guirlandes door Jan Davidsz. de Heem (1606-1683/84) (Collectie Musée des Beaux Arts, Lyon)
Op 5 augustus 1667 werd de bijna 17-jarige prins middels het EeuwigEdict aan de kant geschoven door de Staten van Holland. Met het edict werd het stadhouderschap afgeschaft, waardoor de Staten die functie(s) zelf konden uitvoeren. Holland verzocht de andere zes, grotendeels zelfstandige gewesten om het stadhouderschap onverenigbaar te laten verklaren met het kapitein-generaalschap (de titel van militair bevelhebber in de Republiek). Vanuit de Staten van Holland was dit een zet die de Oranjepartij, die Willem aan de macht wilde brengen, de pas afsneed. De andere zes gewesten (Zeeland, Utrecht, Friesland, Gelderland, Stad en Lande (Groningen) en Overijssel) zouden op 31 mei 1670 met de Akte van Harmonie de algemene strekking van het Eeuwig Edict onderschrijven. Uiteindelijk schaften Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel het stadhouderschap helemaal af. Een militaire loopbaan lag dus wel voor Willem open.
Mezzotint van een nog vrij jonge Willem III door Jacob de Later (±1680-1728) (Collectie Boijmans van Beuningen, Rotterdam)
Geheim verdrag
Voordat het zover was, wezen de Staten van Zeeland in 1668 Willem aan als eerste edele, een belangrijke politieke benoeming, waarmee hij de voornaamste vertegenwoordiger werd van het na Holland machtigste gewest. In 1670 werd hij lid van de Raad van State, het belangrijkste nationale adviesorgaan, met vol stemrecht.
Links: Charles II (1630-1685), portret uit circa 1680, toegeschreven aam Thomas Hawker (1641-1722) (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: Lodewijk XIV (1638-1715), portret uit circa 1700/1701 door Hyacinthe Rigaud (1659-1743) (Collectie Musée du Louvre, Parijs)
Datzelfde jaar werd er door Willem’s oom, Koning Charles II van Engeland, Schotland en Ierland, een geheim verdrag gesloten met zijn Franse collega, Koning Lodewijk XIV. In dit Verdrag van Dover werd overeengekomen dat Engeland en Frankrijk samen de Republiek omver zouden werpen en Willem als soeverein prins van een Hollandse vazalstaat zouden maken.
Het Rampjaar
Dit leidde uiteindelijk in 1672 tot het zogenaamde Rampjaar, wat sommigen onder ons zich wellicht nog herinneren uit de lessen Vaderlandse Geschiedenis. Het was het jaar waarin de Republiek werd aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen van Münster en Keulen. Het conflict met Engeland werd bekend onder de naam van de DerdeEngels-Nederlandse Oorlog (1672-1674). De Fransen noemden hun oorlog met de Republiek de Hollandse Oorlog (1672-1679).
Het Rampjaar duurde langer dan een jaar, namelijk 17 maanden, een periode waarin banken, scholen, winkels, rechtbanken en schouwburgen werden gesloten. Kunsthandelaren en -schilders gingen failliet als gevolg van deze ernstige crisis. Het zou te ver voeren om dit tijdelijke dieptepunt in de geschiedenis van de Republiek uit te diepen, daarom de korte versie.
Toch stadhouder
Prins Willem werd in februari 1672 benoemd tot kapitein-generaal, toen hij 21 jaar oud was. In eerste instantie waren hij en zijn troepen niet erg succesvol en de Fransen stootten door tot halverwege het land. Deze nationale ramp zorgde die zomer voor een volksoproer, waardoor de Oranjepartij zijn kans schoon zag en de macht greep. Op 4 juli werd Willem tot stadhouder van Holland benoemd, waarna Zeeland op 16 juli volgde. Een verdere Franse opmars werd tot staan gebracht door de overstromingen wegens het inzetten van de Hollandse Waterlinie op 7 juli. Hert volk werd tegen raadspensionaris Johan de Witt opgezet en hij en zijn broer Cornelis werden op 20 augustus door een orangistische burgerwacht gelyncht. Het is niet onmogelijk dat Willem een rol speelde in dit moordcomplot.
De Slag bij Kijkduin, 11 augustus 1673, de laatste zeeslag tijdens de Derde Engels-Nederlandse Oorlog, een werk van Willem van de Velde, de Jonge (1633-1707) uit 1687, centraal zien we de Gouden Leeuw, het vlaggenschip van luitenant-admiraal Cornelis Tromp (Collectie Royal Museums Greenwich)
Voor wat de Engelsen (en Fransen) op zee betreft: die oorlog verliep gunstig voor de Republiek, waarbij admiraal Michiel de Ruyter vier zeeslagen wist te winnen (1672/1673). Twee andere commandanten, Cornelis Tromp en Adriaen Banckert lieten zich ook niet onbetuigd in deze oorlog. Engeland gaf wegens geldgebrek de strijd op en tekende op 19 februari 1674 de Vrede van Westminster.
Het Engelse parlement had inmiddels lucht gekregen van het geheime Verdrag van Dover, wat Charles II met Lodewijk XIV had gesloten. Hieruit bleek dat Charles sympathiseerde met het katholicisme, iets wat in het protestantse (Anglicaanse) Engeland niet goed viel, waardoor er een groeiende oppositie tegen Charles ontstond.
Het Beleg van Bonn door Willem III in 1573, kopergravure van Romeyn de Hooghe (1645-1708) (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
In 1673 boekte Willem succes bij de omsingeling van Bonn, de regeringsstad van de keurvorst van Keulen, met een leger van 12.000 man, waarna deze capituleerde. Dit had tot gevolg dat Frankrijk zich terugtrok, omdat de aanvoerlinies via de Rijn waren afgesneden en Keulen en Münster werden tot vrede gedwongen. Zo kwam er een einde aan het Rampjaar, waarbij de Republiek al zijn grondgebied terug had op Grave en Maastricht na. Hierna werd Willem ook stadhouder van Utrecht en Overijssel.
Huwelijk
In vorstelijke kringen werd er vaak politiek getrouwd en bij Willem was het niet anders. Op 4 november 1677 trad hij in Londen in het huwelijk met zijn nicht Mary Stuart (die dus de zelfde naam had als zijn moeder, daarom wordt ze ook wel Mary Stuart II genoemd). Ze was een Engelse prinses en de dochter van James, de jongere broer van de Engelse koning Charles II, die we al eerder tegenkwamen.
Het huwelijk van Willem III met zijn nichtje Mary Stuart te Londen op een ets getiteld ‘Afbeeldinge van het Houwelyk van syn Hoogheyt den Heere Prince van Oranje met Princes Maria ouste dochter van den Hartogh van Jorck voltrocken op Withal den 14 November 1677, zynde de Geboorte dagh van syn Hoogheydt den Heere Prince van Oranjen’ (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Willem was bijna 27 toen hij trouwde, terwijl Mary nog maar 15 was. Hij was uiterlijk niet een heel aantrekkelijke partij: hij had een lichte bochel en een nogal lang gezicht met een grote kromme neus. Hij was ook astmatisch en nukkig van karakter. Mary was daarentegen een knappe verschijning en zeer levendig. Ze verhuisde van Engeland naar de Republiek en hoewel Mary toegewijd was aan haar man, was hij vaak onvriendelijk tegen haar. Dynastieke belangen waren belangrijk, maar helaas liepen drie zwangerschappen uit op miskramen en één keer op een doodgeboren kind. Desalniettemin bleef het paar getrouwd en in latere jaren ontstond er alsnog een diepe genegenheid tussen de twee.
De Engelse Koning Charles II was kort voor zijn dood in 1685 katholiek geworden en werd na zijn dood opgevolgd door zijn broer James, Willem’s schoonvader dus. Hij was tot onvrede van de Anglicaanse kerk óók katholiek en dat zou hem drie jaar later opbreken. Als Koning James II trachtte hij de absolute monarchie opnieuw in te voeren en daarmee het parlement te verzwakken. Tevens streefde hij naar een versoepeling jegens het katholicisme door godsdienstvrijheid te bepleiten. Het Engelse parlement was hierop tegen.
The Glorious Revolution
Toen James’ tweede vrouw, de eveneens katholieke Koningin Maria van Modena, hem in 1688 een zoon baarde, wat dynastiek van belang was, waren de rapen gaar. James’ protestante tegenstanders vreesden voor een katholieke dynastie. Dit leidde tot een samenzwering, de zogenaamde Glorious Revolution, met het doel James te vervangen door zijn protestantse dochter Mary, de vrouw van stadhouder Willem III.
Links: James II (1633-1701), broer van Charles II, vader van Mary Stuart en schoonvader van Willem III, portret uit circa 1690 door een onbekende schilder (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: Maria van Modena (1658-1718), tweede vrouw van James II, portret uit 1685 door Willem Wissing (1656-1687) (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Zeven Engelse protestantse Lagerhuisleden en kerkleiders onder leiding van Robert Spencer, de tweede graaf van Sunderland, vroegen Willem middels een uitnodigingsbrief om hulp. Willem (en Mary) stemden toe in het plan om James van de troon te stoten. Begin november 1688 vertrok Willem met een grote vloot richting Engeland met een leger van naar schatting 21.000 man, waarvan 14.000 Nederlanders, en 7.000 buitenlandse soldaten (in die tijd niet ongebruikelijk): Engelsen, Schotten, Duitsers, Denen, Fransen, Zweden, Finnen (in berenvellen), Polen, Grieken en Zwitsers.
‘Het Lande van syn K Hoogh in Engelant’, ets van Bastiaen Stoopendal (1637-1707) uit het boek ‘Engelands gods-dienst en vryheid hersteldt’ uit 1689, waarop de landing van Willem en zijn troepen bij Torbay wordt afgebeeld (publiek domein)
De armada van maar liefst 500 schepen vertrok uit Hellevoetsluis en landde in Brixham en Torbay, aan de Engelse zuidkust, tegenover Torquay. Vanaf de kust trok men op richting Londen. Uiteraard was James inmiddels op de hoogte van wat er op hem afkwam en al gauw kwam zijn leger in gevecht met dat van Willem. Hoewel de Engelse troepen in eerste instantie successen boekten, keerde het tij vrij snel, zeker toen protestantse officieren uit James’ leger overliepen naar Willem, waaronder John Churchill, de latere (en eerste) Hertog van Marlborough.
Willem vaardigde een bevel uit aan alle troepen in en rond Londen, om zich terug te trekken, wat de meeste ook deden. Op 11 december probeerde James te vluchten naar Frankrijk. Op zijn vlucht wierp hij het Grootzegel van het Koninkrijk in de Theems. Hij werd opgepakt in Kent voordat hij het land kon verlaten en in Londen onder huisarrest geplaatst. Op 18 december trokken Willem en Mary Londen binnen, waarna de stad maandenlang door Nederlandse troepen werd bezet. Willem liet James vervolgens ontsnappen op 23 december, omdat hij geen martelaar van hem wilde maken. Eenmaal in Frankrijk kreeg hij van Koning Lodewijk XIV een paleis aangeboden en een pensioen.
Koning en Koningin
Op 28 januari 1689 besloot het parlement dat James met zijn vlucht afstand had gedaan van de troon en dat Willem en Mary hem wettig konden opvolgen. Op 13 februari aanvaardden ze beiden de Kronen van Engeland, waarmee ze dus allebei regerend koning en koningin werden. Op 11 april werden ze gekroond in Westminster Abbey.
Koningin Mary II en Koning William III afgebeeld als gezamenlijk vorstenpaar, detail van een plafondstuk uit The Painted Hall, Royal Hospital, Greenwich, door Sir James Thornhill (1675-1734) (publiek domein)
Op diezelfde dag stemde het Schotse parlement in met de troonswissel, waarna Willem en Mary op 11 mei ook de Schotse troon aanvaardden. Hoewel Willem in Engeland King William III heette, regeerde hij in Schotland onder de naam King William II (Engeland had twee Williams als koning gehad en Schotland één).
Frontispice uit het boek ‘The new state of England’ van Guy Miège (1644-±1788) met een afbeelding van Willem en Mary als koningskoppel, circa 1691-1693 (publiek domein)
Bill of Rights / Slag bij de Boyne
In december 1689 accepteerde het parlement een van de belangrijkste constitutionele documenten in de Engelse geschiedenis: de Bill of Rights, een wettelijk document dat de basis vormde voor de democratische parlementaire monarchie in het land.
