Twee vlaggen vandaag. Vlag 1:

Vandaag is het dertig jaar geleden dat de Bosnische stad Srebrenica in handen viel van Bosnisch-Servische troepen onder bevel van generaal Ratko Mladić, een gebeurtenis die uiteindelijk leidde tot de genocide op ruim 8.000 moslim-jongens en -mannen.

Tijdens de Joegoslavische Burgeroorlog, die in 1991 uitbrak na het uiteenvallen van de Joegoslavische federatie, was Srebrenica door de V.N. als veilige enclave aangewezen in een door Bosnische Serviërs gecontroleerd gebied.
Andere ‘veilige enclaves’ waren Tuzla, Sarajevo, Goražde en Žepa.

In zowel Srebrenica als Tuzla waren zo’n 400 Nederlandse militairen (onder de naam Dutchbat) gelegerd, die onder de V.N-vlag humanitair werk deden. De V.N.-missie droeg de naam UNPROFOR (United Nations Protection Force).
Hoewel de Nederlanders slechts licht bewapend waren, ging de V.N. ervan uit dat Dutchbat de Serviërs ervan zou weerhouden de enclave aan te vallen: puur door hun aanwezigheid. Dit bleek echter een illusie.

In het V.N.-hoofdkwartier in Zagreb beval de Franse generaal Bernard Janvier de Nederlandse UNPROFOR-soldaten op 10 juli een defensieve blocking position in te nemen, om de toen nog oprukkende Bosnische Serviërs de weg te versperren. Dit bleek onsuccesvol.
Een eerste Nederlandse aanvraag voor luchtsteun werd eerst geweigerd, maar op 11 juli alsnog toegezegd. Twee Nederlandse F-16’s voerden een luchtaanval op twee tanks uit, vrijwel zonder enig effect.

Op 11 juli drongen Bosnisch-Servische troepen onder bevel van generaal Ratko Mladić, alsnog met tanks de stad binnen, dit alles in opdracht van toenmalig president Radovan Karadžić van de Republiek Servië (Republika Srpska).
Een met Mladić meereizende Servische televisieploeg registreerde hoe Bosnisch-Servische soldaten chocola uitdeelden aan kinderen en hoe Mladić zich ogenschijnlijk vriendelijk opstelde jegens hen. Hij beloofde de vluchtelingen op geruststellende toon dat ze snel weg mochten en dat hen niets zou overkomen.
Dat liet onverlet dat zowel Dutchbat-militairen alsook duizenden inwoners zich vervolgens terugtrokken in de nabijgelegen Dutchbat-basis Potočari.
In de de nacht van 11 op 12 juli vluchtten zo’n 15.000 Bosnische moslims (voor het merendeel mannen) uit de enclave de nabijgelegen bergen in.
Op 13 juli werden de Bosnische moslims die op de basis Potočari hun toevlucht hadden gezocht, door Mladić gedwongen in bussen te stappen om naar Tuzla te worden geëvacueerd, zo werd hen voorgehouden.

Bosnisch-Servische soldaten hielden mannen tegen van militaire leeftijd die probeerden aan boord te klimmen. Af en toe werden ook jongere en oudere mannen tegengehouden, sommigen waren pas 14.
Volgens Mladić gebeurde dit zodat de mannen apart verhoord konden worden, maar dat ze later herenigd zouden worden met hun familie.

Dutchbat was niet in een positie hier iets tegenin te brengen (en kon uiteraard ook niet vermoeden wat er vervolgens zou gebeuren) en assisteerde bij de bussen om de evacuatie ordelijk te laten verlopen.

De tegengehouden mannen en jongens werden naar een gebouw met de naam ‘Het Witte Huis’ gebracht.

Uit het zicht van Dutchbat werden later die dag de eerste Bosnische moslims gemarteld en geëxecuteerd. Een Nederlandse officier telde ’s middags gemiddeld 20 tot 40 schoten per uur. ’s Nachts gingen de executies door. De lichamen werden door bulldozers in een eerder gegraven massagraf gedumpt. Sommigen werden levend begraven.
Mannen en jongens werden ook naar andere plekken vervoerd om daar vermoord te worden, zoals Orahovac, Petkovci, Kozluk, Branjevo en Trnovo.