De Bill of Rights wordt aangeboden aan Koning William III en Koningin Mary II, getekend door Samuel Wale (1721-1786), gegraveerd door J. Carey in 1783 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Overigens was er nog steeds heel wat steun voor Willem’s verdreven schoonvader James, vooral in Ierland en Schotland, maar ook in Engeland, zo zeer zelfs dat Willem en Mary zich slechts konden handhaven dankzij de buitenlandse troepen. Dit veranderde op 11 juli 1690, toen Willem opnieuw de strijd aanging met zijn schoonvader, nu in Ierland, in de zogenaamde Slag aan de Boyne. Deze slag werd overtuigend gewonnen door de troepen van Willem en maakte een einde aan de aspiraties van James om zijn troon te heroveren. Hij vluchtte opnieuw naar Frankrijk, waar hij de laatste 11 jaar van zijn leven in het koninklijk paleis van Saint-Germain-en-Laye sleet. Hij overleed op 16 september 1701 aan een hersenbloeding.
‘Battle of the Boyne between James II and William III, 11 June 1690’, ongedateerd olieverfschilderij van Jan van Huchtenburgh (1647-1733) (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Koning/Stadhouder
De nieuwe positie zorgde ervoor dat Willem in feite twee ‘banen’ had: koning van Engeland, Ierland en Schotland en stadhouder in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hoewel Willem en Mary beiden regerend vorst en vorstin van de Britse Eilanden waren, regeerde Willem grotendeels alleen. Als hij echter in de Republiek was als stadhouder, nam Mary de regeringstaak van hem over, als Queen Mary II.
Koningin Mary II (1662-1694), schilderij uit circa 1677-1680 van Peter Lely (1618-1680) (Collectie James Stunt)
Mary
Ze was een kundige staatsvrouw en schrok er niet voor terug haar eigen oom Henry Hyde, de tweede Graaf van Clarendon, te laten arresteren. Hij werd ervan beschuldigd in een complot te zitten om haar vader, ex-Koning James II, terug op de troon te krijgen. In 1692 beschadigde ze haar relatie met haar zuster Anne, toen ze de invloedrijke John Churchill, de Hertog van Marlborough ontsloeg, wiens vrouw Sarah een goede vriendin was van Anne. Ze stierf op 28 december 1694 op slechts 32-jarige leeftijd op Kensington Palace aan de pokken.
Vriendenkring
Hierna stond Willem er dus alleen voor, hoewel hij een kleine club van trouwe vrienden om zich had, waar hij sterk aan gehecht was, waaronder Hans Willem Bentinck en Arnold Joost van Keppel. Het staat niet onomstotelijk vast, maar het lijkt niet onmogelijk dat Willem met sommige van zijn vrienden seksuele relaties onderhield.
Links: Hans Willem Bentinck (1649-1709), eerste Graaf van Portland, portret uit circa 1698/99 door Hyacinthe Rigaud (1698-1743) (Portland Collection, Harley Gallery, Welbeck, Nottinghamshire) / Rechts: Arnold Joost van Keppel (1669-1718), eerste Graaf van Albemarle, portret uit 1701 door Sir Godfrey Kneller (1646-1723) (Collectie National Trust)
Vast staat dat ze doorgaans beloond werden met invloedrijke posities en titels, zo werd Bentinck de eerste Graaf van Portland en Van Keppel de eerste Graaf van Albemarle.
Willem III te paard door een onbekende schilder, circa 1690 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Dood
Op 20 februari 1702 brak Willem zijn sleutelbeen bij Hampton Court Palace, toen zijn paard struikelde over een molshoop. Hij werd overgebracht naar Kensington Palace, waar hij longontsteking kreeg. Hij kreeg hevige koorts en overleed op 8 maart, vandaag 322 jaar geleden.
Hij werd naast zijn vrouw Mary begraven in de Westminster Abbey in Londen. De graven zijn ongewoon sober: slechts twee tegels in de vloer met hun namen en jaar van overlijden. Willem is daarmee een van de weinige Oranjes die niet is begraven in de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft.
Opvolging Engeland, Ierland en Schotland
Omdat Willem en Mary kinderloos waren gebleven, werd hij door zijn 37-jarige schoonzuster Anne opgevolgd. Omdat haar laatste levende kind (William, de Hertog van Gloucester) al in 1700 was overleden, ontstond er opnieuw een toekomstig opvolgingsprobleem. Hierdoor werd door het parlement de Act of Settlement in het leven geroepen, die regelde dat na Anne’s dood het dichtstbijzijnde protestantse familielid, Sophia van de Palts en haar nakomelingen de nieuwe troonopvolgers zouden worden.
Links: Anne (1665-1714), zuster van Mary II en de laatste monarch uit het Huis Stuart, portret uit 1705 door Michael Dahl (1659-1743) (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: George I (1660-1727) eerste koning uit het Huis Hannover, portret uit de Studio van Sir Godfrey Kneller, circa 1714-1725, naar een origineel uit 1714 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Toen Anne in 1714 overleed, werd ze opgevolgd door Sophia’s zoon Georg, die als Koning George I zou regeren, als eerste koning uit het Huis Hannover, waar de huidige Britse koninklijke familie vanaf stamt.
Opvolging Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Ook in de Republiek was er in 1702 geen opvolger voorhanden, waardoor Het Tweede Stadhouderloze Tijdperk ontstond. Omdat de gewesten nog steeds veelal hun eigen zaken regelden, verschilt de tijdsduur van dit tijdperk per gewest. Voor Holland, Zeeland en Utrecht en Overijssel van 1702 tot 1747, voor Gelderland en Drenthe van 1702 tot 1722, voor Groningen (Stad en Lande) van 1711 tot 1718, en voor Friesland van 14 juli tot 1 september 1711.
Erfstadhouder Willem IV (1711-1751), door een onbekende schilder, circa 1750 (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Het tijdperk eindigde met het instellen van het erfelijk stadhouderschap. De eerste stadhouder van een zijlijn (de Friese tak) van de Oranje Nassau’s, was Willem IV. Hij werd (per gewest opnieuw verschillend) de eerste erfstadhouder van de Republiek. Het huidige koningshuis in Nederland stamt van hem af.
De standaard
Om eerst iets te zeggen over de naam van het koninkrijk waar Willem en Mary over regeerden: hoewel ze koning en koningin van Engeland (inclusief Wales), Schotland en Ierland waren, heette het land nog niet het Verenigd Koninkrijk (United Kingdom). Het werd doorgaans aangeduid als het Koninkrijk van Engeland, Ierland en Schotland, maar ook als Koninkrijk van Engeland, Schotland en Ierland.
Het was in 1707, tijdens de regeringsperiode van Koningin Anne (Willem’s opvolgster), dat de Acts of Union werden gesloten. waarbij de parlementen van Engeland en Schotland de vereniging van beide koninkrijken regelden, waardoor de nationale parlementen werden vervangen door een Brits parlement. Vanaf 1707 is de naam van het land Het Koninkrijk Groot-Brittannië, maar ook wel als Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië.
Het Koninkrijk Ierland, viel daar dus niet onder, hoewel het in een personele unie met het nieuw gevormde koninkrijk dezelfde koningen en koninginnen deelde (een situatie die al bestond sinds 1541). Een nieuwe Act of Union uit 1800 (die inging in 1801) zorgde ervoor dat ook Ierland onderdeel werd van het geheel, waarmee het Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanniëen Ierland werd gevormd. De huidige situatie ontstond in 1921 toen Ierland zich afscheidde (minus Noord-Ierland) en een republiek werd.
Huis Stuart
Koninklijke standaard van het Huis Stuart
Toen Willem III koning van Engeland, Ierland en Schotland werd, werd hem ook een koninklijke standaard verleend. De basis van deze standaard is de banier die we hierboven zien: die van het Huis Stuart (waaruit zijn vrouw Mary dus ook afkomstig was). Het Koninklijk Huis van Stuart volgde het Huis van Tudor op in 1603, toen Koningin Elizabeth I kinderloos overleed en er uitgeweken werd naar de dichtstbijzijnde familiale zijtak. De eerste koning van het Huis Stuart was James I (die in Schotland James VI heette).
Kwartieren
De Stuart-standaard is gevierendeeld. De kwartieren I en III zijn op hun beurt ook weer gevierendeeld en gelijk aan elkaar. Zodoende zien we vier maal drie zogenaamde gaande leeuwen van goud op een rood veld, het symbool van Engeland, ze zijn afkomstig van Willem de Veroveraar (zie ook Normandië). Het andere symbool is de gouden fleur-de-lys op een blauw veld (ook weer vier maal drie), deze staan symbool voor Frankrijk. Dit heeft eveneens met Willem de Veroveraar te maken die in 1066 vanuit Normandië Engeland veroverde. De koningen die na hem kwamen hebben theoretisch altijd een claim behouden op de Franse troon. Die claim werd pas ingetrokken in 1800, waardoor de fleur-de-lys-symbolen van de koninklijke standaarden verdwenen.
Kwartier II is het wapen van Schotland, bestaande uit een klimmende leeuw van keel (rood), met nagels en tong van azuur (blauw), op een veld van goud binnen een dubbelgebloemde en tegengebloemde smalle binnenzoom. Dit wapen stamt uit de 13e eeuw.
Kwartier III is het wapen van Ierland, een gouden harp met zilveren snaren op een blauw veld, door Koning Hendrik VIII (1491-1547) gekozen, maar pas in het koninklijk wapen opgenomen in 1603.
Willem’s versie
Dit is de koninklijke standaard die Willem’s schoonvader James II voerde. Toen Willem hem echter samen met zijn vrouw Mary opvolgde in 1588 moest zijn dynastie ook op de standaard vertegenwoordigd worden. Het toevoegen van een hartschild over het midden van de banier was de simpelste methode en zo geschiedde.
Over de koninklijke standaard van het Huis van Stuart werd Willem’s wapenschild van het Huis van Nassau aangebracht: een naar rechts gewende gouden leeuw met een tong, kroon, en nagels van keel (rood) in een azuur (blauw) veld, dat bezaaid is met blokjes van goud. Daarmee was (en is) deze banier een unicum: het is de enige die de symbolen van Engeland, Schotland, Ierland, Frankrijk en Nederland combineert.
Vandaag 317 jaar geleden leed de Britse marine (Royal Navy) een van de grootste verliezen uit haar geschiedenis: in slecht weer liepen vier oorlogsschepen op de klippen bij de Scilly-eilanden en zonken. Zo’n 1.400 tot 2.000 mensen verloren hierbij het leven.
Locatie van de Scilly-eilanden (publiek domein)
Grote vloot
De vier schepen waren onderdeel van een aanzienlijke vloot op de terugweg naar Portsmouth. Samen met elf andere Britse linieschepen (drie- of viermasters met meer dan 50 stukken geschut) en zes kleinere vaartuigen, hadden ze deelgenomen aan een belegering van de Franse havenstad Toulon, gelegen aan de Middellandse Zee, tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1713).
Sir Cloudesley Shovell (1650-1707), olieverfschilderij door Michael Dahl (1659-1743) (Collectie Royal Museum Greenwich)
Het betrof hier een gecombineerde belegering zowel op land als op zee van Britse, Oostenrijkse en Nederlandse troepen, onder bevel van generaal Eugenius van Savoye en duurde van 29 juli tot 21 augustus 1707. De Britse vloot stond onder leiding van opperbevelhebber Sir Cloudesley Shovell. Hoewel de Franse vloot schade werd toegebracht, was de operatie in z’n geheel militair geen succes, waarna de Britse vloot orders kreeg terug te keren naar Engeland.
Na eerst de Britse basis Gibraltar, aan de zuidpunt van het Iberisch Schiereiland te hebben aangedaan, vertrok de vloot van 21 schepen op 29 september, met het vlaggenschip HMS Association voorop. De tocht terug werd gehinderd door erg slecht weer, zeker in de beruchte Golf van Biscaje, ten westen van Frankrijk, spookte het behoorlijk. De hele terugreis bleek het vrijwel onmogelijk om goede koersbepalingen uit te voeren.
Op 21 oktober echter kon via dieptepeilingen van 93 tot 130 vadems (zo’n 170 tot 240 m) vastgesteld worden dat men het continentaal plat naderde. ’s Middags op dezelfde dag klaarde het weer eindelijk op en kon een goede plaatsbepaling gemaakt worden: 48° 50–57′ N. Gecombineerd met de dieptemeting schatte men zo’n 200 mijl (320 km) ten westzuidwesten van de Scilly-eilanden te zijn. Dit was de laatste meting, waarna er verder werd gevaren op gegist bestek.
De wind was gedurende de dag gekrompen van noord naar zuidwest, wat gunstig was voor een oostnoordoostelijke koers. Het zicht werd aan het eind van de middag weer slechter. Rond 18.00 u, toen het inmiddels donker was, gaf admiraal Shovell bevel door te varen op de ingeslagen koers. Rond 20.00 u bleek dat men zich misrekend had: het vlaggenschip, samen met verscheidene andere schepen, bleek tussen de rotsen ten zuidwesten van de St. Agnes (het zuidwestelijkste van de Scilly-eilanden) te zijn terechtgekomen. Vier schepen liepen daadwerkelijk op de rotsen en gingen verloren.
De ondergang van de HMS Association (voorgrond) op een gravure uit ca. 1710, getiteld “Sir Cloudesley Shovell in the Association with the Eagle, Rumney and the Firebrand, Lost on the Rocks of Scilly, October 22, 1707”, graveur onbekend (publiek domein)
Het vlaggenschip HMS Association liep rond 20.00 u op de Outer Gilstone Rock, een van de Western Rocks. De HMS St. George, die niet ver achter het vlaggenschip voer, zag de Association in drie à vier minuten ten onder gaan, inclusief de complete bemanning van zo’n 800 man, waaronder admiraal Shovell. Hoewel de St. George ook een aantal rotsen raakte en beschadigd raakte, kon het erger voorkomen. Hetzelfde gold voor HMS Phoenix, dat aan de grond liep tussen Tresco en St. Martin’s, maar het lukte het schip weer los te komen.
HMS Eagle, onder commando van kapitein Robert Hancock stuitte op de Crim Rocks en verging met man en muis. De bemanning werd geschat op zo’n 800 man.
De HMS Eagle (bouwjaar 1677) in betere tijden, olieverfschilderij van Peter Monamy (1681-1749), het schip is hier afgebeeld terwijl het de ankerplaats The Nore bij de monding van de Theems verlaat (privécollectie)
HMS Romney, onder commando van kapitein William Coney, met een bemanning van 290 man, liep op Bishop Rock en ging ten onder, slechts één man, kwartiermeester George Lawrence, kon gered worden.
HMS Firebrand, een brander onder commando van kapitein Francis Perry, raakte Outer Gilstone Rock, net als HMS Association, maar wist drijvende te blijven toen het werd opgelicht door een grote golf. Kapitein Perry slaagde erin het zwaar beschadigde schip langs de zuidzijde van de Western Rocks te manoeuvreren, tussen de eilanden St. Agnes en Annet door, maar strandde alsnog in de Smith Sound, vlakbij Menglow Rock. 28 man verloren hierbij het leven, 12 man konden gered worden.
HMS Royal Anne kon ternauwernood een stranding voorkomen door als de wiedeweerga de topzeilen te hijsen.
The Scilly Naval Disaster, marmeren paneel op het praalgraf vanSir Cloudesley Shovell in de Westminster Abbey te Londen (fotograaf onbekend)
Hoewel het exacte aantal doden niet bekend is, komen we toch zo rond de 2.000 doden uit, als we bovenstaande getallen optellen. Het was zonder meer een van de grootste rampen uit de Britse maritieme geschiedenis.
In de dagen erna spoelden grote aantallen lichamen aan, benevens wrakstukken van de schepen en persoonlijke bezittingen van de zeelui. Het lichaam van admiraal Shovell spoelde op 23 oktober aan bij Porthellick Cove op St. Mary’s, zo’n 11 km van de plek waar HMSAssociation verging.
Praalgraf van Sir Cloudesley Shovell in de Westminster Abbey te Londen (fotograaf onbekend)
In eerste instantie werd hij op St. Mary’s begraven. In opdracht van Koningin Anne werd zijn lichaam later opgegraven, gebalsemd en naar Londen overgebracht, waarna hij op 22 december 1707 bijgezet werd in de Westminster Abbey.
Bij Porthellick Cove is een eenvoudig monument ter nagedachtenis aan Shovell. Veel lichamen spoelden aan op St. Agnes en zij werden dan ook op dit eiland begraven.
Verschillende spullen van de HMS Association werden bij een duikoperatie in 1967 naar boven gehaald, waaronder een kanon (foto: Paul Armiger)
De vlag
Vlag van de Scilly-eilanden(2002-heden)
De Scilly-eilanden, een groep van vijf bewoonde eilanden en ongeveer 140 onbewoonde, vormen een eigen district binnen het ceremoniële graafschap Cornwall. Men zou verwachten dat deze bekende eilandengroep al heel lang een eigen vlag zou voeren, maar dat is niet het geval.
De vlag van de Scilly-eilanden kwam er na een oproep in januari 2002 door de lokale krant Scilly News. Het publiek werd gevraagd vlagontwerpen in te sturen, wat uiteindelijk na drie stemrondes en 400 stemmen in februari een winnaar opleverde: de huidige vlag van de Scilly-eilanden, die onmiddellijk de bijnaam de Scillonian Cross Flag kreeg.
De vlag wordt door een wit liggend kruis in vieren verdeeld, waarbij de bovenste vlakken oranje en de onderste blauw zijn. In het oranje vlak aan het uitwaaiende gedeelte zijn vijf witte pentagrammen (vijfpuntige sterren) geplaatst, één grote en vier kleinere.
D eilanden Gugh (voorgrond) en St. Agnes, die via een landengte (een zogenaamde tombolo) met elkaar zijn verbonden (publiek domein)
The Scilly News legde de symbolische waarden uit: het witte kruis staat voor de Keltische geschiedenis van de eilanden en het nog altijd zichtbare erfgoed in de archipel. De vijf pentagrammen staan voor de vijf bewoonde eilanden die op dezelfde posities ten opzichte van elkaar zijn geplaatst. De pentagrammen hebben verschillende groottes, net als de eilanden die ze symboliseren. Deze vijf bewoonde eilanden zijn van groot naar klein: St. Mary’s, Tresco, St. Martin’s, St. Agnes en Gugh (die als één eiland worden beschouwd) en Bryher.
De kleur wit werd gekozen “als sterke en symbolische kleur” en tevens omdat het staat voor “zuiverheid en onschuld”. De kleur oranje symboliseert de zonsondergangen, waar de Scilly-eilanden beroemd om zijn. Blauw tenslotte representeert de oceaan die de eilanden omspoelt.
Het vlagontwerp werd vervolgens voorgelegd aan Graham Bartram, de belangrijkste vexilloloog (vlaggenkundige) van het Britse Flag Institute, die het goedkeurde.
The 4th of July is samen met Quatorze Juillet één van de bekendere buitenlandse feestdagen. Het herdenkt de afscheiding in 1776 van de Amerikaanse koloniën van het Britse rijk.
Sinds april 1775 waren de Amerikaanse onderdanen -toen bestaande uit 13 aparte koloniën aan de oostkust- in een onafhankelijkheidsstrijd verwikkeld met de overheersers uit Groot-Brittannië. Het onrechtvaardigheidsgevoel van de Amerikanen was de jaren daarvoor tot het kookpunt opgelopen door de gigantische belastingen die uit naam van de koning werden opgelegd.
Op 28 juni 1776 werd tijdens een zitting van het Second Continental Congress in Philadelphia, bestaande uit vertegenwoordigers van de 13 opstandige gebieden, een ontwerptekst van een Declaration of Independence (Onafhankelijkheidsverklaring) voorgelegd.
Het indienen van de ontwerptekst voor de Onafhankelijkheidsverklaring op 28 juni 1776. Olieverfschilderij uit 1817 van John Turnbull (1756-1843), getiteld Declaration of Independence, sinds 1826 hangt het in de koepel van het Capitool in Washington, D.C. Staand v.l.n.r.: John Adams (later de 2e president van de V.S.), Roger Sherman, Robert R. Livingston, Thomas Jefferson (later de 3e president van de V.S.) en Benjamin Franklin. Zittend: John Hancock, voorzitter van het Second National Congress
Het Congres stemde er vervolgens mee in en op 4 juli werd de onafhankelijkheid uitgeroepen met het tekenen van de Declaration of Independence.
The Signing of the Declaration of Independence, schilderij van rond 1873, door Charles Édouard Armand-Dumaresq (1826-1895), tijdens het presidentschap van John F. Kennedy aan het Witte Huis geschonken, waar het nu in de Cabinet Room hangt
Groot-Brittannië weigerde de eenzijdig uitgeroepen onafhankelijkheid te erkennen en de strijd met de Engelsen, in 1775 begonnen, laaide verder op.
‘The Revolutionary War’ had tot gevolg dat uiteindelijk ook Spanje, Frankrijk en de Nederlanden de strijd aangingen met Groot-Brittannië. Moe gevochten staakten de Engelsen de strijd in 1783, waarna het Verdrag van Parijs werd gesloten, waarbij de Engelsen de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten van Amerika erkenden.
Amerikanen plegen hun 4th of July altijd uitbundig te vieren, met vuurwerk, barbecues en picknicks.
De vlag
Vlag van de Verenigde Staten van Amerika (The Stars and Stripes), 1960-heden
De vlag van de Verenigde Staten is ongetwijfeld één van de bekendste in de wereld. Hij begon z’n leven als Britse vlag, de 13 rood-witte strepen waren in die vlag al aanwezig, maar het blauwe vlak aan de broekingszijde, waar nu de 50 sterren te zien zijn, bevatte toen de Engelse vlag.
Links: Grand Union Flag (1775-1777) / Rechts: Replica van de Grand Union Flag (publiek domein)
Op 14 juni 1777 werd de vlag officieel veranderd, de Engelse vlag werd uit het kanton verwijderd. Ervoor in de plaats kwamen 13 sterren, die net als de strepen voor de 13 koloniën stonden. In de Flag Resolution werd echter niet gespecificeerd hoe de vlag er precies uit diende te zien. In plaats van 7 rode en 6 witte strepen, konden het ook 6 rode en 7 witte strepen zijn. Ook de rangschikking van de sterren stond niet vast, waardoor er verschillende versies ontstonden, zoals de voorbeelden hieronder: de Francis Hopkinson-variant en de Betsy Ross-versie.
Links: Francis Hopkinson (1737-1791) door een onbekende artiest, waarschijnlijk vóór 1850 (publiek domein) / Rechts: Betsy Ross (1752-1836), detail uit een chromolithografie uit 1893 door Charles W. Weisgeber (1856-1932) afkomstig uit “Birth of our nation’s flag” (publiek domein)
Francis Hopkinson was vlaggenontwerper (maar ook auteur en componist) bij de Marine, Betsy Ross uit Philadelphia was een stoffeerder voor het Continentale leger en produceerde uniformen, tenten en vlaggen.
Twee vlaggen uit de periode 1777-1795 – Links: De Francis Hopkinson-variant / Rechts: De Betsy Ross-variant
Toen in 1795 twee nieuwe staten zich bij de Unie voegden werd de vlag opnieuw veranderd: nu met 15 rood-witte strepen en 15 sterren.
Links: Versie met 15 sterren en 15 strepen (1795-1818) / Rechts: Versie met 20 sterren en 13 strepen (1818-1819)
Het volgende ontwerp dateert van 1817: inmiddels waren nog eens vijf nieuwe staten toegetreden, maar men leek het wat te gortig te vinden nog meer strepen toe te voegen. Er werd besloten terug te keren naar de oorspronkelijke 13 strepen en alleen het aantal sterren uit te breiden naar 20. Deze vlag werd officieel ingevoerd op 4 juli 1818.
Sinds die tijd zijn met het toetreden van steeds meer staten dus alleen sterren toegevoegd in het kanton. Hawaii was de laatste staat tot nu toe in 1959. Het huidige model met 50 sterren werd ingevoerd op 4 juli 1960.
Amerikaanse postzegels met de vlag erop zijn er in vele soorten en maten, links: First-Class postzegel uit 2007, rechts: Postzegel uit 2019, ontwerp van Antonio Alcala
De Seychellen bestaan uit 115 eilanden en vormen tezamen een archipel, maar tevens een eilandstaat, ten oosten van Afrika gelegen. Minder dan eenderde van de eilanden is bewoond door ruim 100.000 inwoners, waarvan 90% op het hoofdeiland Mahé, daarvan 30% in de hoofdstad Victoria. Toerisme is de belangrijkste inkomstenbron.
Strand van Anse Source d’Argent op het eiland La Digue (foto: Tobias Alt, 2008 / publiek domein)
In de Seychellen wordt zowel Engels als Frans gesproken, maar ook het op het Frans gebaseerde Seychellencreools (ook bekend onder de namen Kreol en Seselwa). De Seychellen vieren vandaag 48 jaar onafhankelijkheid.
De Seychellen werden ‘ontdekt’ door de 4e Portugese India Armada onder bevel van zeevaarder Vasco da Gama op 15 maart 1503. Het was de chroniqueur/klerk Thomé Lopes aan boord van de Rui Mendes de Brito die de archipel voor het eerst in het vizier kreeg.
De 4e Portugese India Armada (1502-1503) onder bevel van Vasco da Gama, afgebeeld in het Livro de Lisuarte de Abreu (Collectie Morgan Museum, New York)
De Portugezen landden er niet, maar brachten wel zeven eilanden in kaart en noemden ze As Sete Irmãs(De Zeven Zusters).