Uiteindelijk zouden meer dan 8.000 Bosnische moslim-jongens en -mannen worden vermoord. Het exacte aantal is niet bekend, maar het Bosnische herdenkingscentrum houdt het op 8.373 slachtoffers.
Tot juli 2012 zijn er 6.838 slachtoffers geïdentificeerd, o.a. met behulp van DNA.
‘Srebrenica’ wordt gezien als de ergste daad van genocide in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog.
Open zenuw in Nederland
De gebeurtenissen trokken niet alleen in de regio diepe sporen. Het zorgde ook voor een nationaal trauma in Nederland. Dutchbat-veteranen kwamen langere tijd negatief in het nieuws, omdat ze door sommigen als mede-verantwoordelijk werden gezien.

Het onderzoeksrapport uit 2002 met de titel “Srebrenica, een ‘veilig’ gebied”, zorgde voor een zodanige crisis in het tweede kabinet-Kok, dat de regering viel.
Kok zag ‘Srebrenica’ als het dieptepunt van zijn carrière. Hij liet weten dat hij openlijk “wel verantwoordelijkheid” voor de gebeurtenissen op zich had genomen, “maar niet de schuld”. Die moest volgens hem in breder, internationaler verband gezocht worden, niet het minst bij de Serviërs.

Ophef ontstond er opnieuw in 2006 toen minister van Defensie Henk Kamp het Draaginsinsigne Dutchbat III aan 470 militairen uitreikte “als symbool van erkenning voor de ongeveer 850 militairen die in moeilijke omstandigheden naar eer en geweten hebben gefunctioneerd en ten onrechte gedurende langere tijd in een negatief daglicht zijn gesteld”.
Hierop kwam de nodige kritiek van nabestaanden van de slachtoffers.
Nationale herdenking en plaatsmarkering

Sinds 11 juli 1996 wordt de ‘Val van Srebrenica’ jaarlijks in Den Haag met een ‘nationale herdenking’ gememoreerd onder het tweetalige motto: ‘Nooit vergeten – Nikad ne zaboraviti’.

De herdenking van dit jaar wordt voorafgegaan door de ‘Vredesmars’, met de dubbele titel ‘Mars Mira Den Haag // Marš Mira Hag’.
Tussen 13.30 u en 14.00 u wordt op het Churchillplein, de locatie van het voormalige Joegoslaviëtribunaal, een ‘plaatsmarkering’ onthuld. Deze markering, in opdracht van het Nationaal Monument Srebrenica Genocide ’95 (NMSG), is volgens de organisatie “de eerste fysieke stap richting een definitief Nationaal Monument Srebrenica Genocide ’95 op het Churchillplein in Den Haag”.
Aansluitend gaat de tocht verder naar de nationale herdenking op het Lange Voorhout, gepland voor 15.30 uur.


De vlag

De vlag is het resultaat van vele jaren ontwerpen, accepteren, weigeren en ruziën. Uiteindelijk werd er gekozen voor een ontwerp dat alle ethniciteits-verwijzingen en nationale en regionale symbolen achterwege liet. Het ontwerp is van de Spaanse diplomaat en Hoge Vertegenwoordiger van de Verenigde Naties in Bosnië, Carlos Westendorp Cabeza.

Het is een vlag in donkerblauw en geel. Het originele ontwerp had oorspronkelijk het lichte blauw van de vlag van de Verenigde Naties, maar is in het uiteindelijk goedgekeurde ontwerp het donkerder blauw van de Europese Unie geworden. Ook de kleur geel is aan de Europese vlag ontleend.
De vlag heeft een blauwe balk aan de vluchtzijde, de overige ruimte wordt diagonaal gedeeld in twee driehoeken, één in geel, één in blauw, waarbij de blauwe driehoek (aan de broekingszijde) z’n bovenste punt mist. Langs de diagonaal zijn in het blauwe vlak negen witte sterren geplaatst, waarbij de bovenste en onderste maar half zichtbaar zijn.
De gele driehoek symboliseert ruwweg de vorm van het land. De driehoeksvormen verwijzen naar de drie bevolkingsgroepen in het land, Bosniakken, Kroaten en Serviërs. De sterren staan voor Europa. Op 4 februari 1998, drie jaar na de burgeroorlog, werd de vlag door het parlement goedgekeurd.
Vlag van de Republika Srpska

Het landsdeel Republika Srpska heeft een eigen vlag, die een variatie is op de vlag van Servië. Net als die vlag is het een rood-blauw-witte horizontale driekleur, maar dan zonder wapen.
Wat ook afwijkt is de maatvoering, die is 1:2, dus extreem langwerpig.
Deze vlag werd aangenomen op 24 november 1992.