Op een uitsnede van een Spaanstalige kaart zien we ‘De zeven zusters’ (‘As Sete Irmãs’) afgebeeld als ‘Las Siete Hermanas’ (publiek domein)
Veel belangstelling voor de eilanden was er kennelijk niet, want het duurde tot januari 1609 tot de eilanden voor het eerst bezocht werden door de opvarenden van het Britse schip Ascension onder bevel van kapitein Alexander Sharpeigh, tijdens de vierde reis van handelsmaatschappij de East India Company. Maar ook de Britten lieten de toen nog onbewoonde eilanden verder met rust.
Links: Bertrand-François Mahé de la Bourdonnais (1699-1753), olieverfschilderij door Antoine Graincourt (1748-1823) (Collectie Musée de la Compagnie des Indes, Port Louis) / Rechts: Herinneringsbord bij Baie Lazare (op het eiland Mahé), waar kapitein Lazare Picault (±1700-1748) voor het eerst aan land ging (fotograaf onbekend)
Uiteindelijk was het de strategische ligging van de archipel ten opzichte van India die de Fransen deed inzien dat dit gebied interessant kon zijn. In 1735 werd op er op Île de France (het tegenwoordige Mauritius) een Franse gouverneur aangesteld: Bertrand-François Mahé de La Bourdonnais. Als officier van de marine was het tevens zijn taak de zeeroute naar India veilig te stellen. In 1742 stuurde hij een expeditie op pad onder commando van Lazare Picault om de archipel, die we nu onder de naam Seychellen kennen, in kaart te brengen. Tijdens deze tocht werd op 21 november 1742 het huidige hoofdeiland Mahé ontdekt (dat dus vernoemd werd naar Picault’s opdrachtgever). De archipel als geheel werd vernoemd naar Jean Moreau de Séchelles, een Frans topambtenaar en politicus.
Luchtopname van Mahé (fotograaf onbekend)
In 1770, kreeg de Franse reder Henri Charles François Brayer du Barre toestemming van de autoriteiten in Île de France om een post op de archipel op te zetten. Het was op maandag 27 augustus 1770 dat het schip de Thélémaque onder bevel van kapitein Leblanc Lécore en zijn tweede kapitein Faucin de Courcelle, 28 personen op het eiland Sainte Anne zette: vijftien blanke mannen, zeven zwarte slaven uit Afrika, vijf Indiërs (eveneens slaven) en een zwarte slavin om daar een gemeenschap te starten. In de jaren daarna werden er grote aantallen creoolse slaven vanuit Île de France (Mauritius) naar de archipel gestuurd: de voorouders van de huidige bevolking.
Postzegelblokje uit 2020 van ieder 12 roepies waarop de landing van de eerste kolonisten op Sainte Anne in 1770 is afgebeeld (Seychelles Postal Services)
Tijdens de Eerste Coalitieoorlog (1792-1797), een militair conflict tussen het revolutionaire Frankrijk en een bondgenootschap van Oostenrijk, Pruisen, De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Groot-Brittannië, Spanje, Portugal, Napels-Sicilië en Piëmont-Sardinië, waren er aan de lopende band conflicten tussen de verschillende partijen. In Frankrijk zelf ging de monarchie ten onder en deed de republiek zijn intrede. Ook buiten Europa zelf leidde dat tot botsingen, zoals in de verschillende koloniale rijken.
Links: Jean-Baptiste Quéau de Quincy (1748-1827), door een onbekende schilder (publiek domein) / Rechts: Liberated Slave Monument van Egbert Marday (1953) uit 2021 bij de Mission Lodge van Sans Souci: het toont twee bevrijde schoolkinderen met hun onderwijzer (fotograaf onbekend)
Op 16 mei 1794 arriveerde het Britse fregat Orpheus onder bevel van kapitein Henry Newcome bij Mahé, gevolgd door de Centurion en de Resistance. Zonder strijd te leveren gaf de Franse kolonie, o.l.v. Jean-Baptiste Quéau de Quincy, zich over aan de Britten. Hoewel nu Brits, bleef het hele Franse systeem in stand, zelfs Quéau de Quincy bleef op Mahé in de rol van vredesrechter. Slavernij werd afgeschaft in 1835. De kolonie werd eerst vanuit Mauritius bestuurd, maar in 1903 werd de archipel een aparte kroonkolonie.
Een ansichtkaart van Port Victoria (tegenwoordig Victoria) op het eiland Mahé uit 1903, het jaar dat de Seychellen een kroonkolonie werden, de postzegel toont het portret van koning Edward VII (publiek domein)
Na de Tweede Wereldoorlog begon de opmaat naar onafhankelijkheid. In 1948 werd de Vakbond voor Belastingbetalers en Producenten opgericht. Twee politieke partijen kwamen uit deze vakbond voort: de Seychelles Democratic Party (SDP) en de Seychelles People’s United Party(SPUP). Beide partijen streefden naar onafhankelijkheid, bij de verkiezingen van 1974 was het zelfs een speerpunt. Dit leidde tot onderhandelingen met de Britse autoriteiten. Het resulteerde in zelfbestuur in 1975 en één jaar later tot volledige onafhankelijkheid. Op 29 juni 1976 werden de Seychellen een republiek binnen het Gemenebest.
Onafhankelijkheidsdag 1976: President James Mancham en premier France-Albert René zij aan zij, één jaar later zou René een coup plegen en zelf president worden (fotograaf onbekend)
James Mancham van de pro-Britse SDP werd president en France-Albert René van de sociaaldemocratische SPUP werd premier. Eén jaar later, op 4 en 5 juni 1977, werd er een coup gepleegd door zes aanhangers van premier René, waarna president Mancham (die op dat moment in het buitenland bij een conferentie was), naar het Verenigd Koninkrijk vluchtte.
Links: James Mancham (1939-2017), eerste president van de Seychellen (foto uit 2014, Seychelles News Agency / publiek domein) / Rechts: France-Albert René (1935-2019), eerste premier en tweede president van de Seychellen (foto van Joe Laurence uit 2014, Seychelles News Agency / publiek domein)
France-Albert René volgde hem op als president. De SPUP werd in 1978 met enkele kleine partijen omgevormd tot het Front Progressiste du Peuple Seychellois (FPPS) en werd de enige toegestane partij van de archipel. Hoewel autoritair, was het bewind van president René zeker geen dictatuur en ging de levensstandaard van de inwoners vooruit. Vanaf 1991 werd het éénpartijstelsel weer afgeschaft en keerde de SDP terug, net als ex-president Mancham.
Links: James Alix Michel (1944), derde president van de Seychellen (foto van Amanda Lucidon uit 2014, White House / publiek domein) / Midden: Danny Faure (1962), vierde president van de Seychellen (foto uit 2018, State House Seychelles / publiek domein) / Rechts: Wavel Ramkalawan (1961), vijfde en huidige president van de Seychellen (foto uit 2020, State House Seychelles / publiek domein)
De sociaaldemocratische René trad af in april 2004, partijgenoot James Alix Michel volgde hem op. Een andere partijgenoot, Danny Faure, volgde in 2016. In 2020 echter slaagde de oppositie er voor het eerst in de sociaaldemocraten te verslaan, waarna priester Wavel Ramkalawan de vijfde president van de Seychellen werd.
Viering
Onafhankelijkheidsdag wordt in de hoofdstad Victoria altijd gevierd met een populaire parade, die altijd veel bekijks trekt. Het begint heel officieel met militairen, de president, buitenlandse staatshoofden en het volkslied, maar daarna komen afvaardigingen van eilanden, dorpen, scholen, verenigingen met soms praalwagens aan toe, al met al een vrolijke boel!
Onder het verhaal van de vlag enkele screenshots van de parade van 2023
De vlag
Vlag van de Seychellen (1996-heden)
De vlag van de Seychellen werd ingevoerd op 8 januari 1996, is zeer herkenbaar en zal niet snel verward worden met een andere.
Vanuit één punt van de onderkant van de broeking (mastzijde) divergeren vijf banen in de kleuren donkerblauw, geel, rood, wit en groen. Hoewel de Seychellen pas sinds 1976 onafhankelijk zijn, is dit inmiddels de derde vlag van het land. Met de terugkeer van de democratie in de jaren negentig was het nodig om de tweede vlag, die gebaseerd was op de partijvlag van de SPUP, te vervangen.
Philip Uzice(1968), ontwerper van de vlag van de Seychellen (fotograaf onbekend)
Ontwerper van de vlag is Philip Uzice, die de kleuren van de twee belangrijkste politieke partijen bij elkaar bracht: het rood-wit-groen-geel van de SPUP en het blauw-wit van de SDP.
Volgens Uzice staan de verschillende kleuren voor de lucht en de zee (blauw), de zon die licht en leven geeft (geel), vooruitgang (rood), vrede en harmonie (wit) en het land en de natuurlijke omgeving (groen).
Eerdere vlaggen van de onafhankelijke Seychellen
Zoals gezegd gingen sinds de onafhankelijkheid twee vlaggen de huidige voor. Nummer één zien we hieronder:
Vlag van de Seychellen (1976-1977)
Deze vlag bestaat uit een wit andreaskruis, waarbij de twee driehoeken aan de broeking (mastzijde) en aan de vlucht rood zijn, terwijl de overige twee driehoeken blauw zijn. De kleuren zijn afkomstig van de politieke partijen SDP (blauw en wit), de SPUP (rood en wit) en tevens van de blauw-wit-rode vlaggen van de voormalige kolonisators Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Na de coup van 1977 werd de vlag vervangen door de hieronder afgebeelde:
Vlag van de Seychellen (1977-1996)
De tweede vlag was horizontaal verdeeld in een rood en groen vlak, van elkaar gescheiden door een golvende balk in wit. Het rode vlak was een keer zo breed als het groene. Ook deze vlag was. weer gebaseerd op de kleuren van een politieke partij, in dit geval de socialistische SPUP, die het nu alleen voor het zeggen had. Hoeveel de vlag op die van de partijvlag leek zien we hieronder:
De partijvlag van de Seychelles People’s United Party (SPUP)
Het enige verschil is de gele zon die gedeeltelijk boven die golvende baan is afgebeeld. De partij veranderde overigens driemaal van naam: in 1978 werd het met enkele kleine partijen omgevormd tot het Front Progressiste du Peuple Seychellois (FPPS), in 2009 werd het People’s Party (PP) en in november 2018 United Seychelles (US), de naam die nu in gebruik is.
De koloniale vlaggen
In de tijd als kroonkolonie hadden de Seychellen twee vlaggen: de eerste in 1903 en de tweede in 1961. Beide waren zogenaamde Britse blue ensigns(blauwe vaandels), met de Britse Union Flag of Union Jack in het kanton en een badge op het uitwaaiende gedeelte.
Eerste vlag van de Seychellen als kroonkolonie (1903-1961)
De vlag uit 1903 zien we hierboven, de badge werd ontworpen door generaal-majoor Charles George Gordon. Prominent zien we een van de zes palmboomsoorten die alleen op de Seychellen voorkomen: de coco de mer (creools: koko-d-mer)(Lodoicea maldivica), alsmede een seychellenreuzenschildpad (Aldabrachelys gigentea). Het Latijnse motto op een witte banderol onderin luidt Finis coronat opus (Het einde bekroont het werk).
Links: Charles George Gordon (1833-1885) (foto: Geruzet Frères, Collectie Harvard Art Museum / publiek domein) / Rechts: Seychellenreuzenschildpad (Aldabrachelys gigentea) (Yotcmdr / publiek domein)
Gordon was eind 19e eeuw gestationeerd op Mauritius, waarvandaan de Seychellen bestuurd werden. Hij was een groot voorstander van het ‘loskoppelen’ van de archipel als een separate kroonkolonie, hij was zeer onder de indruk van het natuurschoon van de eilanden. Interessant is dat hij reeds in 1881 een voorschot nam op die aparte status door een vlag voor de Seychellen te ontwerpen die, zoals we nu weten, nooit is ingevoerd. Hieronder zien we deze handgetekende vlag.
Ontwerp van uit augustus 1881 Charles George Gordon voor een vlag van de Seychellen: een Britse Union Jack of Union Flag met daaroverheen in een grote cirkel (een mega-badge?) een reuzenschildpad, een coco de mer waaromheen een slang kronkelt en het Latijnse motto Festina lente (Haast U langzaam) (blogs.kcl.ac.uk)
Het vlagontwerp van Gordon uit 1903 werd echter wél ingevoerd en ging uiteindelijk 58 jaar mee. In 1961 werd de vlag geüpdatet met een ovalen badge ontworpen door de Canadese Patricia McEwen en die zien we hieronder:
Tweede vlag van de Seychellen als kroonkolonie (1961-1976)
De badge is gevat in een sierrand met bovenaan de naam van de kroonkolonie en onderin het gehandhaafde motto Finis coronat opus. De reuzenschildpad kreeg een prominentere plek, daarachter een coco de mer. Curieus genoeg lijken die twee elementen toevalligerwijs veel op het nooit uitgevoerde ontwerp van Charles George Gordon uit 1881. Nieuw echter waren een vissersboot en een hoog uit de oceaan oprijzend eiland.
Coco de mer-palmbomen (fotograaf onbekend)
Screenshots van de Independence Day Parade 2023
Het centrum van Victoria tijdens Independence Day 2023 met nog net zichtbaar de witte punten van het Bicentennial Monument uit 1978 op de rotonde, onder de vlag is Independence Avenue, waar de parade altijd plaatsvindtMilitairen staan aangetreden naast een heel nest van Seychellen-vlaggetjesPresident Wavel Ramkalawan tijdens het spelen van het volkslied “Koste Seselwa” (“Komt allen samen Seychellers”)De militaire parade……wordt gevolgd door burgers in vele uitdossingen……en soms ook in één en dezelfde outfitEen delegatie van het eiland La Digue met als motto “Avançons lentement mais sûrement” (“Laten ons langzaam maar zeker vooruitgaan”)Delegatie uit Mont Buxton, een district van hoofdstad VictoriaNog meer vlaggen!
Beelden van de SBC (Seychelles Broadcasting Corporation)
De tweede vlag van vandaag is een koninklijke standaard en wel een historische. Vandaag is het 335 jaar geleden dat stadhouder Willem III en zijn vrouw, de Engelse prinses Mary Stuart, tot koning en koningin van Engeland, Ierland en Schotland werden gekroond, waarmee Willem een dubbelfunctie kreeg, naast koning over de Britse Eilanden, bleef hij ook stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Koning-Stadhouder Willem III, portret door Jan-Hendrik Brandon (1660-1714) naar het voorbeeld van Sir Godfrey Kneller (1646-1723) (Collectie Landgoed Fraeylemaborg, Slochteren)
De levensloop van Prins Willem III uit het Huis van Oranje-Nassau was op z’n zachtst gezegd bijzonder. Hoe een stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden het tot koning van Engeland, Ierland en Schotland schopte.
Sinds zijn voorvader Prins Willem van Oranje (Willem de Zwijger) was het stadhouderschap in de Republiek in de belangrijkste gewesten Holland, Zeeland en Utrecht, steeds uitgeoefend door een prins uit het Huis van Oranje-Nassau, hoewel de positie niet erfelijk was en er dus een benoeming voor nodig was, iets waar de gewesten zelf over gingen.
Huwelijksportret uit 1641 van Willem II, Prins van Oranje en Mary Stuart, Princess Royal, door Anthony van Dyck (1599-1641), het was een politiek huwelijk, gesloten op 2 mei 1641 in de Chapel Royal van Whitehall Palace in Londen, zij was 9 jaar, hij 15 jaar oud (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
De geboorte van erfprins Willem Hendrik van Oranje in Den Haag op 14 november 1650 vond plaats acht dagen na het overlijden (aan de pokken) van zijn 24-jarige vader, stadhouder Willem II. Zijn moeder was Mary Stuart, dochter van de Engelse koning Charles I van Engeland, Schotland en Ierland. Ze was de eerste Engelse prinses die de titel van Princess Royal voerde.
Eerste Stadhouderloze Tijdperk
Door het plotselinge wegvallen van Willem II werd door de regentenpartij onder leiding van Cornelis de Graeff en Andries Bicker van de gelegenheid gebruik gemaakt om het Eerste StadhouderlozeTijdperk (1650-1672) uit te roepen. Gedurende deze periode waarin Prins Willem opgroeide was Johan de Witt (vanaf 1652) raadspensionaris van het belangrijkste gewest Holland en daarmee de machtigste politicus in de Republiek.
Willem III op jeugdige leeftijd, portret uit circa 1662, hoofd door Jan Vermeer van Utrecht (1630-±1696), guirlandes door Jan Davidsz. de Heem (1606-1683/84) (Collectie Musée des Beaux Arts, Lyon)
Op 5 augustus 1667 werd de bijna 17-jarige prins middels het EeuwigEdict aan de kant geschoven door de Staten van Holland. Met het edict werd het stadhouderschap afgeschaft, waardoor de Staten die functie(s) zelf konden uitvoeren. Holland verzocht de andere zes, grotendeels zelfstandige gewesten om het stadhouderschap onverenigbaar te laten verklaren met het kapitein-generaalschap (de titel van militair bevelhebber in de Republiek). Vanuit de Staten van Holland was dit een zet die de Oranjepartij, die Willem aan de macht wilde brengen, de pas afsneed.
De andere zes gewesten (Zeeland, Utrecht, Friesland, Gelderland, Stad en Lande (Groningen) en Overijssel) zouden op 31 mei 1670 met de Akte van Harmonie de algemene strekking van het Eeuwig Edict onderschrijven. Uiteindelijk schaften Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel het stadhouderschap helemaal af. Een militaire loopbaan lag dus wel voor Willem open.
Mezzotint van een nog vrij jonge Willem III door Jacob de Later (±1680-1728) (Collectie Boijmans van Beuningen, Rotterdam)
Geheim verdrag
Voordat het zover was, wezen de Staten van Zeeland in 1668 Willem aan als eerste edele, een belangrijke politieke benoeming, waarmee hij de voornaamste vertegenwoordiger werd van het na Holland machtigste gewest. In 1670 werd hij lid van de Raad van State, het belangrijkste nationale adviesorgaan, met vol stemrecht.
Links: Charles II (1630-1685), portret uit circa 1680, toegeschreven aam Thomas Hawker (1641-1722) (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: Lodewijk XIV (1638-1715), portret uit circa 1700/1701 door Hyacinthe Rigaud (1659-1743) (Collectie Musée du Louvre, Parijs)
Datzelfde jaar werd er door Willem’s oom, Koning Charles II van Engeland, Schotland en Ierland, een geheim verdrag gesloten met zijn Franse collega, Koning Lodewijk XIV. In dit Verdrag van Dover werd overeengekomen dat Engeland en Frankrijk samen de Republiek omver zouden werpen en Willem als soeverein prins van een Hollandse vazalstaat zouden maken.
Het Rampjaar
Dit leidde uiteindelijk in 1672 tot het zogenaamde Rampjaar, wat sommigen onder ons zich wellicht nog herinneren uit de lessen Vaderlandse Geschiedenis. Het was het jaar waarin de Republiek werd aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen van Münster en Keulen. Het conflict met Engeland werd bekend onder de naam van de DerdeEngels-Nederlandse Oorlog (1672-1674). De Fransen noemden hun oorlog met de Republiek de Hollandse Oorlog (1672-1679).
Het Rampjaar duurde langer dan een jaar, namelijk 17 maanden, een periode waarin banken, scholen, winkels, rechtbanken en schouwburgen werden gesloten. Kunsthandelaren en -schilders gingen failliet als gevolg van deze ernstige crisis. Het zou te ver voeren om dit tijdelijke dieptepunt in de geschiedenis van de Republiek uit te diepen, daarom de korte versie.
Toch stadhouder
Prins Willem werd in februari 1672 benoemd tot kapitein-generaal, toen hij 21 jaar oud was. In eerste instantie waren hij en zijn troepen niet erg succesvol en de Fransen stootten door tot halverwege het land. Deze nationale ramp zorgde die zomer voor een volksoproer, waardoor de Oranjepartij zijn kans schoon zag en de macht greep. Op 4 juli werd Willem tot stadhouder van Holland benoemd, waarna Zeeland op 16 juli volgde. Een verdere Franse opmars werd tot staan gebracht door de overstromingen wegens het inzetten van de Hollandse Waterlinie op 7 juli. Hert volk werd tegen raadspensionaris Johan de Witt opgezet en hij en zijn broer Cornelis werden op 20 augustus door een orangistische burgerwacht gelyncht. Het is niet onmogelijk dat Willem een rol speelde in dit moordcomplot.
De Slag bij Kijkduin, 11 augustus 1673, de laatste zeeslag tijdens de Derde Engels-Nederlandse Oorlog, een werk van Willem van de Velde, de Jonge (1633-1707) uit 1687, centraal zien we de Gouden Leeuw, het vlaggenschip van luitenant-admiraal Cornelis Tromp (Collectie Royal Museums Greenwich)
Voor wat de Engelsen (en Fransen) op zee betreft: die oorlog verliep gunstig voor de Republiek, waarbij admiraal Michiel de Ruyter vier zeeslagen wist te winnen (1672/1673). Twee andere commandanten, Cornelis Tromp en Adriaen Banckert lieten zich ook niet onbetuigd in deze oorlog. Engeland gaf wegens geldgebrek de strijd op en tekende op 19 februari 1674 de Vrede van Westminster.
Het Engelse parlement had inmiddels lucht gekregen van het geheime Verdrag van Dover, wat Charles II met Lodewijk XIV had gesloten. Hieruit bleek dat Charles sympathiseerde met het katholicisme, iets wat in het protestantse (Anglicaanse) Engeland niet goed viel, waardoor er een groeiende oppositie tegen Charles ontstond.
Het Beleg van Bonn door Willem III in 1573, kopergravure van Romeyn de Hooghe (1645-1708) (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
In 1673 boekte Willem succes bij de omsingeling van Bonn, de regeringsstad van de keurvorst van Keulen, met een leger van 12.000 man, waarna deze capituleerde. Dit had tot gevolg dat Frankrijk zich terugtrok, omdat de aanvoerlinies via de Rijn waren afgesneden en Keulen en Münster werden tot vrede gedwongen. Zo kwam er een einde aan het Rampjaar, waarbij de Republiek al zijn grondgebied terug had op Grave en Maastricht na. Hierna werd Willem ook stadhouder van Utrecht en Overijssel.
Huwelijk
In vorstelijke kringen werd er vaak politiek getrouwd en bij Willem was het niet anders. Op 4 november 1677 trad hij in Londen in het huwelijk met zijn nicht Mary Stuart (die dus de zelfde naam had als zijn moeder, daarom wordt ze ook wel Mary Stuart II genoemd). Ze was een Engelse prinses en de dochter van James, de jongere broer van de Engelse koning Charles II, die we al eerder tegenkwamen.
Het huwelijk van Willem III met zijn nichtje Mary Stuart te Londen op een ets getiteld ‘Afbeeldinge van het Houwelyk van syn Hoogheyt den Heere Prince van Oranje met Princes Maria ouste dochter van den Hartogh van Jorck voltrocken op Withal den 14 November 1677, zynde de Geboorte dagh van syn Hoogheydt den Heere Prince van Oranjen’ (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Willem was bijna 27 toen hij trouwde, terwijl Mary nog maar 15 was. Hij was uiterlijk niet een heel aantrekkelijke partij: hij had een lichte bochel en een nogal lang gezicht met een grote kromme neus. Hij was ook astmatisch en nukkig van karakter. Mary was daarentegen een knappe verschijning en zeer levendig. Ze verhuisde van Engeland naar de Republiek en hoewel Mary toegewijd was aan haar man, was hij vaak onvriendelijk tegen haar. Dynastieke belangen waren belangrijk, maar helaas liepen drie zwangerschappen uit op miskramen en één keer op een doodgeboren kind. Desalniettemin bleef het paar getrouwd en in latere jaren ontstond er alsnog een diepe genegenheid tussen de twee.
De Engelse Koning Charles II was kort voor zijn dood in 1685 katholiek geworden en werd na zijn dood opgevolgd door zijn broer James, Willem’s schoonvader dus. Hij was tot onvrede van de Anglicaanse kerk óók katholiek en dat zou hem drie jaar later opbreken. Als Koning James II trachtte hij de absolute monarchie opnieuw in te voeren en daarmee het parlement te verzwakken. Tevens streefde hij naar een versoepeling jegens het katholicisme door godsdienstvrijheid te bepleiten. Het Engelse parlement was hierop tegen.
The Glorious Revolution
Toen James’ tweede vrouw, de eveneens katholieke Koningin Maria van Modena, hem in 1688 een zoon baarde, wat dynastiek van belang was, waren de rapen gaar. James’ protestante tegenstanders vreesden voor een katholieke dynastie. Dit leidde tot een samenzwering, de zogenaamde Glorious Revolution, met het doel James te vervangen door zijn protestantse dochter Mary, de vrouw van stadhouder Willem III.
Links: James II (1633-1701), broer van Charles II, vader van Mary Stuart en schoonvader van Willem III, portret uit circa 1690 door een onbekende schilder (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: Maria van Modena (1658-1718), tweede vrouw van James II, portret uit 1685 door Willem Wissing (1656-1687) (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Zeven Engelse protestantse Lagerhuisleden en kerkleiders onder leiding van Robert Spencer, de tweede graaf van Sunderland, vroegen Willem middels een uitnodigingsbrief om hulp. Willem (en Mary) stemden toe in het plan om James van de troon te stoten. Begin november 1688 vertrok Willem met een grote vloot richting Engeland met een leger van naar schatting 21.000 man, waarvan 14.000 Nederlanders, en 7.000 buitenlandse soldaten (in die tijd niet ongebruikelijk): Engelsen, Schotten, Duitsers, Denen, Fransen, Zweden, Finnen (in berenvellen), Polen, Grieken en Zwitsers.
‘Het Lande van syn K Hoogh in Engelant’, ets van Bastiaen Stoopendal (1637-1707) uit het boek ‘Engelands gods-dienst en vryheid hersteldt’ uit 1689, waarop de landing van Willem en zijn troepen bij Torbay wordt afgebeeld (publiek domein)
De armada van maar liefst 500 schepen vertrok uit Hellevoetsluis en landde in Brixham en Torbay, aan de Engelse zuidkust, tegenover Torquay. Vanaf de kust trok men op richting Londen. Uiteraard was James inmiddels op de hoogte van wat er op hem afkwam en al gauw kwam zijn leger in gevecht met dat van Willem. Hoewel de Engelse troepen in eerste instantie successen boekten, keerde het tij vrij snel, zeker toen protestantse officieren uit James’ leger overliepen naar Willem, waaronder John Churchill, de latere (en eerste) Hertog van Marlborough.
Willem vaardigde een bevel uit aan alle troepen in en rond Londen, om zich terug te trekken, wat de meeste ook deden. Op 11 december probeerde James te vluchten naar Frankrijk. Op zijn vlucht wierp hij het Grootzegel van het Koninkrijk in de Theems. Hij werd opgepakt in Kent voordat hij het land kon verlaten en in Londen onder huisarrest geplaatst. Op 18 december trokken Willem en Mary Londen binnen, waarna de stad maandenlang door Nederlandse troepen werd bezet. Willem liet James vervolgens ontsnappen op 23 december, omdat hij geen martelaar van hem wilde maken. Eenmaal in Frankrijk kreeg hij van Koning Lodewijk XIV een paleis aangeboden en een pensioen.
Koning en Koningin
Op 28 januari 1689 besloot het parlement dat James met zijn vlucht afstand had gedaan van de troon en dat Willem en Mary hem wettig konden opvolgen. Op 13 februari aanvaardden ze beiden de Kronen van Engeland, waarmee ze dus allebei regerend koning en koningin werden. Op 11 april werden ze gekroond in Westminster Abbey, vandaag 334 jaar geleden.
Koningin Mary II en Koning William III afgebeeld als gezamenlijk vorstenpaar, detail van een plafondstuk uit The Painted Hall, Royal Hospital, Greenwich, door Sir James Thornhill (1675-1734) (publiek domein)
Op diezelfde dag stemde het Schotse parlement in met de troonswissel, waarna Willem en Mary op 11 mei ook de Schotse troon aanvaardden. Hoewel Willem in Engeland King William III heette, regeerde hij in Schotland onder de naam King William II (Engeland had twee Wiiliams als koning gehad en Schotland één).
Frontispice uit het boek ‘The new state of England’ van Guy Miège (1644-±1788) met een afbeelding van Willem en Mary als koningskoppel, circa 1691-1693 (publiek domein)
Bill of Rights / Slag bij de Boyne
In december 1689 accepteerde het parlement een van de belangrijkste constitutionele documenten in de Engelse geschiedenis: de Bill of Rights, een wettelijk document dat de basis vormde voor de democratische parlementaire monarchie in het land.
De Bill of Rights wordt aangeboden aan Koning William III en Koningin Mary II, getekend door Samuel Wale (1721-1786), gegraveerd door J. Carey in 1783 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Overigens was er nog steeds heel wat steun voor Willem’s verdreven schoonvader James, vooral in Ierland en Schotland, maar ook in Engeland, zo zeer zelfs dat Willem en Mary zich slechts konden handhaven dankzij de buitenlandse troepen. Dit veranderde op 11 juli 1690, toen Willem opnieuw de strijd aanging met zijn schoonvader, nu in Ierland, in de zogenaamde Slag aan de Boyne. Deze slag werd overtuigend gewonnen door de troepen van Willem en maakte een einde aan de aspiraties van James om zijn troon te heroveren. Hij vluchtte opnieuw naar Frankrijk, waar hij de laatste 11 jaar van zijn leven in het koninklijk paleis van Saint-Germain-en-Laye sleet. Hij overleed op 16 september 1701 aan een hersenbloeding.
‘Battle of the Boyne between James II and William III, 11 June 1690’, ongedateerd olieverfschilderij van Jan van Huchtenburgh (1647-1733) (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Koning/Stadhouder
De nieuwe positie zorgde ervoor dat Willem in feite twee ‘banen’ had: koning van Engeland, Ierland en Schotland en stadhouder in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hoewel Willem en Mary beiden regerend vorst en vorstin van de Britse Eilanden waren, regeerde Willem grotendeels alleen. Als hij echter in de Republiek was als stadhouder, nam Mary de regeringstaak van hem over, als Queen Mary II.
Koningin Mary II (1662-1694), schilderij uit circa 1677-1680 van Peter Lely (1618-1680) (Collectie James Stunt)
Mary
Ze was een kundige staatsvrouw en schrok er niet voor terug haar eigen oom Henry Hyde, de tweede Graaf van Clarendon, te laten arresteren. Hij werd ervan beschuldigd in een complot te zitten om haar vader, ex-Koning James II, terug op de troon te krijgen. In 1692 beschadigde ze haar relatie met haar zuster Anne, toen ze de invloedrijke John Churchill, de Hertog van Marlborough ontsloeg, wiens vrouw Sarah een goede vriendin was van Anne. Ze stierf op 28 december 1694 op slechts 32-jarige leeftijd op Kensington Palace aan de pokken.
Vriendenkring
Hierna stond Willem er dus alleen voor, hoewel hij een kleine club van trouwe vrienden om zich had, waar hij sterk aan gehecht was, waaronder Hans Willem Bentinck en Arnold Joost van Keppel. Het staat niet onomstotelijk vast, maar het lijkt niet onmogelijk dat Willem met sommige van zijn vrienden seksuele relaties onderhield.
Links: Hans Willem Bentinck (1649-1709), eerste Graaf van Portland, portret uit circa 1698/99 door Hyacinthe Rigaud (1698-1743) (Portland Collection, Harley Gallery, Welbeck, Nottinghamshire) / Rechts: Arnold Joost van Keppel (1669-1718), eerste Graaf van Albemarle, portret uit 1701 door Sir Godfrey Kneller (1646-1723) (Collectie National Trust)
Vast staat dat ze doorgaans beloond werden met invloedrijke posities en titels, zo werd Bentinck de eerste Graaf van Portland en Van Keppel de eerste Graaf van Albemarle.
Willem III te paard door een onbekende schilder, circa 1690 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Dood
Op 20 februari 1702 brak Willem zijn sleutelbeen bij Hampton Court Palace, toen zijn paard struikelde over een molshoop. Hij werd overgebracht naar Kensington Palace, waar hij longontsteking kreeg. Hij kreeg hevige koorts en overleed op 8 maart.
Hij werd naast zijn vrouw Mary begraven in de Westminster Abbey in Londen. De graven zijn ongewoon sober: slechts twee tegels in de vloer met hun namen en jaar van overlijden. Willem is daarmee een van de weinige Oranjes die niet zijn begraven in de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft.
Opvolging Engeland, Ierland en Schotland
Omdat Willem en Mary kinderloos waren gebleven, werd hij door zijn 37-jarige schoonzuster Anne opgevolgd. Omdat haar laatste levende kind (William, de Hertog van Gloucester) al in 1700 was overleden, ontstond er opnieuw een toekomstig opvolgingsprobleem. Hierdoor werd door het parlement de Act of Settlement in het leven geroepen, die regelde dat na Anne’s dood het dichtstbijzijnde protestantse familielid, Sophia van de Palts en haar nakomelingen de nieuwe troonopvolgers zouden worden.
Links: Anne (1665-1714), zuster van Mary II en de laatste monarch uit het Huis Stuart, portret uit 1705 door Michael Dahl (1659-1743) (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: George I (1660-1727) eerste koning uit het Huis Hannover, portret uit de Studio van Sir Godfrey Kneller, circa 1714-1725, naar een origineel uit 1714 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Toen Anne in 1714 overleed, werd ze opgevolgd door Sophia’s zoon Georg, die als Koning George I zou regeren, als eerste koning uit het Huis Hannover, waar de huidige Britse koninklijke familie vanaf stamt.
Opvolging Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Ook in de Republiek was er in 1702 geen opvolger voorhanden, waardoor Het Tweede Stadhouderloze Tijdperk ontstond. Omdat de gewesten nog steeds veelal hun eigen zaken regelden, verschilt de tijdsduur van dit tijdperk per gewest. Voor Holland, Zeeland en Utrecht en Overijssel van 1702 tot 1747, voor Gelderland en Drenthe van 1702 tot 1722, voor Groningen (Stad en Lande) van 1711 tot 1718, en voor Friesland van 14 juli tot 1 september 1711.
Erfstadhouder Willem IV (1711-1751), door een onbekende schilder, circa 1750 (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Het tijdperk eindigde met het instellen van het erfelijk stadhouderschap. De eerste stadhouder van een zijlijn (de Friese tak) van de Oranje Nassau’s, was Willem IV. Hij werd (per gewest opnieuw verschillend) de eerste erfstadhouder van de Republiek. Het huidige koningshuis in Nederland stamt van hem af.
De standaard
Koninklijke standaard van Koning Willem III
Om eerst iets te zeggen over de naam van het koninkrijk waar Willem en Mary over regeerden: hoewel ze koning en koningin van Engeland (inclusief Wales), Schotland en Ierland waren, heette het land nog niet het Verenigd Koninkrijk (United Kingdom). Het werd doorgaans aangeduid als het Koninkrijk van Engeland, Ierland en Schotland, maar ook als Koninkrijk van Engeland, Schotland en Ierland.
Het was in 1707, tijdens de regeringsperiode van Koningin Anne (Willem’s opvolgster), dat de Acts of Union werden gesloten. waarbij de parlementen van Engeland en Schotland de vereniging van beide koninkrijken regelden, waardoor de nationale parlementen werden vervangen door een Brits parlement. Vanaf 1707 is de naam van het land Het Koninkrijk Groot-Brittannië, maar ook wel als Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië.
Het Koninkrijk Ierland, viel daar dus niet onder, hoewel het in een personele unie met het nieuw gevormde koninkrijk dezelfde koningen en koninginnen deelde (een situatie die al bestond sinds 1541). Een nieuwe Act of Union uit 1800 (die inging in 1801) zorgde ervoor dat ook Ierland onderdeel werd van het geheel, waarmee het Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanniëen Ierland werd gevormd. De huidige situatie ontstond in 1921 toen Ierland zich afscheidde (minus Noord-Ierland) en een republiek werd.
Huis Stuart
Koninklijke Standaard van het Huis Stuart
Toen Willem III koning van Engeland, Ierland en Schotland werd, werd hem ook een koninklijke standaard verleend. De basis van deze standaard is de banier die we hierboven zien: die van het Huis Stuart (waaruit zijn vrouw Mary dus ook afkomstig was). Het Koninklijk Huis van Stuart volgde het Huis van Tudor op in 1603, toen Koningin Elizabeth I kinderloos overleed en er uitgeweken werd naar de dichtstbijzijnde familiale zijtak. De eerste koning van het Huis Stuart was James I (die in Schotland James VI heette).
Kwartieren
De Stuart-standaard is gevierendeeld. De kwartieren I en III zijn op hun beurt ook weer gevierendeeld en gelijk aan elkaar. Zodoende zien we vier maal drie zogenaamde gaande leeuwen van goud op een rood veld, het symbool van Engeland, ze zijn afkomstig van Willem de Veroveraar (zie ook Normandië). Het andere symbool is de gouden fleur-de-lys op een blauw veld (ook weer vier maal drie), deze staan symbool voor Frankrijk. Dit heeft eveneens met Willem de Veroveraar te maken die in 1066 vanuit Normandië Engeland veroverde. De koningen die na hem kwamen hebben theoretisch altijd een claim behouden op de Franse troon. Die claim werd pas ingetrokken in 1800, waardoor de fleur-de-lys-symbolen van de koninklijke standaarden verdwenen.
Kwartier II is het wapen van Schotland, bestaande uit een klimmende leeuw van keel (rood), met nagels en tong van azuur (blauw), op een veld van goud binnen een dubbelgebloemde en tegengebloemde smalle binnenzoom. Dit wapen stamt uit de 13e eeuw.
Kwartier III is het wapen van Ierland, een gouden harp met zilveren snaren op een blauw veld, door Koning Hendrik VIII (1491-1547) gekozen, maar pas in het koninklijk wapen opgenomen in 1603.
Willem’s versie
Dit is de koninklijke standaard die Willem’s schoonvader James II voerde. Toen Willem hem echter samen met zijn vrouw Mary opvolgde in 1588 moest zijn dynastie ook op de standaard vertegenwoordigd worden. Het toevoegen van een hartschild over het midden van de banier was de simpelste methode en zo geschiedde.
Over de koninklijke standaard van het Huis van Stuart werd Willem’s wapenschild van het Huis van Nassau aangebracht: een naar rechts gewende gouden leeuw met een tong, kroon, en nagels van keel (rood) in een azuur (blauw) veld, dat bezaaid is met blokjes van goud. Daarmee was (en is) deze banier een unicum: het is de enige die de symbolen van Engeland, Schotland, Ierland, Frankrijk en Nederland combineert.
De tweede vlag van vandaag is een koninklijke standaard en wel een historische. Vandaag is het 322 jaar geleden dat Koning-Stadhouder Willem III overleed.
Koning-Stadhouder Willem III, portret door Jan-Hendrik Brandon (1660-1714) naar het voorbeeld van Sir Godfrey Kneller (1646-1723) (Collectie Landgoed Fraeylemaborg, Slochteren)
De levensloop van Prins Willem III uit het Huis van Oranje-Nassau was op z’n zachtst gezegd bijzonder. Hoe een stadhouder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden het tot koning van Engeland, Ierland en Schotland schopte.
Sinds zijn voorvader Prins Willem van Oranje (Willem de Zwijger) was het stadhouderschap in de Republiek in de belangrijkste gewesten Holland, Zeeland en Utrecht, steeds uitgeoefend door een prins uit het Huis van Oranje-Nassau, hoewel de positie niet erfelijk was en er dus een benoeming voor nodig was, iets waar de gewesten zelf over gingen.
Huwelijksportret uit 1641 van Willem II, Prins van Oranje en Mary Stuart, Princess Royal, door Anthony van Dyck (1599-1641), het was een politiek huwelijk, gesloten op 2 mei 1641 in de Chapel Royal van Whitehall Palace in Londen, zij was 9 jaar, hij 15 jaar oud (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
De geboorte van erfprins Willem Hendrik van Oranje in Den Haag op 14 november 1650 vond plaats acht dagen na het overlijden (aan de pokken) van zijn 24-jarige vader, stadhouder Willem II. Zijn moeder was Mary Stuart, dochter van de Engelse koning Charles I van Engeland, Schotland en Ierland. Ze was de eerste Engelse prinses die de titel van Princess Royal voerde.
Eerste Stadhouderloze Tijdperk
Door het plotselinge wegvallen van Willem II werd door de regentenpartij onder leiding van Cornelis de Graeff en Andries Bicker van de gelegenheid gebruik gemaakt om het Eerste StadhouderlozeTijdperk (1650-1672) uit te roepen. Gedurende deze periode waarin Prins Willem opgroeide was Johan de Witt (vanaf 1652) raadspensionaris van het belangrijkste gewest Holland en daarmee de machtigste politicus in de Republiek.
Willem III op jeugdige leeftijd, portret uit circa 1662, hoofd door Jan Vermeer van Utrecht (1630-±1696), guirlandes door Jan Davidsz. de Heem (1606-1683/84) (Collectie Musée des Beaux Arts, Lyon)
Op 5 augustus 1667 werd de bijna 17-jarige prins middels het EeuwigEdict aan de kant geschoven door de Staten van Holland. Met het edict werd het stadhouderschap afgeschaft, waardoor de Staten die functie(s) zelf konden uitvoeren. Holland verzocht de andere zes, grotendeels zelfstandige gewesten om het stadhouderschap onverenigbaar te laten verklaren met het kapitein-generaalschap (de titel van militair bevelhebber in de Republiek). Vanuit de Staten van Holland was dit een zet die de Oranjepartij, die Willem aan de macht wilde brengen, de pas afsneed. De andere zes gewesten (Zeeland, Utrecht, Friesland, Gelderland, Stad en Lande (Groningen) en Overijssel) zouden op 31 mei 1670 met de Akte van Harmonie de algemene strekking van het Eeuwig Edict onderschrijven. Uiteindelijk schaften Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel het stadhouderschap helemaal af. Een militaire loopbaan lag dus wel voor Willem open.
Mezzotint van een nog vrij jonge Willem III door Jacob de Later (±1680-1728) (Collectie Boijmans van Beuningen, Rotterdam)
Geheim verdrag
Voordat het zover was, wezen de Staten van Zeeland in 1668 Willem aan als eerste edele, een belangrijke politieke benoeming, waarmee hij de voornaamste vertegenwoordiger werd van het na Holland machtigste gewest. In 1670 werd hij lid van de Raad van State, het belangrijkste nationale adviesorgaan, met vol stemrecht.
Links: Charles II (1630-1685), portret uit circa 1680, toegeschreven aam Thomas Hawker (1641-1722) (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: Lodewijk XIV (1638-1715), portret uit circa 1700/1701 door Hyacinthe Rigaud (1659-1743) (Collectie Musée du Louvre, Parijs)
Datzelfde jaar werd er door Willem’s oom, Koning Charles II van Engeland, Schotland en Ierland, een geheim verdrag gesloten met zijn Franse collega, Koning Lodewijk XIV. In dit Verdrag van Dover werd overeengekomen dat Engeland en Frankrijk samen de Republiek omver zouden werpen en Willem als soeverein prins van een Hollandse vazalstaat zouden maken.
Het Rampjaar
Dit leidde uiteindelijk in 1672 tot het zogenaamde Rampjaar, wat sommigen onder ons zich wellicht nog herinneren uit de lessen Vaderlandse Geschiedenis. Het was het jaar waarin de Republiek werd aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen van Münster en Keulen. Het conflict met Engeland werd bekend onder de naam van de DerdeEngels-Nederlandse Oorlog (1672-1674). De Fransen noemden hun oorlog met de Republiek de Hollandse Oorlog (1672-1679).
Het Rampjaar duurde langer dan een jaar, namelijk 17 maanden, een periode waarin banken, scholen, winkels, rechtbanken en schouwburgen werden gesloten. Kunsthandelaren en -schilders gingen failliet als gevolg van deze ernstige crisis. Het zou te ver voeren om dit tijdelijke dieptepunt in de geschiedenis van de Republiek uit te diepen, daarom de korte versie.
Toch stadhouder
Prins Willem werd in februari 1672 benoemd tot kapitein-generaal, toen hij 21 jaar oud was. In eerste instantie waren hij en zijn troepen niet erg succesvol en de Fransen stootten door tot halverwege het land. Deze nationale ramp zorgde die zomer voor een volksoproer, waardoor de Oranjepartij zijn kans schoon zag en de macht greep. Op 4 juli werd Willem tot stadhouder van Holland benoemd, waarna Zeeland op 16 juli volgde. Een verdere Franse opmars werd tot staan gebracht door de overstromingen wegens het inzetten van de Hollandse Waterlinie op 7 juli. Hert volk werd tegen raadspensionaris Johan de Witt opgezet en hij en zijn broer Cornelis werden op 20 augustus door een orangistische burgerwacht gelyncht. Het is niet onmogelijk dat Willem een rol speelde in dit moordcomplot.
De Slag bij Kijkduin, 11 augustus 1673, de laatste zeeslag tijdens de Derde Engels-Nederlandse Oorlog, een werk van Willem van de Velde, de Jonge (1633-1707) uit 1687, centraal zien we de Gouden Leeuw, het vlaggenschip van luitenant-admiraal Cornelis Tromp (Collectie Royal Museums Greenwich)
Voor wat de Engelsen (en Fransen) op zee betreft: die oorlog verliep gunstig voor de Republiek, waarbij admiraal Michiel de Ruyter vier zeeslagen wist te winnen (1672/1673). Twee andere commandanten, Cornelis Tromp en Adriaen Banckert lieten zich ook niet onbetuigd in deze oorlog. Engeland gaf wegens geldgebrek de strijd op en tekende op 19 februari 1674 de Vrede van Westminster.
Het Engelse parlement had inmiddels lucht gekregen van het geheime Verdrag van Dover, wat Charles II met Lodewijk XIV had gesloten. Hieruit bleek dat Charles sympathiseerde met het katholicisme, iets wat in het protestantse (Anglicaanse) Engeland niet goed viel, waardoor er een groeiende oppositie tegen Charles ontstond.
Het Beleg van Bonn door Willem III in 1573, kopergravure van Romeyn de Hooghe (1645-1708) (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
In 1673 boekte Willem succes bij de omsingeling van Bonn, de regeringsstad van de keurvorst van Keulen, met een leger van 12.000 man, waarna deze capituleerde. Dit had tot gevolg dat Frankrijk zich terugtrok, omdat de aanvoerlinies via de Rijn waren afgesneden en Keulen en Münster werden tot vrede gedwongen. Zo kwam er een einde aan het Rampjaar, waarbij de Republiek al zijn grondgebied terug had op Grave en Maastricht na. Hierna werd Willem ook stadhouder van Utrecht en Overijssel.
Huwelijk
In vorstelijke kringen werd er vaak politiek getrouwd en bij Willem was het niet anders. Op 4 november 1677 trad hij in Londen in het huwelijk met zijn nicht Mary Stuart (die dus de zelfde naam had als zijn moeder, daarom wordt ze ook wel Mary Stuart II genoemd). Ze was een Engelse prinses en de dochter van James, de jongere broer van de Engelse koning Charles II, die we al eerder tegenkwamen.
Het huwelijk van Willem III met zijn nichtje Mary Stuart te Londen op een ets getiteld ‘Afbeeldinge van het Houwelyk van syn Hoogheyt den Heere Prince van Oranje met Princes Maria ouste dochter van den Hartogh van Jorck voltrocken op Withal den 14 November 1677, zynde de Geboorte dagh van syn Hoogheydt den Heere Prince van Oranjen’ (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Willem was bijna 27 toen hij trouwde, terwijl Mary nog maar 15 was. Hij was uiterlijk niet een heel aantrekkelijke partij: hij had een lichte bochel en een nogal lang gezicht met een grote kromme neus. Hij was ook astmatisch en nukkig van karakter. Mary was daarentegen een knappe verschijning en zeer levendig. Ze verhuisde van Engeland naar de Republiek en hoewel Mary toegewijd was aan haar man, was hij vaak onvriendelijk tegen haar. Dynastieke belangen waren belangrijk, maar helaas liepen drie zwangerschappen uit op miskramen en één keer op een doodgeboren kind. Desalniettemin bleef het paar getrouwd en in latere jaren ontstond er alsnog een diepe genegenheid tussen de twee.
De Engelse Koning Charles II was kort voor zijn dood in 1685 katholiek geworden en werd na zijn dood opgevolgd door zijn broer James, Willem’s schoonvader dus. Hij was tot onvrede van de Anglicaanse kerk óók katholiek en dat zou hem drie jaar later opbreken. Als Koning James II trachtte hij de absolute monarchie opnieuw in te voeren en daarmee het parlement te verzwakken. Tevens streefde hij naar een versoepeling jegens het katholicisme door godsdienstvrijheid te bepleiten. Het Engelse parlement was hierop tegen.
The Glorious Revolution
Toen James’ tweede vrouw, de eveneens katholieke Koningin Maria van Modena, hem in 1688 een zoon baarde, wat dynastiek van belang was, waren de rapen gaar. James’ protestante tegenstanders vreesden voor een katholieke dynastie. Dit leidde tot een samenzwering, de zogenaamde Glorious Revolution, met het doel James te vervangen door zijn protestantse dochter Mary, de vrouw van stadhouder Willem III.
Links: James II (1633-1701), broer van Charles II, vader van Mary Stuart en schoonvader van Willem III, portret uit circa 1690 door een onbekende schilder (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: Maria van Modena (1658-1718), tweede vrouw van James II, portret uit 1685 door Willem Wissing (1656-1687) (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Zeven Engelse protestantse Lagerhuisleden en kerkleiders onder leiding van Robert Spencer, de tweede graaf van Sunderland, vroegen Willem middels een uitnodigingsbrief om hulp. Willem (en Mary) stemden toe in het plan om James van de troon te stoten. Begin november 1688 vertrok Willem met een grote vloot richting Engeland met een leger van naar schatting 21.000 man, waarvan 14.000 Nederlanders, en 7.000 buitenlandse soldaten (in die tijd niet ongebruikelijk): Engelsen, Schotten, Duitsers, Denen, Fransen, Zweden, Finnen (in berenvellen), Polen, Grieken en Zwitsers.
‘Het Lande van syn K Hoogh in Engelant’, ets van Bastiaen Stoopendal (1637-1707) uit het boek ‘Engelands gods-dienst en vryheid hersteldt’ uit 1689, waarop de landing van Willem en zijn troepen bij Torbay wordt afgebeeld (publiek domein)
De armada van maar liefst 500 schepen vertrok uit Hellevoetsluis en landde in Brixham en Torbay, aan de Engelse zuidkust, tegenover Torquay. Vanaf de kust trok men op richting Londen. Uiteraard was James inmiddels op de hoogte van wat er op hem afkwam en al gauw kwam zijn leger in gevecht met dat van Willem. Hoewel de Engelse troepen in eerste instantie successen boekten, keerde het tij vrij snel, zeker toen protestantse officieren uit James’ leger overliepen naar Willem, waaronder John Churchill, de latere (en eerste) Hertog van Marlborough.
Willem vaardigde een bevel uit aan alle troepen in en rond Londen, om zich terug te trekken, wat de meeste ook deden. Op 11 december probeerde James te vluchten naar Frankrijk. Op zijn vlucht wierp hij het Grootzegel van het Koninkrijk in de Theems. Hij werd opgepakt in Kent voordat hij het land kon verlaten en in Londen onder huisarrest geplaatst. Op 18 december trokken Willem en Mary Londen binnen, waarna de stad maandenlang door Nederlandse troepen werd bezet. Willem liet James vervolgens ontsnappen op 23 december, omdat hij geen martelaar van hem wilde maken. Eenmaal in Frankrijk kreeg hij van Koning Lodewijk XIV een paleis aangeboden en een pensioen.
Koning en Koningin
Op 28 januari 1689 besloot het parlement dat James met zijn vlucht afstand had gedaan van de troon en dat Willem en Mary hem wettig konden opvolgen. Op 13 februari aanvaardden ze beiden de Kronen van Engeland, waarmee ze dus allebei regerend koning en koningin werden. Op 11 april werden ze gekroond in Westminster Abbey.
Koningin Mary II en Koning William III afgebeeld als gezamenlijk vorstenpaar, detail van een plafondstuk uit The Painted Hall, Royal Hospital, Greenwich, door Sir James Thornhill (1675-1734) (publiek domein)
Op diezelfde dag stemde het Schotse parlement in met de troonswissel, waarna Willem en Mary op 11 mei ook de Schotse troon aanvaardden. Hoewel Willem in Engeland King William III heette, regeerde hij in Schotland onder de naam King William II (Engeland had twee Williams als koning gehad en Schotland één).
Frontispice uit het boek ‘The new state of England’ van Guy Miège (1644-±1788) met een afbeelding van Willem en Mary als koningskoppel, circa 1691-1693 (publiek domein)
Bill of Rights / Slag bij de Boyne
In december 1689 accepteerde het parlement een van de belangrijkste constitutionele documenten in de Engelse geschiedenis: de Bill of Rights, een wettelijk document dat de basis vormde voor de democratische parlementaire monarchie in het land.
De Bill of Rights wordt aangeboden aan Koning William III en Koningin Mary II, getekend door Samuel Wale (1721-1786), gegraveerd door J. Carey in 1783 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Overigens was er nog steeds heel wat steun voor Willem’s verdreven schoonvader James, vooral in Ierland en Schotland, maar ook in Engeland, zo zeer zelfs dat Willem en Mary zich slechts konden handhaven dankzij de buitenlandse troepen. Dit veranderde op 11 juli 1690, toen Willem opnieuw de strijd aanging met zijn schoonvader, nu in Ierland, in de zogenaamde Slag aan de Boyne. Deze slag werd overtuigend gewonnen door de troepen van Willem en maakte een einde aan de aspiraties van James om zijn troon te heroveren. Hij vluchtte opnieuw naar Frankrijk, waar hij de laatste 11 jaar van zijn leven in het koninklijk paleis van Saint-Germain-en-Laye sleet. Hij overleed op 16 september 1701 aan een hersenbloeding.
‘Battle of the Boyne between James II and William III, 11 June 1690’, ongedateerd olieverfschilderij van Jan van Huchtenburgh (1647-1733) (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Koning/Stadhouder
De nieuwe positie zorgde ervoor dat Willem in feite twee ‘banen’ had: koning van Engeland, Ierland en Schotland en stadhouder in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hoewel Willem en Mary beiden regerend vorst en vorstin van de Britse Eilanden waren, regeerde Willem grotendeels alleen. Als hij echter in de Republiek was als stadhouder, nam Mary de regeringstaak van hem over, als Queen Mary II.
Koningin Mary II (1662-1694), schilderij uit circa 1677-1680 van Peter Lely (1618-1680) (Collectie James Stunt)
Mary
Ze was een kundige staatsvrouw en schrok er niet voor terug haar eigen oom Henry Hyde, de tweede Graaf van Clarendon, te laten arresteren. Hij werd ervan beschuldigd in een complot te zitten om haar vader, ex-Koning James II, terug op de troon te krijgen. In 1692 beschadigde ze haar relatie met haar zuster Anne, toen ze de invloedrijke John Churchill, de Hertog van Marlborough ontsloeg, wiens vrouw Sarah een goede vriendin was van Anne. Ze stierf op 28 december 1694 op slechts 32-jarige leeftijd op Kensington Palace aan de pokken.
Vriendenkring
Hierna stond Willem er dus alleen voor, hoewel hij een kleine club van trouwe vrienden om zich had, waar hij sterk aan gehecht was, waaronder Hans Willem Bentinck en Arnold Joost van Keppel. Het staat niet onomstotelijk vast, maar het lijkt niet onmogelijk dat Willem met sommige van zijn vrienden seksuele relaties onderhield.
Links: Hans Willem Bentinck (1649-1709), eerste Graaf van Portland, portret uit circa 1698/99 door Hyacinthe Rigaud (1698-1743) (Portland Collection, Harley Gallery, Welbeck, Nottinghamshire) / Rechts: Arnold Joost van Keppel (1669-1718), eerste Graaf van Albemarle, portret uit 1701 door Sir Godfrey Kneller (1646-1723) (Collectie National Trust)
Vast staat dat ze doorgaans beloond werden met invloedrijke posities en titels, zo werd Bentinck de eerste Graaf van Portland en Van Keppel de eerste Graaf van Albemarle.
Willem III te paard door een onbekende schilder, circa 1690 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Dood
Op 20 februari 1702 brak Willem zijn sleutelbeen bij Hampton Court Palace, toen zijn paard struikelde over een molshoop. Hij werd overgebracht naar Kensington Palace, waar hij longontsteking kreeg. Hij kreeg hevige koorts en overleed op 8 maart, vandaag 322 jaar geleden.
Hij werd naast zijn vrouw Mary begraven in de Westminster Abbey in Londen. De graven zijn ongewoon sober: slechts twee tegels in de vloer met hun namen en jaar van overlijden. Willem is daarmee een van de weinige Oranjes die niet is begraven in de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft.
Opvolging Engeland, Ierland en Schotland
Omdat Willem en Mary kinderloos waren gebleven, werd hij door zijn 37-jarige schoonzuster Anne opgevolgd. Omdat haar laatste levende kind (William, de Hertog van Gloucester) al in 1700 was overleden, ontstond er opnieuw een toekomstig opvolgingsprobleem. Hierdoor werd door het parlement de Act of Settlement in het leven geroepen, die regelde dat na Anne’s dood het dichtstbijzijnde protestantse familielid, Sophia van de Palts en haar nakomelingen de nieuwe troonopvolgers zouden worden.
Links: Anne (1665-1714), zuster van Mary II en de laatste monarch uit het Huis Stuart, portret uit 1705 door Michael Dahl (1659-1743) (Collectie National Portrait Gallery, Londen) / Rechts: George I (1660-1727) eerste koning uit het Huis Hannover, portret uit de Studio van Sir Godfrey Kneller, circa 1714-1725, naar een origineel uit 1714 (Collectie National Portrait Gallery, Londen)
Toen Anne in 1714 overleed, werd ze opgevolgd door Sophia’s zoon Georg, die als Koning George I zou regeren, als eerste koning uit het Huis Hannover, waar de huidige Britse koninklijke familie vanaf stamt.
Opvolging Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Ook in de Republiek was er in 1702 geen opvolger voorhanden, waardoor Het Tweede Stadhouderloze Tijdperk ontstond. Omdat de gewesten nog steeds veelal hun eigen zaken regelden, verschilt de tijdsduur van dit tijdperk per gewest. Voor Holland, Zeeland en Utrecht en Overijssel van 1702 tot 1747, voor Gelderland en Drenthe van 1702 tot 1722, voor Groningen (Stad en Lande) van 1711 tot 1718, en voor Friesland van 14 juli tot 1 september 1711.
Erfstadhouder Willem IV (1711-1751), door een onbekende schilder, circa 1750 (Collectie Rijksmuseum, Amsterdam)
Het tijdperk eindigde met het instellen van het erfelijk stadhouderschap. De eerste stadhouder van een zijlijn (de Friese tak) van de Oranje Nassau’s, was Willem IV. Hij werd (per gewest opnieuw verschillend) de eerste erfstadhouder van de Republiek. Het huidige koningshuis in Nederland stamt van hem af.
De standaard
Om eerst iets te zeggen over de naam van het koninkrijk waar Willem en Mary over regeerden: hoewel ze koning en koningin van Engeland (inclusief Wales), Schotland en Ierland waren, heette het land nog niet het Verenigd Koninkrijk (United Kingdom). Het werd doorgaans aangeduid als het Koninkrijk van Engeland, Ierland en Schotland, maar ook als Koninkrijk van Engeland, Schotland en Ierland.
Het was in 1707, tijdens de regeringsperiode van Koningin Anne (Willem’s opvolgster), dat de Acts of Union werden gesloten. waarbij de parlementen van Engeland en Schotland de vereniging van beide koninkrijken regelden, waardoor de nationale parlementen werden vervangen door een Brits parlement. Vanaf 1707 is de naam van het land Het Koninkrijk Groot-Brittannië, maar ook wel als Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië.
Het Koninkrijk Ierland, viel daar dus niet onder, hoewel het in een personele unie met het nieuw gevormde koninkrijk dezelfde koningen en koninginnen deelde (een situatie die al bestond sinds 1541). Een nieuwe Act of Union uit 1800 (die inging in 1801) zorgde ervoor dat ook Ierland onderdeel werd van het geheel, waarmee het Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanniëen Ierland werd gevormd. De huidige situatie ontstond in 1921 toen Ierland zich afscheidde (minus Noord-Ierland) en een republiek werd.
Huis Stuart
Koninklijke standaard van het Huis Stuart
Toen Willem III koning van Engeland, Ierland en Schotland werd, werd hem ook een koninklijke standaard verleend. De basis van deze standaard is de banier die we hierboven zien: die van het Huis Stuart (waaruit zijn vrouw Mary dus ook afkomstig was). Het Koninklijk Huis van Stuart volgde het Huis van Tudor op in 1603, toen Koningin Elizabeth I kinderloos overleed en er uitgeweken werd naar de dichtstbijzijnde familiale zijtak. De eerste koning van het Huis Stuart was James I (die in Schotland James VI heette).
Kwartieren
De Stuart-standaard is gevierendeeld. De kwartieren I en III zijn op hun beurt ook weer gevierendeeld en gelijk aan elkaar. Zodoende zien we vier maal drie zogenaamde gaande leeuwen van goud op een rood veld, het symbool van Engeland, ze zijn afkomstig van Willem de Veroveraar (zie ook Normandië). Het andere symbool is de gouden fleur-de-lys op een blauw veld (ook weer vier maal drie), deze staan symbool voor Frankrijk. Dit heeft eveneens met Willem de Veroveraar te maken die in 1066 vanuit Normandië Engeland veroverde. De koningen die na hem kwamen hebben theoretisch altijd een claim behouden op de Franse troon. Die claim werd pas ingetrokken in 1800, waardoor de fleur-de-lys-symbolen van de koninklijke standaarden verdwenen.
Kwartier II is het wapen van Schotland, bestaande uit een klimmende leeuw van keel (rood), met nagels en tong van azuur (blauw), op een veld van goud binnen een dubbelgebloemde en tegengebloemde smalle binnenzoom. Dit wapen stamt uit de 13e eeuw.
Kwartier III is het wapen van Ierland, een gouden harp met zilveren snaren op een blauw veld, door Koning Hendrik VIII (1491-1547) gekozen, maar pas in het koninklijk wapen opgenomen in 1603.
Willem’s versie
Dit is de koninklijke standaard die Willem’s schoonvader James II voerde. Toen Willem hem echter samen met zijn vrouw Mary opvolgde in 1588 moest zijn dynastie ook op de standaard vertegenwoordigd worden. Het toevoegen van een hartschild over het midden van de banier was de simpelste methode en zo geschiedde.
Over de koninklijke standaard van het Huis van Stuart werd Willem’s wapenschild van het Huis van Nassau aangebracht: een naar rechts gewende gouden leeuw met een tong, kroon, en nagels van keel (rood) in een azuur (blauw) veld, dat bezaaid is met blokjes van goud. Daarmee was (en is) deze banier een unicum: het is de enige die de symbolen van Engeland, Schotland, Ierland, Frankrijk en Nederland combineert.